Een ‘kennissynthese’ noemt het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het rapport over het verband tussen voedingstekorten en gedrag bij ‘justitiabelen’. Kan een tekort aan bepaalde nutriënten agressie, depressie en andere ongewenste psychologische en neurologische effecten veroorzaken? En kan betere voeding die voorkomen en wellicht verbeteren? Dat is een prikkelende vraag in een gevoelig onderzoeksgebied.

In het voorwoord van Voeding en justitiabelen: van strafelement naar rehabilitatie-instrument? pakt waarnemend directeur Daalder de koe meteen bij de hoorns: “Criminologie is al enkele decennia niet meer het exclusieve domein van de sociale wetenschappen. Andere wetenschappelijke disciplines zoals de neurowetenschappen, genetica en toxicologie hebben laten zien dat crimineel gedrag meer is dan het resultaat van opgroeien in een slechte buurt, ongunstige opvoedingspraktijken of de omgang met slechte vrienden.”

Criminologie is al enkele decennia niet meer het exclusieve domein van de sociale wetenschappen
Buikhuisen
Dat brengt de affaire Buikhuisen in herinnering, dat de geschiedenis van de wetenschap is ingegaan als een van de meest infame karaktermoorden. De hoogleraar criminologie Wouter Buikhuisen deed 40 jaar geleden in Leiden onderzoek naar mogelijke biologische en neurologische achtergronden van misdadig gedrag. In de jaren zeventig was het echter ondenkbaar dat zoiets aanleg kon zijn, het was beslist geen nature. De mens is niet slecht geboren, maar wordt door allerlei sociale omstandigheden slecht gemaakt, alles was nurture. Dat was destijds de heersende opvatting in de menswetenschappen.

De kennis van de hersenen was inmiddels gegroeid en Buikhuisens ideeën over biologische oorzaken van crimineel gedrag bleken zo gek nog niet
Linkse media, in het bijzonder Vrij Nederland en de VPRO, speelden het fors op de man. Volgens columnist Hugo Brand Corstius was Buikhuisen slecht èn dom, wat ook de titel was van een boekje met zijn verzamelde felle geschriften tegen Buikhuisen. Die trok zich terug uit de wetenschap omdat het werken hem onmogelijk werd gemaakt na bedreigingen (en werd antiekhandelaar). In 2009 werd hij gerehabiliteerd. De kennis van de hersenen was inmiddels gegroeid en Buikhuisens ideeën over biologische oorzaken van crimineel gedrag bleken zo gek nog niet.

De affaire Buikhuisen is in dit verband interessant, omdat het de ontwikkeling van het onderzoek in de biosociale criminologie in Nederland ernstig heeft opgehouden. Niettemin konden de onderzoekers van het WODC putten uit veel onderzoek, buitenlands en vooral Amerikaans. Wel vooral onderzoek uit andere deelgebieden dan waarop Buikhuisen zich had gericht.

Penitentiaire context
De literatuuronderzoekers van het WODC gooiden het net breed uit. Niet alleen speurden ze in de literatuur naar mogelijke verbanden tussen gebrekkige voeding en crimineel gedrag, ook keken ze naar aandoeningen als depressie, schizofrenie en ADHD, zowel bij kinderen, adolescenten als volwassenen. Er werd een onderscheid gemaakt naar de lange en de korte termijn, naar het gevolg van een gebrek aan nutriënten door ondervoeding op de ontwikkeling van het lichaam en de hersenen en de acute effecten van voeding, die door suppletie of restrictiediëten wellicht zijn bij te sturen.

Een belangrijke taak van de onderzoekers was tot voorstellen te komen voor het inzetten van voeding als interventie binnen de penitentiaire context. Ze legden met een allesomvattend overzicht en grondige analyse van de literatuur over deficiënties van voedingsstoffen een stevige basis voor hun bevindingen.

Observationeel
Conclusies worden met grote omzichtigheid getrokken. Niet alleen zijn de onderzoeken die opgenomen zijn op de leeslijst meestel observationeel, er spelen zoveel factoren mee dat causaliteit in de meeste gevallen niet is vast te stellen. Dat leidt tot dergelijke formuleringen: “Vooral tekorten die heel vroeg in de ontwikkeling optreden zouden geassocieerd zijn met tal van ongunstige uitkomsten, zoals gedragsproblemen, slechtere schoolprestaties, latere agressieproblemen en soms ook verminderde intelligentie.” ‘Zouden geassocieerd zijn’, die zien we vaker terugkomen.

‘Zouden geassocieerd zijn’, die zien we vaker terugkomen
Als er al een effect gezien wordt - ongunstig door een tekort of gunstig door suppletie - dan is vaak het mechanisme onduidelijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor omega-3 vetzuren. “Uit een aanzienlijk aantal meta-analyses kwam naar voren dat ω-3-vetzuren een gunstig effect kunnen hebben bij depressieve klachten, vooral als deze ernstig zijn. Ook bij agressie lijken deze vetzuren een gunstig (agressie verminderend) effect te hebben. ADHD-klachten bij kinderen zouden ook afnemen bij het gebruik van ω-3-vetzuren, al lijkt het effect klein.”

Daarnaast zijn enkele studies uitgevoerd bij psychotische patiënten, schrijven de auteurs. Weer: “Alhoewel soms positieve resultaten werden gerapporteerd, is het aantal en de omvang van de studies te klein voor duidelijke conclusies.” Hetzelfde beeld dient zich aan bij andere voedingsstoffen, waaronder “vitamine D (bij depressie), zink (depressie en ADHD bij kinderen) en magnesium (ADHD bij kinderen)”. Ook hier een slag om de arm: “Het aantal studies dat effectiviteit suggereert is echter te klein voor duidelijke conclusies.”

Veelbelovend
Heel overtuigend is de wetenschap misschien niet, het geeft volgens de onderzoekers wel een richting aan. De suppletie van omega-3-vetzuren bij depressie en agressie lijkt “veelbelovend” als therapie, ook al is onduidelijk welke dosis dan toegediend moet worden. Ook lijken de 3 verschillende soorten omega-3-vetten een verschillend effect te hebben. Tweemaal (vette) vis per week op het menu zou ook voor gedetineerden moeten gelden.

Onduidelijk is ook wat suiker, of glucose, doet op agressieve gedragingen. Het rapport maakt (weliswaar niet als eerste) korte metten met het wijdverbreide idee dat kinderen hyperactief en volwassenen agressief worden van te veel suiker. Er zijn zelfs onderzoeken die wijzen op een kalmerend effect van het toedienen van suiker. De hersenen hebben suiker nodig en als ze genoeg krijgen houden ze zich koest, is het idee.

Daar staat tegenover dat al in oudere Amerikaanse studies (vanaf 1975) werd gezien dat na het overstappen van junkfood en candy bars op gezonde voeding met noten en rauwkost jonge geïnterneerde delinquenten minder agressief gedrag vertoonden. Ander onderzoek naar de glucoseregulatie laat zien dat verstoring daarvan kan leiden tot milde hypoglykemie bij agressieve alcoholisten. Hypoglykemie is het te snel dalen van de bloedsuikerspiegel, met als gevolg humeurigheid, prikkelbaarheid en gewelddadigheid.

Een tekort aan vitamine D, dat ook in verband wordt gebracht met agressief gedrag, was een veelvoorkomend probleem bij gedetineerden die (begrijpelijk) niet veel in de zon komen. Gevarieerde, complete voeding moet voldoende mineralen en andere micronutriënten geven.

Verslavingsproblematiek
Justitiabelen zijn vaak al niet de gezondste mensen als ze ‘binnenkomen’. Een zwakke socio-economische positie, een ongeregeld en ongezond leven, met mogelijke verslavingsproblematiek, en beperkte geestelijke vermogens zijn determinanten van een slechte gezondheid. Goede voeding tijdens de detentie kan die aanzienlijk opkrikken, blijkt uit veel onderzoek.

Justitiabelen zijn vaak al niet de gezondste mensen als ze binnenkomen
Waar het rapport naar toe werkt, is de verbetering van de gevangeniskost, daar wijst de titel Voeding en justitiabelen: van strafelement naar rehabilitatie-instrument? al op. Nummer 10 van de 11 deelvragen die het rapport stelt, luidt: ‘Hoe verhoudt het aangeboden voedsel en de voedingscultuur zich tot de begrippen zorgplicht, eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en normalisatie?’ Daar zit al iets van een antwoord in. Er staat ‘voedsel’, en niet ‘maaltijden’ of ‘menu’. Dat zegt misschien onbedoeld al iets over de appreciatie van het eten in de lik.

De voedselvoorziening in de penitentiaire inrichtingen is vaak in handen van cateringbedrijven en gericht op kostenbesparing en efficiëntie. De gedetineerden krijgen een kant-en-klare (diepvries)hap voorgezet, die wat voedingswaarden betreft aan de eisen van een gezonde maaltijd moet voldoen. Maar, stelt het rapport fijntjes, het is de vraag “of het aangeboden voedsel ook daadwerkelijk volledig wordt benut.” Met andere woorden, of het ook opgegeten wordt.

In Scandinavische landen, en ook in België, is ervaring met een systeem dat selfcatering heet. De gedetineerden koken zelf hun eten, waarvoor budget en faciliteiten beschikbaar zijn. De Raad van Europa heeft al in 2006 selfcatering aangemoedigd in een besluit, omdat het gevangenisleven zoveel mogelijk op het leven in de maatschappij buiten moet lijken. Het WODC doet geen concrete aanbevelingen, maar de strekking is duidelijk: een ander systeem van het klaarmaken en verstrekken van goed eten kan op meerdere vlakken de gezondheid en het welzijn van gedetineerden verbeteren.
Dit artikel afdrukken