In 2023 was voor het eerst in jaren een lichte stijging van de uitstoot te zien. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat zegt de Volkskrant en dat laten de CBS-cijfers ook daadwerkelijk zien. Maar de cijfers sporen niet met feitelijke metingen.

Het CBS rapporteert de voorlopige officiële emissiecijfers. De verschillen tussen 2023 en 2022 laten een toename van 0,3 miljoen kilogram ammoniak zien, van 121,5 naar 121,7 miljoen kilogram. Een kwart procent dus, niet heel veel maar ook geen daling meer zoals in de jaren 2017-2022. Dat is vervelend want Nederland heeft juridisch een verdergaande daling nodig.

Volgens het Nederlandse rekeninstituut zijn de toegenomen emissies afkomstig uit het wegverkeer, huishoudens en de landbouw. De grootste stijging zou van de landbouw komen (0,2 miljoen kilogram) .

Het MAN-meetwerk (de afkorting staat voor Metingen Ammoniak in Natuurgebieden) van het RIVM meet de maandelijkse druk van de concentratie ammoniak boven ruim honderd natuurgebieden. Het RIVM heeft deze gegevens recent vrijgegeven, zodat ik ermee kan rekenen. Ik heb de afgelopen maanden een lineaire regressieanalyse uitgevoerd op de MAN-data vanaf 2005 en concludeer wat Nico Gerrits op Foodlog al heel lang geleden liet zien en kon onderbouwen: de ammoniakconcentraties correleren met het weer, in het bijzonder de regenval.

Mijn model kijkt of de invloed van het aantal varkens, kippen en koeien, en/of neerslag en temperatuur statistisch significant samenhangen met de MAN-concentratie in een jaar. Het correleert slechts met neerslag en temperatuur. In de onderstaande grafiek zie je de gemiddelde MAN-meting en het resultaat van dit eenvoudige lineaire regressiemodel.


Net zomin als de grafieken die het CBS laat zien, is ook dit plaatje natuurlijk geen keihard wetenschappelijk bewijs van de feitelijke situatie. Voor meer onderbouwing hebben we ook nog de metingen van de natte depositie, de ammoniak die met regenval omlaag komt. Die was in 2023 hoog omdat vorig jaar een erg nat jaar was. Hoe langer ik me bezighoud met ammoniak en stikstof in het algemeen, hoe meer ik ben gaan geloven dat de metingen van natte depositie waarschijnlijk het meest betrouwbare feitelijke inzicht geven in het dalen of stijgen van ammoniakemissies boven Nederland. Dat is weliswaar een overtuiging, maar wel eentje die gebaseerd is op enkele honderden artikelen en rapporten en een tiental eigen modellen op basis van de beschikbare data. Van het RIVM heb ik recent de natte depositiedata voor alle meetstations vanaf het jaar 1978 tot en met 2023 gekregen. Ik heb deze metingen gedeeld door de neerslag (in mm regen) op de betreffende stations (de puntjes in de grafiek, 100 in totaal), waardoor een jaarconcentratie is verkregen. Hieronder zie je het resultaat dat een duidelijk verder dalende trend van de ammoniakconcentratie (weergegeven als ammonium, NH4) laat zien.


Waarom rapporteert het CBS dan toch een 0,25% stijging?

Rekenregels maken stijging van daling
Om te beginnen zijn het voorlopige cijfers van het CBS. We moeten tot begin volgend jaar wachten op de definitieve cijfers over 2023. De oorzaak zit echter in de modellen waarmee de emissie wordt berekend. De ruis in de modellen is groot. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat ze een aantal rekenregels hanteren die gebaseerd zijn op onjuiste theoretische aannames, toonde ik hier al eerder aan. Daarom baseer ik me liever op de feitelijke metingen.

Op basis van de MAN-metingen en het regenwaternetwerk valt slechts te concluderen dat de ammoniakemissies in 2023 zijn afgenomen. De rekenregels in het model maken een stijging van waarden die gemeten een daling laten zien. Dat is een goede reden om de voortgaande dalende trend op basis van empirische data van 100 meetstations in een grafiek te laten zien. Een rectificatie van de stellige kop in de Volkskrant is op zijn plaats.
Dit artikel afdrukken