Verschillende juristen, onder wie hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans achten de omwonenden "op voorhand niet kansloos". Volgens hem is sinds de Urgenda-zaak een "nieuwe juridische realiteit ontstaan." Valentijn Wösten, die als jurist betrokken was bij de stikstofzaak tegen de Staat, vindt het spannend. "In principe gaan politiek en bestuur over dit soort onderwerpen. Je moet als burger dus echt aantonen dat die tekortschieten, en ernstig ook. Bij Urgenda is dat gelukt, maar in de fijnstofzaak van Milieudefensie niet. Het is de vraag op welk stapeltje deze zaak terecht komt.”
De crux is dat de boeren niets fout doen. Ze blijven ieder individueel binnen de vergunningsruimte die de overheid biedt. In gebieden met intensieve veehouderijen ligt de norm voor stank hoger dan in de rest van Nederland. De maatstaf zijn de zogeheten 'odourunits' per kubieke meter. Met de 'stapeling' van stankoverlast in gebieden met een dichtheid van veehouderijen is echter lang niet altijd rekening gehouden.
Het gaat de eisers er niet per se om dat de veehouders aangepakt worden. Ze pleiten simpelweg voor minder beesten en het verplicht stellen van betere luchtwassers.
Wanneer de zaak inhoudelijk behandeld gaat worden, is nog de vraag. Bij de rechtbank in Den Haag is door de coronacrisis een stuwmeer aan zaken ontstaan.
In onderstaand persbericht (zie kader) licht het Burgerplatform Brabant de zaak toe. Nu al is duidelijk dat de boeren zich door de burgers weer in de hoek gezet voelen.
Het anti-boeren nieuws van de dag is #stank Benieuwd wat het morgen is: Ploegen zaaien zwarte grond bemesten onkruid bestrijden maaien vee voeren met eiwit vee vervoeren in vrachtwagens slachten van vee water geven aan gewassen#BoerBashBingo pic.twitter.com/ENwnnibZv1
— Ben Apeldoorn (@ApeldoornBen) June 10, 2020
Dat het in Brabant stinkt is bekend. En het stinkt niet alleen in Brabant, maar ook in Noord Limburg en andere delen van Nederland. Overal waar varkens- en pluimveestallen als paddenstoelen uit de grond geschoten zijn.
Ongeacht of daar nu al mensen woonden of niet. Voor die burgers voelt dit als een onrecht. Zij melden zich dan ook regelmatig bij de Raad van State. Vrijwel altijd krijgen zij daar nul op het rekest. Want daar controleert men alleen of het binnen de regels blijft: Het kan best zijn dat u stankoverlast heeft. Maar dat mag daar nu eenmaal.
De Raad van State is een bestuursrechtelijk orgaan. En wat zij doen is beleid en vergunningen toetsen aan de wet, in dit geval de Wet Geurhinder Veehouderij (WGV). In deze wet is de normering voor stank vastgelegd. Dat betekent dat daarin geregeld is aan hoeveel geurhinder omwonenden blootgesteld mogen worden door een veehouderij. Maar door de uitzonderingen in de wet en de overmatige bescherming van eerder door veehouders verworven rechten wordt er zoveel hinder toegestaan dat het recht op ongestoord woongenot van burgers wordt geschonden. De dagvaarding is helder: “De Staat handelt onrechtmatig door het grondrecht van ongestoord woongenot van eisers in strijd met zijn rechtsplicht daartoe niet adequaat te beschermen. De Staat schendt daarmee artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de artikelen 21 en 22 van de Grondwet en de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.” Als een wetsbepaling strijdig is met een internationaal verdrag, moet deze door de rechter onverbindend worden verklaard of zo worden uitgelegd dat zij niet meer strijdig is met dat verdrag. Daarom stapt een groep burgers nu naar de burgerlijke rechter. Zij worden bijgestaan door advocaat Nout Verbeek uit Groningen. En zij werken daarin samen met het Brabants Burgerplatform, de stichting die opkomt voor de belangen van de burgers in het buitengebied in Brabant.
Deze groep burgers klaagt de Nederlandse Staat aan voor een onrechtmatige daad. In de WGV zitten fouten, die ten nadele werken van de burgers en hun leefomgeving. De Commissie Biesheuvel, die in opdracht van de regering onderzoek deed naar de geuroverlast, onderstreepte dit in haar vernietigende rapport ‘Geur bekennen’. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om cumulatie. Dat is de optelsom van alle stank uit een gebied bij elkaar. Want de stank die een bedrijf produceert wordt per bedrijf vergund. Of er in een leefomgeving al meer stank is van andere bedrijven, wordt daarbij niet meegerekend. Zelfs niet in ernstig overbelaste situaties. Daarnaast vinden burgers dat ze door de wet gediscrimineerd worden op basis van de plek waar ze wonen. Er wordt in de wet voor de toegestane belasting met stank verschil gemaakt tussen een concentratiegebied en een niet-concentratiegebied. Dat is discriminatie. Want burgers mogen aan meer stankoverlast blootgesteld worden omdat er in een concentratiegebied met een hoge veedichtheid meer bedrijven zitten die stinken. Dat is in strijd met het nondiscriminatiebeginsel van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De staat werd al eerder op de vingers getikt in een vergelijkbare kwestie: de Urgenda-zaak. Ook hier ging het om onvoldoende bescherming van burgers (tegen klimaatverandering) en schending door de staat van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dus er is een reële kans op succes. Zeker nu de zaak onderbouwd kan worden met conclusies uit het rapport van de Commissie Biesheuvel. En er is ook nog hoop dat met de uitspraak van Rutte in het coronadebat van 28 april j.l. in het achterhoofd, de zaak in der minne geschikt gaat worden.
Premier Rutte zei namelijk dat “De vrijheid van de een kan niet ten koste gaan van de gezondheid van de ander. We moeten het samen doen.’' En daarmee staat de deur naar een oplossing op een kier. Maar toch verwacht men dat het een zaak van lange adem kan worden en dat daardoor de kosten flink zullen oplopen.
Op 10 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#2 en #6
De geur van vaekensmesterijen is niet van die aard dat je achter een megastal je eerste date zou arrangeren. Misschien door de factor (hoeveelheid*tijdelijke opslag). Gist het het ?
Met stront is verder niets mis.
Pas getrouwd en wonend in een klein boerendorpje keek de buurman mistroostig naar mijn prei.
"Dat doe verkeerd", zei hij. 'Hoe dan ?"
Hij leerde me de preiplantjes in een lange geulen te zetten waarvan de randen een beetje omhoog, en gewoon er gier uit de eigen beerput bij gooien. Was 'zuiver biologisch' met de ervaring de put al een keer 'dood' gemaakt te hebben door schoonmaakmiddelen. De put stonk niet meer.
Eigelijk rook die wel een beetje lekker...
En de prei ?
Dik, mals, hoog hagelwit en bij het bereiden (preiprol met spekjes en in het kookwater van de prei een eerste klas verse worst (licht aangeprikt) van de zelfworstmaakslachter mee laten koken. Geen strondgeur van de prei.
We dronken er toen altijd een donkere Westmalle bij.
Helaas, heb geen beerput meer...
Eigenlijk horen die bedrijven thuis op een industrieterrein, weg van de bewoonde wereld, Maasvlakte of zo. Is al eerder geopperd.
Op deze manier echter wordt/is Nederland al één grote industrievlakte, met mais en raaigrasvlaktes en intensieve vee en pluimveeteelt. Met wat natuurgebiedjes, of wat daarvoor door gaat, die wel een dekmantel daarvoor lijken. En activiteiten/industrieterreinen. En tja, daar wonen dan ook mensen tussen. Verrommeling. Niemand weet helder wat, en economie gaat voor.
De verwijzing naar de antidiscriminatiewet is ook wel grappig burgers worden gediscrimineerd op basis van de plek waar ze wonen, dat bied ook weer kansen want boeren worden ook gediscrimineerd op basis van de plaats waar hun bedrijf ligt.
Zou een boer een TBO ook aansprakelijk kunnen stellen voor de schade die hij lijdt als gevolg van het ophogen van de natuurdoelen.
Dit wordt/is het nieuwe normaal groepjes die via de rechter de regering voor het blok zetten hoeveel zin heeft het om dan nog te gaan stemmen je kunt beter zieltjes gaan winnen op de rechten faculteit.
Jordi Kolenbrander geeft verkeerde voorstelling van zaken. Ik kom van het Brabantse platteland en woonde als kind op een boerderij. Mijn vader had een gierton of zoals dat heette een zèèkton. Dat stonk niet. Rook wel. Het was de gier die gescheiden in de put was gelopen en over het land werd gereden: zoeien. De vaste mest werd op het land met de riek gebroken. Pas toen die gier en de vaste mest bij elkaar kwamen ontstond de stank en dus de blubberton, die met het jaar groter werd en de stank nam toe. Dat is één.
Op de tweede plaats altijd de discussie: wie was er het eerst. Die ene burger was er eerder dan de meeste dieren om hem heen.
En Cyril: inderdaad de boeren zijn nu gedeputeerden......