Onder de veehouders neemt de concurrentie toe. De boerenslimmigheid dus ook. Veehouders zoeken vaker de rand op en gaan er steeds meer overheen. Dat wordt dan weer ingedamd met regelgeving. Omwonenden raken intussen in een spagaat. Ze begrijpen best dat sommige boeren uitbreiden om investeringen terug te verdienen. Maar anderen blijven steeds meer en grotere stallen bouwen. Dat maakt het leefgebied steeds minder leefbaar.

In de gebieden met veel vee is velen malen meer stank en overlast toegestaan dan in de rest van Nederland. Dus burgers moeten daar nadrukkelijker opkomen voor hun eigen leefomgeving. Het rijk, de provincie en de gemeente doen dat al jaren niet. Burgers willen krimp van de veestapel en meer aandacht voor de negatieve effecten van de veehouderij. Van ernstige stankoverlast en verstening van het platteland, tot verlies van biodiversiteit en oplopende gezondheidsrisico’s.

Burgers blokkeren geen distributiecentra en snelwegen. Ze trekken niet naar Den Haag. Maar ze gaan wel allemaal stemmen
Bij hun recente acties hamerden de boeren op meer ontwikkelruimte, minder regelgeving en een gelijk speelveld. Ook de burgers in het buitengebied, die daar meestal al jarenlang wonen en de overlast alsmaar hebben zien groeien, pleiten voor zo’n gelijk speelveld. Zij willen minder veedichtheid en leefbare normen. Burgers blokkeren geen distributiecentra en snelwegen. Ze trekken niet naar Den Haag. Maar ze gaan wel allemaal stemmen. Ze begrijpen dat individuele boeren gebruik maken van de ruimte die het systeem hen biedt. Daarom pleiten burgers voor een stevige sanering en voor radicale vernieuwing van de veehouderij.

Onvermijdelijk
Alles wijst erop dat de veehouderij, die groot werd door minimalisatie van kosten en maximalisatie van bulkproductie, het einde van zijn cyclus nadert. Onze maatschappij is zich steeds beter bewust van de minpunten in het proces en de negatieve bijwerkingen, en stelt hogere eisen aan de kwaliteit van voedsel.

Boeren staan voor een lastig dilemma. Wil je als ondernemer door op de ingeslagen weg van grootschaligheid, dan is ons land te klein. Want de richting is bepaald: we gaan naar een circulaire veehouderij. En als we ‘circulair’ invullen op nationale of regionale schaal, is forse krimp van de veestapel onvermijdelijk, gezien de beschikbare gronden en de beperkte hoeveelheid reststromen van de voedingsindustrie.

Daarbij moet je als veehouder ook met de beleidsmatige effecten van de coronapandemie rekening houden. Waarschijnlijk wordt er een rem gezet op het wereldwijde gesleep met vee en vlees. De trend neigt, ook elders in West-Europa, onmiskenbaar naar veilig voedsel van dichter bij huis.

Boeren hebben vanouds een binding met hun dieren, met hun grond, met het landschap én met de omwonenden. Een groot deel van de huidige veehouders is deze binding verloren
Bovendien leggen steeds meer wetenschappers de vinger op de gezondheidsrisico’s voor de bewoners van de veedichte gebieden, waar eerder Q-koorts, stank, fijnstof, stikstof en nu ook corona, als donkere wolken samenklonteren.

Boeren hebben vanouds een binding met hun dieren, met hun grond, met het landschap én met de omwonenden. Een groot deel van de huidige veehouders is deze binding verloren. Omwonenden zijn de tegenpartij geworden.

Maar het tij keert. Ook in Den Haag, waar de boeren jarenlang wind in de zeilen geblazen werd. De overheid heeft haar rug gerecht. Soms onder druk van de rechtspraak. Soms door nieuw inzicht. ‘De vrijheid van de een kan niet ten koste gaan van de gezondheid van de ander’, sprak premier Mark Rutte onlangs kernachtig. Gezondheid lijkt daarmee voor het eerst zwaarder te wegen dan economisch gewin.

Arbeidsmigranten
Tegelijk groeit in Den Haag het besef dat we met zijn allen stiekem een hoge prijs betalen voor de export van al dat vee en vlees en de werkgelegenheid voor voornamelijk arbeidsmigranten. De schade aan klimaat, natuur en biodiversiteit en de kosten van extra gezondheidszorg, de achteruitgang van bodem, lucht en water en de torenhoge subsidies voor mestvergisting werden tot op heden niet aan de vee-industrie toegerekend. De zorgen om een nieuwe pandemie en de klimaattransitie zullen leiden tot meer realistische rekensommen.

De boeren zijn ogenschijnlijk solidair. Maar er is een concurrentieslag tussen intensieve veehouderij en melkveehouderij. Om reststromen en om mestafzet. Als de overheid niet kiest, kiest de markt. Dan kunnen we waardevolle bedrijven verliezen.

In de intensieve veehouderij hebben relatief veel ondernemers niet meer grond dan het bouwvlak waarop de stallen staan. Ze hebben alleen binding met de euro’s . Ze willen in megastallen zoveel mogelijk vlees tegen zo laag mogelijke kosten produceren. Deze bedrijven horen niet thuis in het buitengebied. Vee-industrie hoort gewoon op een industrieterrein.

Boeren die het probleem veroorzaakten, kunnen het ook weer oplossen. Door weer boer te worden

Boeren die het probleem veroorzaakten, kunnen het echter ook oplossen. Door weer boer te worden. Door weer een verbinding aan te gaan met hun dieren, het landschap en hun buren. Door verantwoordelijkheid te nemen voor natuur en biodiversiteit op hun gronden. Boeren zijn ondernemend genoeg.

Maar boeren hebben bondgenoten nodig: burgers die een nieuwe koers voor een kleinschalige veehouderij onderschrijven. Burgers die hen ook als consument willen steunen. Daarom moeten boeren en burgers aan tafel, en met een plan naar Den Haag.

Dat plan omvat sanering van de vee-industrie op het platteland én een perspectief voor een nieuwe generatie. Want eigenlijk wil iedereen dat boeren met minder vee in een natuurlijke omgeving een eerlijke boterham kunnen verdienen.

Frank van den Dungen, Cyril Hoevenaars en Geert Verstegen zijn bestuursleden van het Brabants Burgerplatform. Deze opinie verscheen vandaag ook in Het Financieele Dagblad.
Dit artikel afdrukken