Om in aanmerking te komen voor een maagverkleiningsoperatie moet de patiënt aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet uit een psychologisch onderzoek blijken dat de patiënt begrijpt wat de operatie inhoudt en hoe haar of zijn leven daarna zal veranderen. Dat levert doorgaans geen problemen op, de meeste patiënten zijn goed gemotiveerd en voorbereid.

Een harder criterium in het voortraject naar de bariatrische ingreep is het lichaamsgewicht van de patiënt. Alleen obese personen kunnen geopereerd worden. Niet alleen omdat een slank of mollig iemand de operatie niet nodig heeft, ook omdat in samenspraak met de verzekeraars is bepaald dat heel dikke mensen op latere leeftijd waarschijnlijk veel zorg nodig zullen hebben en het daarom een goede investering is om de tienduizend euro voor de behandeling te vergoeden.

Kortom: de BMI overdrijft het dun zijn van kleine mensen en het dik zijn van lange mensen
BMI = kg/m2
De grens die wordt getrokken voor wie wel of niet in aanmerking komt voor de dure behandeling om van haar of zijn lichaamsvet af te komen, wordt bepaald op basis van ieders BMI. De body mass index is een eenvoudige rekensom met twee factoren, het lichaamsgewicht en de lichaamslengte. De formule is BMI = kg/m2, ofwel gewicht maal lengte in het kwadraat. Wie een BMI van 40 of hoger heeft komt in aanmerking voor een operatie.

Een man van 50 jaar, 180 cm lang, met een gewicht van 130 kg, heeft een BMI van 40,1. Een vrouw van 50 jaar, 160 cm lang, met een gewicht van 100 kg, heeft een BMI van 39,1. De vrouw zou niet in aanmerking komen, als zij niet ook comorbiditeit heeft, kwalen die met overgewicht gepaard gaan, in het bijzonder diabetes type 2, slaapapneu, hoge bloeddruk, dyslipidemie, gewrichtsproblemen of hart- en vaataandoeningen. In dat geval ligt de grens bij een BMI van 35.

In de bestudering van groepen in de bevolking, zoals epidemiologen dat doen, is BMI een prima hulpmiddel. Op het niveau van het individu is het vaak niet adequaat: lengte en gewicht samen zeggen weinig over de hoeveelheid vetweefsel.

Genoemde voorwaarden zijn de zogeheten IFSO-criteria, opgesteld door de International Federation for Surgery of Obesity and Metabolic Disorders, de internationale federatie van nationale verenigingen van bariatrische chirurgen. Ze worden wereldwijd strikt gehanteerd, ook omdat de verzekeraars dat eisen, maar hier en daar zal er wat mee gesjoemeld worden. Het leidt tot de vreemde situatie dat dikke mensen soms nog even stevig dooreten om de BMI-grens voor een operatie te bereiken.

Gebrekkig
Het instellen en hanteren van zo’n grens als een rekenkundig afkappunt is heel rationeel, maar wel begrijpelijk en praktisch. Maar dan moet het criterium wel deugdelijk zijn. En dat is de BMI goed beschouwd niet. En dat al dertig jaar niet. De BMI is een gebrekkig meetinstrument voor lichaamsvet, terwijl dat wel gebruikt wordt om de hoeveelheid vet in vetweefsel te bepalen. Een vierkante, dubbelgespierde oud-worstelaar van 180 cm kan ook 130 kilo wegen, met alleen maar een randje vet. Een dikke man van twee meter lang moet 160 kilo wegen voor een BMI van 40, terwijl die jaren eerder bij 130 kilo al heel veel ongezond buikvet had.

Eénendertig jaar geleden publiceerden drie Wageningse onderzoekers van de afdeling Humane Voeding in het vakblad British Journal of Nutrition het artikel ‘Body mass index as a measure of body fatness: age- and sex- specific prediction formulas’. Daarin zetten zij goed gedocumenteerd vraagtekens bij de BMI, vooral omdat de maatstaf geen rekening houdt met leeftijd en sekse. “Men kan zich afvragen of de BMI een geldige maatstaf is voor het vetpercentage bij kinderen,” schreven ze.

En: “Zelfs wanneer het lichaamsgewicht (en dus de BMI) bij volwassenen constant is, neemt de hoeveelheid lichaamsvet met de leeftijd toe. Dit is in overeenstemming met het feit dat de relatieve hoeveelheid vetvrije massa (d.w.z. spiermassa) afneemt naarmate men ouder wordt. Bij kinderen is het negatieve effect van de leeftijd op het voorspelde BF% het gevolg van de aan de lichaamslengte gerelateerde toename van de BMI, als gevolg van de onevenredige toename van gewicht en lichaamslengte.” BF% is het percentage lichaamsvet.

Terugblikken
Het British Journal of Nutrition bestaat 75 jaar en dat wordt onder meer gevierd met het terugblikken op de artikelen die in de loop der jaren het meest geciteerd zijn in andere wetenschappelijke publicaties. Eén daarvan is het Wageningse artikel. In het jubileumnummer kijkt een van de auteurs van destijds terug op het onderzoek dat tot het artikel leidde: VU-hoogleraar Voeding en Gezondheid Jaap Seidell.

Seidell beschrijft hoe hij met medestudent Jan Weststrate en assistent-hoogleraar Paul Deurenberg gedurende vijf jaar ‘antropometrische’ data verzamelde van in totaal 1.229 proefpersonen met technieken als huidplooimeting, buikomtrekmeting en onderwaterweging. “In die tijd realiseerden we ons dat de BMI (of Quetelet’s Index) ernstige beperkingen had als het ging om het beoordelen van iemands lichaamsvet.” Adolphe Quetelet was de negentiende-eeuwse Belgische wiskundige die de formule voor de index opstelde.

“De reden dat het artikel veel geciteerd wordt,” schrijft Seidell, “Kan het wijdverbreide gebruik zijn van de BMI en de noodzaak om BMI-waarden te vertalen in niveaus van vetheid. Het artikel wordt ook vaak geciteerd in de context van de lage correlatie tussen BMI en lichaamsvet in specifieke leeftijdsgroepen (met name bij opgroeiende kinderen en oudere mensen).” In 2017, 26 jaar na publicatie, werd het artikel volgens Google Scholar 132 keer aangehaald.

Om de paar maanden wordt dezelfde opmerking gemaakt door deskundigen: ‘De BMI deugt niet’. Het nieuws haalt de krantenkoppen, iedereen is het ermee eens, en dan wordt het een tijdje stil
Krantenkoppen
Seidell was in 2004 ook medeauteur van een helder stuk in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, waarin hij de bezwaren tegen de beperkte BMI herhaalde. Hij en zijn collega’s waren en zijn niet de enigen die de onvolkomenheden van de BMI aankaarten. “Om de paar maanden wordt dezelfde opmerking gemaakt door deskundigen: ‘De BMI deugt niet’. Het nieuws haalt de krantenkoppen, iedereen is het ermee eens, en dan wordt het een tijdje stil,” aldus een vinnig stuk op MedicalNewsToday.

De Amerikaanse obesitasdeskundige Rexford Ahimi zegt daarin: "Er is dringend behoefte aan nauwkeurige, praktische en betaalbare instrumenten om vet en skeletspieren te meten, en aan biomarkers die de risico's op ziekten en sterfte beter kunnen voorspellen. Vooruitgang bij het verbeteren van de meting van obesitas en daarmee samenhangende factoren zal helpen bij het bepalen van het optimale gewicht voor een individu, rekening houdend met factoren zoals leeftijd, geslacht, genetica, fitheid, reeds bestaande ziekten, alsmede nieuwe bloedmarkers en metabolische parameters die door obesitas zijn veranderd."

BMI wordt nog onverminderd toegepast in individuele situaties, vooral omdat het zo eenvoudig te berekenen is. Steeds vaker wordt ook de buikomtrek meegenomen in de bepaling van de hoeveelheid vetweefsel. Ook omdat buikvet actiever is bij het ontstaan van inflammatoire aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, dan vet op billen en benen. De Waist to Height Ratio (WHtR), de verhouding tussen lichaamslengte en buikomvang, is volgens vele deskundigen een betere indicator van het risico op diabetes en hart- en vaatziekten.

De vuistregel: zorg ervoor dat je buikomvang niet groter wordt dan de helft van je lengte.
Dit artikel afdrukken