Volgens de bank is het teruglopende krediet te wijten aan verschillende oorzaken. Het aantal boeren loopt terug, zodat de vraag naar krediet krimpt. Bovendien blijken agrariërs terughoudend te zijn met investeringen zo lang niet duidelijk is met welke nieuwe klimaat- en milieu-eisen ze te maken krijgen. "Dat matigt het investeringsanimo", aldus een woordvoerder in Het Financieele Dagblad.

De bank blijkt in de nasleep van de kredietcrisis kritischer te zijn gaan kijken naar de financieringsrisico's van boeren. Kortere looptijden, minder focus op het onderpand (de stal of kas) en meer op de cashflow van de ondernemer moeten de boeren en tuinders minder afhankelijk maken van de bank. Dat is niet alleen voor de bank beter, maar ook voor de klanten zelf, al leidt het soms tot boosheid bij boeren.

"Bedrijven kunnen beter zelf een buffer hebben, in plaats van alles te lenen bij de bank", zegt Ruud Huirne. "Ons uitgangspunt is steeds meer geworden dat een boer of tuinder twee slechte jaren moet kunnen overbruggen zonder hulp van de bank. Net als in andere ondernemingen mag je in de landbouw toch een solvabiliteit van minimaal 30 of 40% verlangen."

Deze uitspraken betekenen dat de marginaal rendabele ondernemingen binnen de boerensector minder gemakkelijk financiering loskrijgen. De toekomst is aan marktgerichte bedrijven die geld weten te verdienen en een eigen buffer weten op te bouwen waaruit ze slechte jaren kunnen financieren.

Het uitstaande krediet van Rabobank aan de Nederlandse boeren en tuinders mag dan dalen, aan voedselverwerkende bedrijven en de buitenlandse food- en agrisector is de bank juist meer gaan lenen, schrijft het FD. "Door aan meer klanten te lenen, niet door hogere kredieten te verstrekken."
Dit artikel afdrukken