Gisteren sprak ik voor bankiers over de financierbaarheid van de primaire sector. Het ging over boeren en het feit dat hun balans niet opgewassen is tegen de internationalisering van hun markten.

Dat klinkt ingewikkeld, maar dat valt wel mee.

Een boer verdient maar weinig als je zijn inkomsten afzet tegen het kapitaal dat nodig is om de grondstoffen te produceren die hij voor de voedselverwerkende industrie maakt. Dat is niet erg, zolang alleen zijn eigen geld erin zit. Een boerenbedrijf met een waarde aan land, schuren en machines van 5 miljoen, kan best toe met maar €50.000 inkomen als de boer daar geen rente en aflossing over hoeft te betalen. Dan maakt hij maar 1%, maar kan hij wel eten en de verwarming betalen.

Onmogelijke keuze: failliet gaan of te duur worden
Een normale ondernemer zou zo'n bedrijf nooit beginnen omdat het niet uit kan. Zo iemand heeft namelijk ook leningen. Aangezien een bedrijf met zo weinig rendement zelfs bij de huidige extreem lage rente meer zou moeten betalen dan 1%, is hij al failliet voor hij begint. Dat is wat met name met beestenboeren in de westelijke EU aan het gebeuren is.

De boer lijkt voor een onmogelijke keuze te staan: failliet gaan of te duur worden
Omdat ze hun varkens, eieren, kippen en melk niet meer voor de buurt, maar voor de wereldmarkt moeten maken door de vrije handel, moeten ze goedkoper worden. Daarvoor moeten ze opschalen; wie meer maakt, wordt immers goedkoper per liter of per kilo. Maar die opschaling kunnen ze niet uit eigen zak betalen, omdat ze daar nooit genoeg voor verdiend hebben. De spaarcentjes van boeren zitten in hun schuren, machines, dieren en land. Als ze vooruit willen, moeten ze dus lenen.
En dan begint het gedonder in de glazen: ze komen te zitten met lasten die ze niet meer kunnen betalen omdat ze te weinig verdienen. Dat zou nog tot daar aan toe zijn, als die internationale markten maar niet zo op en neer gingen. Slechte jaren, goede (waarin dus van oudsher ook te weinig wordt verdiend als je relateert aan het oplopende schuldniveau van de boer) en gemiddelde wisselen elkaar steeds sneller af.

Het einde van het verhaal laat zich raden: boeren die niet in staat zijn ergens geld vandaan te toveren, worden onfinancierbaar. Niet alleen voor de bank, maar ook voor zichzelf. Als ze gewoon melk of varkens blijven maken en niet opschalen, kunnen ze immers ook niet meer mee. Dan worden ze te duur. De boer lijkt voor een onmogelijke keuze te staan: failliet gaan of te duur worden.

Stoppen kan niet
In goede jaren verdienen boeren (veel) te weinig extra om slechte jaren op te vangen. Dat betekent dat banken en boeren binnen afzienbare tijd tegelijk kopje ondergaan, hield ik gisteravond de bankiers voor. Maar, zei ik erbij, iedereen gaat niettemin gewoon door. De boer kan niet stoppen als hij eenmaal flink in de financieringen zit. Hij kan ze immers niet aflossen en kan dus alleen verder vooruit vluchten en zijn kop verder in de strop steken. Voor de bank is dat niet anders. De bankier die de stop uit een bedrijf trekt, zit met lege handen omdat een overgefinancierd bedrijf niet waard is wat hij eruit moet zien te trekken.

West versus Oost
Zo staat West-Europa ervoor. Daarom explodeerden afgelopen zomer de gevoelens van boeren. Eerst in Frankrijk en later in Duitsland, België, Engeland en Nederland. Het mondde uit in protest in Brussel. Dat nieuws beheerste de media. Inmiddels is het oud nieuws en lijkt de storm geluwd.



Niets is minder waar. Arte kwam drie weken geleden met een reportage die laat zien hoe in Oost-Europa het boerenbedrijf ophoudt te bestaan. De uitzending maakt duidelijk dat de Oost-Europese landbouw in handen komt van grote bedrijven die de West-Europese er finaal uit rijden op kostprijs op enorm uitgestrekte bedrijven die ze voor een habbekrats bij elkaar kunnen kopen. Dat gebeurt bovendien met subsidiesteun vanuit de EU. Landbouwsubsidies faciliteren een landbouwtype zoals de wereld dat kent vanuit de landbouwindustrie uit Zuid- en Noord-Amerika, waar boerenbedrijven geteld worden in duizenden hectares monocultuur. In de uitzending laat EU-woordvoerder Roger Waite doorschemeren dat Europa niet goed weet hoe het met deze ontwikkelingen om moet gaan.

Van een boerenlandbouw gaat Europa het tijdperk van de echte industriële landbouw in. Het productiegebied verschuift naar het Oosten. Het Franse landschap zal dan ook grotendeels verwilderen óf mee-industrialiseren
Eén ding is echter tamelijk zeker: met uitzondering van wat niches, dreigt Frankrijk, het grootste landbouwland van Europa, voor wat betreft zijn totale dierlijke landbouw failliet te gaan door deze ontwikkelingen. Dat kan zelfs zijn uitwerking hebben op de veevoer verbouwende akkerbouw, tenzij die - zoals de uitzending met een voorbeeld uit de Franse Camargue ook duidelijk maakt - wordt overgenomen door een industriële landbouw waarin het woord 'mega' pas echt betekenis krijgt. Terwijl SlowFood afgelopen week op de Expo in Milaan nog beweerde dat de wereld door kleine boeren gevoed moet worden, plegen die in Frankrijk zelfmoord en neemt de industriële landbouw Europa over op een manier we die tot nu toe alleen van foto's uit de VS en de Braziliaanse Mato Grosso kennen.



In arren moede probeert de Franse minister van Landbouw zelf zijn Franse varkens in Rusland te slijten, ondanks de dichte grenzen. Van zijn EU-collega's kreeg hij op zijn kop. Europa, zeggen zij, moet met één stem spreken. Die ene stem komt van EU-landbouwcommissaris Phil Hogan. Volgens hem is er geen bewijs dat de landbouw van Europa in de problemen is. De cijfers wijzen het namelijk niet uit, zegt hij. Volgens Hogan redden agrarische ondernemers het prima op de markt. En dat is ook zo, liet Arte zien. Van een boerenlandbouw gaat Europa het tijdperk van de echte industriële landbouw in. Het productiegebied verschuift naar het Oosten. Het Franse landschap zal dan ook grotendeels verwilderen óf mee-industrialiseren.

Je kunt het natuurlijk ook anders zien: er is een boerencrisis, maar geen landbouwcrisis
'Stop de struisvogelpolitiek', zeggen de Fransen
En toch aarzelt Hogan. Twee weken geleden zei de Nederlandse EU-topambtenaar Joost Korte dat zijn baas, Hogan, en hij overwegen in te grijpen in de zuivelprijzen. Dat willen ze doen via de prijs in de supermarkt omdat ze niet in de landbouw zelf willen ingrijpen. Ik vroeg gisteren de bankiers of dat het schuldenprobleem van boeren en overproductieprobleem waar de wereldmarkt mee zit, zal gaan oplossen. Nee, was het vrijwel unanieme oordeel. Dat kunnen slimme ambtenaren en zulke belangrijke bestuurders natuurlijk ook wel bedenken.

Zelfs Europa's ene mond lijkt dus te aarzelen. Zou er dan toch een landbouwcrisis zijn?

Hogan gaat nog eens kijken of het probleem in de keten zit (nee dus, zeiden de bankiers gisteravond eigenlijk; het zit in overaanbod op de wereldmarkt); dat doet hij omdat hij de zorgen van zijn Franse minister serieus neemt, ook al deelt hij ze niet. Een Frans boerenblad richtte zich deze week tot Hogan en schreef: hou op met die struisvogelpolitiek en belazer onze minister niet.

Je kunt het natuurlijk ook anders zien: er is een boerencrisis, maar geen landbouwcrisis. Europa gaat gewoon over naar het tijdperk van de industriële landbouw, maar weet nog niet zeker of dat wel verstandig is en - als dat zo is - hoe je daarmee om moet gaan in een vrije wereldmarkt.

Fotocredits: Aardappeloogst Brandenburg, Arte, © Jutta Pinzler/sagemdia
Dit artikel afdrukken