De Amerikaanse auteur Peter Greenberg (Four Fishes) stelde recent in een artikel in de New York Times een grotendeels onbekend fenomeen aan de orde: de VS heeft meer bevisbaar oceaanwater dan om het even welk ander land, maar toch is 86% van de vis die de Amerikanen eten geïmporteerd.

Heen en weer vis
Een derde van alle vis die in Amerikaanse wateren gevangen wordt, wordt geëxporteerd. Greenberg constateert dat de 'ruil' in veel gevallen hoog-kwalitatieve, duurzame wilde vis betreft waar gekweekte Aziatische vissen voor terugkomen. En dan is er ook nog Amerikaanse vis, zoals pollack en zalm, die de halve wereld rondgestuurd wordt om in Azië verwerkt te worden en dan weer linea recta terugkomt naar de VS. Raar, toch?

Reden voor Salon-journalist Lindsay Abrams om met Greenberg in gesprek te gaan in een lezenswaardig interview (zie bronartikel). Greenberg publiceert binnenkort zijn nieuwe boek waarin hij laat zien wat de implicaties zijn van dit op hol geslagen systeem, én, belangrijker nog, hoe dit vereenvoudigd en hervormd zou kunnen worden. Hij doet dat aan de hand van 3 voorbeelden: de New Yorkse wilde oesters: tot in de 20'er jaren at de gemiddelde New Yorker wel zo'n 600 oesters. Vandaag de dag is dat zowel verboden als mogelijk dodelijk, maar er groeien weer oesters in de New Yorkse wateren. In de tweede plaats heeft hij het over de wilde garnalen in de baai van San Francisco en de Golf van Mexico (die door mijnactiviteiten en milieurampen vrijwel verdwenen zijn). En tenslotte de sockeye zalm uit Alaska, die er weliswaar nog volop is, maar die bedreigd wordt door op stapel staande mijnplannen.

Amerikaans
Wat zijn de bouwstenen van zijn oplossing? In de eerste plaats: etikettering. Maak zichtbaar dat een product Amerikaans is en wanneer niet. In de tweede plaats: maak gebruik van de voorbeeldfunctie van chefkoks. Laat koks consumenten zien hoe je vis snijdt, bereidt en eet en je hebt zo weer een wereld gewonnen.
Dit artikel afdrukken