Wat je wel of niet onder duurzaamheid schaart, is afhankelijk van de mensen die je het begrip laat definiëren, vertelt Bos. Hij vult aan: “Er is geen wetenschappelijke definitie van duurzaamheid. Een groep mensen, of een maatschappij, kan wel onderling overeenstemming bereiken over wat volgens hen duurzaamheid is en wat het inhoudt. Wetenschappelijk valt dat vervolgens te kwantificeren en te meten.”

In politieke kringen wordt het begrip ‘integrale duurzaamheid’ gebruikt. Bos: “In de werkdefinitie die wij vaak hanteren – en die we ontlenen aan wat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) daar over schrijft in zijn visies, maar ook aan wat groepen onderling definiëren – is dierenwelzijn een integraal onderdeel van duurzaamheid.” Daarnaast zijn bijvoorbeeld ook dier- en volksgezondheid, klimaateffecten en landgebruik bepalend in de mate van duurzaamheid. Mijn vraag naar ‘duurzaamheid versus dierenwelzijn’ is dus eigenlijk een hele gekke vanuit deze definitie, vindt Bos, want dierenwelzijn is een onderdeel van (integrale) duurzaamheid.

Niemand zegt dat goed dierenwelzijn en milieu altijd met elkaar in tegenstelling zijn, hoewel sommige groepen mensen dat wel geloven
Ecologische duurzaamheid
Waar komt dan toch die verwarring vandaan? Sommige mensen denken bij duurzaamheid alleen aan ecologische duurzaamheid. Dan heb je het enkel over het milieuaspect van duurzaamheid. “Er kunnen situaties zijn waarin je milieuprestaties achteruit gaan, als je het dierenwelzijn verhoogt. Als je duurzaamheid enkel opvat als ecologische duurzaamheid, is dierenwelzijn in zulke situaties ‘in strijd’ met (ecologische) duurzaamheid’.”

Niemand zegt dat goed dierenwelzijn en milieu altijd met elkaar in tegenstelling zijn, hoewel sommige groepen mensen dat wel geloven. Meer ruimte voor dieren is niet altijd meer emissie, en een langer leven is niet altijd een hogere ecologische footprint. “Er zijn in de huidige veehouderijsystemen zeker punten waar milieu en dierenwelzijn met elkaar in strijd zijn. Dat zijn echter geen fundamentele wetmatigheden, maar ze komen voort uit de manier waarop we historisch die systemen en die dieren hebben ontwikkeld. Er is meestal geen principiële reden waarom we het niet zó anders zouden kunnen doen, dat die twee wél gelijk op zouden kunnen gaan.”

Niet iedere plofkip heeft een slecht leven
Ook het begrip dierenwelzijn is aan interpretatie onderhevig. Bos: “Wie bepaalt wat goed dierenwelzijn is? Is dat de consument? Wakker Dier? De boer zelf? Of bedenken we samen criteria voor goed dierenwelzijn?” De plofkip is in de marketing van Wakker Dier een begrip geworden dat symbool staat voor een snelgroeiende kip die per definitie geen goed welzijn en een goede gezondheid kan hebben, maar dat laatste hoeft helemaal niet waar te zijn. “Uit onderzoek blijkt dat diergezondheid, en daarmee ook dierenwelzijn, sterk afhankelijk is van de manier waarop het systeem is ingericht en de ondernemer omgaat met de genetisch bepaalde gezondheidsrisico’s van zijn dieren.”

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een snelgroeiend vleeskuiken meer risico loopt op bijvoorbeeld uitval en bewegingsproblemen. Ook wordt er bij snelgroeiende vleeskuikens vaker antibiotica ingezet om ziekten te onderdrukken. “Maar dat zijn ook risico’s die deels ook met goed management, voerkwaliteit, klimaatomstandigheden en dergelijke gereduceerd kunnen worden.”

Een plofkip kan in de handen van een vakman een even goed of beter leven hebben dan een soortgenoot in het tussensegment
Wanneer is een kip gelukkig?
“Er zijn gangbare vleeskuikenhouders met snelgroeiende kippen, die prestaties halen op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid die beter zijn dan het tussensegment en soms zelfs beter scoren dan bedrijven aan de onderkant van het scharrelsegment.” Een zogenaamde plofkip kan in de handen van een vakman dus een even goed of beter leven hebben dan een soortgenoot in het tussensegment.

Voor dierenwelzijn valt onmogelijk een definitie te geven waarmee iedereen het eens is, vindt Bos. “De meest fundamentele positie is namelijk dat dieren helemaal niet gehouden zouden moeten worden. Gesteld dat je dat nog wel accepteert, kun je nog steeds verschillen over de vraag of een goed leven ook per se een lang leven zou moeten zijn. En daarna zou je gezamenlijk invulling kunnen geven aan wat een ‘goed leven’ is. Vervolgens kan de wetenschap informatie en instrumenten leveren om vast te stellen wat belangrijk is in het kader van dierenwelzijn – wat impact heeft – en wat minder belangrijk is. Onze experts worden steeds beter in zulke assessments van dierenwelzijn.”

Moreel maatschappelijk dilemma
Hoewel de begrippen duurzaamheid en dierenwelzijn geen vaststaand gegeven zijn, is er wel een ondergrens aan wat je als individu acceptabel acht. “Maatschappelijk gesproken hebben we allerlei morele ondergrenzen. Bij dierenwelzijn hebben we die ook. Zelfs al zou die morele ondergrens tot meer milieuschade leiden, dan nog gaan we daar niet onder zitten.”

Het is een maatschappelijke discussie die consumenten kunnen sturen met hun portemonnee. Als genoeg consumenten bereid zijn om te betalen voor een kip die twee keer langer heeft geleefd, zul je de ondernemer niet horen klagen.

Maak waarden en emoties rondom duurzaamheid en dierenwelzijn expliciet, zodat we daar samen een maatschappelijk gesprek over kunnen voeren, zegt Bos. “Als de maatschappelijke opvatting over wat belangrijk is verandert, dan kun je ook kijken of je je systemen daarop kunt aanpassen.”
Dit artikel afdrukken