Een alternatieve opvatting is dat boeren ook de oplossing zijn voor dit alles. We kunnen ons – vogelaar en kippenboerin - daar best in vindenGewasbeschermingsmiddelen of gif?
Boeren en natuurbeschermers... Waar de ene beroepsgroep het heeft over gewasbeschermingsmiddelen, heeft de andere groep het over gif. Gangbare landbouw en de idylle van een boerenlandschap met kwelende veldleeuweriken en raspende patrijzen lijken elkaars tegenpolen geworden. Neem de politieke scherpslijperij die nu rond stikstof de gemoederen bezighouden, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Vanuit boerenperspectief worden talloze bijlen aan de wortels van het bestaan gezet, vanuit ecologenperspectief hebben boeren een kaalslag van ongekende omvang veroorzaakt. Iedere nuance om tot werkbare oplossingen te komen sneeuwt onder in retoriek. Intussen maken boeren, die vaak al generaties lang voedsel produceren tegen een zo laag mogelijke prijs, zich zorgen over hun toekomst. Huidige structuren schieten tekort om flexibel en deskundig in te springen op veranderingen die strikt genomen logisch zijn.
Aha, hier gaat het al moeilijk worden. Want wat is ‘strikt genomen logisch’? Boeren zullen zeggen: ja, we hebben landbouwkundige maximalisatie bereikt en produceren efficiënt tegen een zo laag mogelijke kostprijs. Ecologen zeggen in koor: ja, de keerzijde is dat de schade eenzijdig bij natuur, landschap en milieu is neergelegd. Een alternatieve opvatting is dat boeren ook de oplossing zijn voor dit alles. We kunnen ons – vogelaar en kippenboerin - daar best in vinden. We wijzen er echter op dat het aantal voorbeelden waarin langjarig en succesvol de economie van het agrarisch gebied en ecologische kwaliteit elkaar versterkten in plaats van elkaar uitputten, op een hand zijn te tellen.
Het aantal voorbeelden waarin langjarig en succesvol de economie van het agrarisch gebied en ecologische kwaliteit elkaar versterkten in plaats van elkaar uitputten, zijn op een hand te tellenGeluk en juiste ecologische randvoorwaarden
Het zou te makkelijk zijn om het relatieve succes van het werk aan akkervogels in Groningen – en de grauwe kiekendieven in het bijzonder - als voorbeeld te nemen van de bewering dat boeren en vogelbeschermers goed met elkaar uit de voeten kunnen. De facto kon dit voorbeeld louter en alleen lukken door een mix van geluk en de juiste ecologische randvoorwaarden die in graangebieden op zware kleigronden al aanwezig waren. Daarnaast was er altijd respect voor elkaars posities en waren de persoonlijke contacten goed. Daar kwam bij dat er ook economisch voordelen waren voor boeren die aan natuurbeheer in akkerland wilden doen. Het natuurinclusieve concept ‘Vogelakkers’ bleek destijds een regelrechte voltreffer omdat zowel akkerbouwers, een groenvoederdrogerij en de vogelbescherming (kiekendieven en veldleeuweriken) profiteerden. We zijn niet verbaasd dat de Vogelakkers – een combinatie van luzerne/klaver en braakstroken – het ook in Vlaanderen goed deden en zelfs de basis vormden voor het Plan Kiekendief. Maar goed, dit terzijde.
Succesvol samenwerken tussen natuurbeschermende boeren en landbouwdenkende ecologen is dus schaars. Dit komt ook omdat we elkaars taal niet spreken, laat staan begrijpen. Geforceerd om de tafel zitten (er zijn in Nederland de laatste drie jaar al tientallen landelijke en regionale praatgroepen – vaak door overheden – geïnitieerd) schiet echt niet op. Het gaat hier vaak om dezelfde mensen die elkaar in allerlei andere praatcircuits tegenkomen en met afgebakende belangen aanschuiven. In Vlaanderen gaat het dan bijvoorbeeld om Natuurpunt en het Boerensyndicaat, in Nederland om LTO/BoerenNatuur en het WNF (Wereldnatuurfonds). De kennisopbouw en kennisverdeling verloopt ook vaak langs dezelfde lijnen. De ingrediënten voor de huidige patstelling zijn derhalve verbonden met deze structuren: structuren die vanuit het eigen gelijk het algemene gelijk met lobby en acties naar zich toe proberen te trekken. Structuren die belangen hebben die het bouwen van bruggen lastig maakt, structuren die een jargon bezigen waar zowel boer als natuur niets aan hebben.
Motivatie en elkaars taal leren
Natuur en boer kunnen alleen maar samengaan als de boer ook zelf verbetering van de biodiversiteit wil. Dat we elkaars taal moeten leren spreken is daarom een noodzaak. We moeten elkaars interesses leren begrijpen en elkaar motiveren om het beter te doen. Er moet de motivatie zijn om 1 wulp in het land te verdubbelen of verviervoudigen. De combinatie natuurbeschermer en boer is daarvoor essentieel, maar hoe verzoen je beiden als er geen wederzijds respect is?
Natuur en boer kunnen alleen maar samengaan als de boer ook zelf verbetering van de biodiversiteit wilZowel in Nederland als in Vlaanderen zal de landbouw moeten zorgen dat de biodiversiteit verbetert, willen we landbouw overhouden in de verschillende landbouwgebieden in Nederland en in Vlaanderen. We zijn ervan overtuigd dat dit hand in hand kan gaan met innovatieve oplossingen en aanpassingen in onze werkmethoden. Ook een ruimere blik op natuurbeleid is mogelijk, waarbij we van elkaar kunnen leren. We zullen daarnaast meer moeten samenwerken, bijvoorbeeld rond teeltplannen. Echter: wie rood staat kan niet groen doen. Geld voor natuurbeheer zal anders verdeeld moeten worden.
Elkaar verrijken met kennis
Het beste is om rond elkaars keukentafel te gaan zitten, een rondje op het erf te lopen en de verwondering van een reeënprent en een roepende kwartel samen te beleven. De ecoloog die belangstelling heeft wat de boer in de schuur heeft staan, en de boer die zich afvraagt waarom die scholekster ieder jaar op hetzelfde perceel gaat zitten. We zeggen met dit stuk niet de wijsheid in pacht te hebben. We denken wel dat we in alle oprechtheid beter naar elkaar zouden moeten luisteren. Voedselproductie is een algemeen belang, te belangrijk om uitsluitend over te laten aan overheden en belangengroeperingen.
Op 10 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#15 Janneke. Ja. Dat dus. Het afbreken van nuttige structuren is nu best noodlottig. Er moet weer een goede basisstructuur opgetuigd. Maar daar was een belang bij div. juist dat stuk te maken vanuit politieke opportuniteit.
#15, ja natuurlijk was ook DLG destijds niet altijd even strak bezig. Maar als relatieve buitenstaander zat ik destijds als een ongewilde toeschouwer met verbijstering te kijken hoe de sloopkogel een noodzakelijke organisatie liet neerzijgen, ik schreef er laatst wat over op dit medium: https://www.foodlog.nl/artikel/drie-jaar-stikstofgestumper-het-is-tijd-voor-vaklui/ Zekers, iets afbreken gaat sneller dan opbouwen. Toch zijn er denk tal van redenen om een verbeterde – provinciegrenzenoverschrijdende - organisatie op te bouwen. Zowel vanuit Ruimte Ordeningsoogpunt, gangbaar natuurbehoud, nieuwe natuur en nu natuurlijk ook het Stikstofvehikel is een strakke ambtelijke organisatie nodig. Zit veel in Vlaanderen, heb het idee dat de Vlaamse Landmaatschappij. Daar zitten goede veldmensen die zowel de taal van boer en ecoloog goed spreken. Laat het vooral een a-politieke organisatie zijn, dat zijn de provincies beslist niet.
Ja Ben, als oud DLG er heb ik ook ervaren hoe veel goede dingen aan keukentafels besproken werden en konden ontstaan. Intrinsieke betrokkenheid van alle tafelgasten bij het gebied, natuur én landbouw, de ondernemers/ boeren en hun bedrijven en ambities. Niet dat alles destijds goed ging…maar de langjarige betrokkenheid van mensen bij gebieden was een groot goed.
Zo’n infrastructuur en kennislichaam opdoeken kan met twee pennenstreken. Opbouwen duurt langer.
#13 Breek me de bek niet open Piet, dit zou zomaar een tekst kunnen zijn uit mijn essay, vooral van die nuttige idioten. Maar een ander punt heeft meer gewicht. Er worden jaarlijks meters rapporten rond dit onderwerp volgeschreven, er zijn zelfs speciale organisaties opgericht die zichzelf ‘Kenniscentrum’ of ‘Instituut’ noemen zonder een fatsoenlijke en degelijke wetenschappelijke output. Het moet natuurlijk ook vooral gezellig blijven. Waar het hier om gaat is dat die oude keukentafels waar Wouter #12 het over had verdomde functioneel waren, samen zoeken naar ruimte binnen de bandbreedte van zowel bedrijf als (nabije) omgeving. Ik vond dat destijds – met bijvoorbeeld DLG in een regisserende rol – zowel motiverende als effectieve tijden. Elkaars taal spraken we toen al, ik zie niet in waarom dat nu niet weer zou kunnen.
#10 Janneke. Er lijken veel goede voorbeelden te zijn, maar de meesten daarvan zijn beperkt succesvol. Dat vervuilt het beeld. De mindere goeden hierin, lopen eigenlijk de echt goeden voor de voeten en vervuilen het debat. De overheid kan zich hier verschuilen als ze bepaald andere bedoelingen heeft zoals nu vaak wel gewoon lijkt te zijn. Er zijn me te veel nuttige idioten met een bepaald ego en ijdelheid. Dat frustreert de oplossing ook nog eens.
Er is geen structuur in dit alles. Veel clubjes en daarin soms ego's.