Het komen en gaan van Natura2000-habitattypen en habitats van soorten is het gevolg van een in het Standaard Dataformulier (SDF) voorgeschreven procedure. Met enige regelmaat moet een update van de gegevens worden gedaan.

Die updates zijn noodzakelijk als uit onderzoek blijkt dat er in een gebied veranderingen hebben plaatsgevonden. Ook kunnen nieuwe of betere inventarisaties eerder over het hoofd geziene habitattypen of soorten aan het licht brengen. Het is gebruikelijk dat de update gegevens tevens worden vastgelegd in de (nationale) aanwijzingsbesluiten.

Onderstaand geef ik een voorbeeld van het Natura2000 gebied Bakkeveense Duinen. Daaruit blijkt dat de uitvoering van die procedure normaal is verlopen. De aanpassingen ten opzichte van 2004 van de SDF-gegevens in 2013 en in 2018 gaan gepaard met aanpassing in respectievelijk het Aanwijzingsbesluit (Awb 2013-05) en het Ontwerp-wijzigingsbesluit uit 2018.
De letters in de SDF-rijen zijn de EU-codes voor de staat van instandhouding (SVI), A: uitstekend, B: goed, C: matig tot slecht. Gegevens over oppervlak zijn identiek voor 2013 en 2018; die voor 2004 zijn niet beschikbaar.

Een beroepsprocedure tegen het Wijzigingsbesluit is in feite mosterd na de maaltijd en zou hooguit zinvol kunnen zijn als één van de vijf daarin opgenomen habitattypen bij nader inzien in verwaarloosbare mate aanwezig zou zijn, of als de voorgestelde doelstellingen ten aanzien van SVI en oppervlak onredelijk zouden zijn.
Voor de goede orde: uitsluitend voor habitattype H2320 (Stuifzanden met Kraaiheide) is een doelstelling geformuleerd voor verbetering van de SVI en uitbreiding van het oppervlak. Voor de andere vier mag alles blijven zoals het was.


Het werkelijke probleem voor agrariërs is niet terug te voeren op voorschriften of procedures uit de Habitatrichtlijn, maar op de discrepantie tussen wat verplicht is onder artikel 6, derde lid van die richtlijn en de Nederlandse uitvoering daarvan.

Het gaat om het toepassingsbereik van de passende beoordeling (het gele deel van de tabel). De onduidelijkheid over dat toepassingsbereik, die het gevolg was van de formulering van het derde lid, is weggenomen door een Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het is het resultaat van een procedure van de bekende Ierse natuurrechtkenner en juridisch activist Peter Sweetman en staat bekend als het Sweetman-arrest.

Eenduidig
Het arrest beperkt de toepassing tot de habitattypen en habitats van soorten die de aanleiding zijn geweest voor de selectie van de gebieden, voorafgaand aan hun status als Natura2000 gebied. In het geval van de Bakkeveense duinen gaat het om het type H2320: Stuifzanden met Struikheide. Voor alle andere habitattypen gelden alleen de verplichtingen van artikel 6, het eerste en tweede lid – waarvoor (ter informatie) de richtlijn geen vergunningplicht voorschrijft.

Volgens Calleja gaat het echter om een 'zienswijze en interpretatie' van zijn toenmalig ambtenaar die geen kracht van wet heeft en ook geen Nederlands beleid hoeft te zijn. Toch deed Den Haag of het van Brussel moest
Het Sweetman-arrest is volstrekt eenduidig. Daar kan geen misverstand over bestaan, zo blijkt uit een reactie van Daniel Calleja Crespo, tot juni 2020* Algemeen Directeur Milieu van de Europese Commissie. Zie uit mijn correspondentie met hem de documenten 1a en1b waarvan onder de links de originelen heb bijgevoegd. In april 2016 wees ik Calleja via de Stichting Iquatro op het feit dat het Nederlandse landbouwministerie weigerde het Arrest uit te voeren. Ons ministerie beriep zich namelijk op een persoonlijke interpretatie van het Arrest door een medewerker van het Directoraat-Generaal voor Milieu in Brussel (zie doc 2 en 3) en heeft middels een Kamerbrief deze interpretatie aan de Tweede Kamer parlement gecommuniceerd als een feit voor het vigerende beleid (zie doc 4).

Volgens Calleja gaat het echter om een 'zienswijze en interpretatie' van zijn toenmalig ambtenaar die geen kracht van Europese wet heeft en ook geen Nederlands beleid hoeft te zijn. Het maken van beleid en dat omzetten in nationale wetten is aan de lidstaten. Toch deed Den Haag of het van Brussel moest. Die juridisch merkwaardige keuze schond en schendt nog altijd het soevereine oordeel van de enige bevoegde partij in deze zaak, nl. die van de hoogste rechter: het Europese Hof in Luxemburg. Het staat Nederland weliswaar vrij zelfstandig beleid te voeren dat ingrijpender is dan de richtlijnverplichtingen, tenminste zolang dat beleid daarmee niet in conflict komt. Pretenderen dat het moet van Brussel en daar over de problemen met het nationaal gekozen gaan klagen terwijl Nederland het Arrest negeert, is absurd.

Ook van belang voor geplaagd kabinet
Hopelijk wordt hiermee duidelijk waar de agrarische sector aan zou moeten werken. Met het Sweetman-arrest in de hand kan de relevante nationale wetgeving op orde worden gebracht. Den Haag moet zijn verantwoordelijk nemen en duidelijk zijn over wat het wil en gaat doen naar Brussel en boeren, maar lijkt dat steeds te willen vermijden. Die houding wordt bevestigd door het bezoek van 4 Nederlandse ministers aan Eurocommissaris Sinkevicius van Milieu (het oude departement van Calleja) ; ze vroegen hem om hulp bij het creëren van stikstofruimte, een louter in nationale Nederlandse wetgeving gecreëerd vraagstuk met ernstige gevolgen.
Nu het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel Den Haag flink aan zijn zenuweindjes heeft getrokken, heeft ook Rutte IV om te overleven alle belang bij het juridisch inhoudelijk verhelderende Sweetman-Arrest en de duidelijke procedurele woorden van Calleja. Het stelt Den Haag namelijk in staat een deel van de stikstofcrisis in één beweging op te lossen. Nederland zou zich moeten realiseren dat door de Habitatrichtlijn en de daarbij behorende jurisprudentie van het Hof uit te voeren naar letter en geest, de kwaliteit van de Natura2000 gebieden uitstekend gewaarborgd kan worden. Met Sweetman in de hand kan daarmee een begin worden gemaakt op een manier die wegleidt uit het verlammende moeras waarin bestuurders elkaar en de toekomst van Nederland blokkeren.

* In juni 2020 werd Calleja algemeen directeur Juridische Zaken van de Europese Unie.

Veel lezers zullen niet direct kunnen overzien wat de implementatie van het Sweetman-Arrest in de praktijk betekent. Ik zal dit verduidelijken aan de hand van het Natura2000-gebied Landgoederen Oldenzaal.

Het gebied heeft zijn status als Natura2000 gebied verkregen omdat het is geselecteerd als één van de belangrijkste gebieden voor het habitat (leefgebied) van de Kamsalamander, die er voorkomt in een uitstekende staat van instandhouding.

In het gebied komen bovendien de volgende habitattypen voor die niet voldeden aan de criteria voor gebiedsselectie:
H4010: Vochtige heide, KDW 1071 mol/ha.jr, SVI EU-code C: matig-slecht, opp 4 ha
H4030: Droge heide, KDW 1429 mol/ha.jr, SVI EU-code C: matig-slecht, opp 0,7 ha
H9120: Beukenbossen met Hulst, KDW 1429 mol/ha.jr, SVI EU-code A: uitstekend, opp 113 ha
H9160: Eiken-Haagbeukenbossen, KDW 1429 mol/ha.jr, SVI EU-code C: matig-slecht, opp 13 ha
H91E0: Alluviale bossen met Els, KDW 2143 mol/ha.jr, SVI EU-code A: uitstekend, opp 23 ha

Ingevolge het Nederlanfdse beleid is bij “plannen of projecten (Habitatrichtlijnen artikel 6, lid 3) en andere handelingen (Nederlandse toevoeging)”, een passende beoordeling (PB) vereist voor de Kamsalamander en de vijf habitattypen die in meer of mindere mate srikstofgevoelig zijn.

Bij een correcte uitvoering van HR artikel 6, derde lid, met inachtneming van het Sweetman-Arrest kan de PB beperkt blijven tot het habitat van de Kamsalamander. Dat bestaat uit (matig) voedselrijke poelen en stilstaand water met waterplanten en (ruige) oeverbegroeing, die vooral te vinden zijn in agrarisch gebied. Geen stikstofprobleem, wel een belangrijk aandachtspunt in het beheer van het gebied.

Implementatie van het Sweetman-arrest heeft als consequentie dat een (richtlijn-conforme) bredere en meer pragmatische invulling nodig is van de voorschriften van de leden 1 en 2 van artikel 6 waarbij de aandacht niet alleen naar stikstof behoort uit te gaan. Dan kan ook het hele vergunningencircus worden afgeschaft. Zonder dat de natuur eronder lijdt, maar er zelfs beter van wordt.
Voor de overige vijf habitattypen gelden de voorschriften van artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn: het nemen van maatregelen die tegemoet komen aan de ecologische vereisten van de betreffende typen. Tevens de voorschriften van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn: maatregelen ter voorkoming van achteruitgang van kwaliteit.

De maatregelen die (eventueel) nodig zijn om te voldoen aan die twee voorschriften hangen nauw samen. Om die via vergunningverlening volledig op te hangen aan stikstofdepositie is kortzichtig. Er zijn een hele reeks factoren die een rol kunnen spelen, zoals waterhuishouding en de wijze van beheer of agrarisch gebruik.

Implementatie van het Sweetman-Arrest is uiteindelijk niet voldoende om de relatie boer-natuur op het goede spoor te krijgen. Ook het begrip “andere handelingen” moet uit werkingsbereik van de PB verdwijnen, het heeft namelijk niets met de Habitatrichtlijn te maken. Het is in de Nederlandse wetgeving toegevoegd om greep te krijgen op “bestaand gebruik”, wat daardoor vergunningsplichtig kon worden gemaakt.

Implementatie van het Sweetman-arrest heeft als consequentie dat een (richtlijn-conforme) bredere en meer pragmatische invulling nodig is van de voorschriften van de leden 1 en 2 van artikel 6 waarbij de aandacht niet exclusief naar stikstof behoort uit te gaan. Dan kan ook het hele vergunningencircus worden afgeschaft. Zonder dat de natuur eronder lijdt, maar er zelfs beter van wordt.

Op Boerderij valt te lezen dat Nederlandse boerenorganisaties en het bestuur van de provincie Fryslân het Wijzigingsbesluit als gevolg van de onjuiste interpretatie van Nederland zien als het stikstofgevoelig - een dus vergunningplichtig - maken van nieuwe habitattypen. De vanuit boerenbelangen opgerichte organisaties Stikstofclaim en NewMob gaan in beroep tegen het wijzigingsbesluit.

Dit artikel afdrukken