Twintig jaar later was het aantal bedrijven met 55% gedaald tot 185 duizend op 2,1 miljoen ha (-8%). De arbeidsinzet kromp ook sterk, met 45% van 522 duizend full time equivalents (fte, banen gerekend op voltijdsbasis) naar 290 duizend fte. Tussen 1951 en 1973 was er een haast ononderbroken periode van snelle economische groei.
Die trend ging samen op met een groeiende werkgelegenheid buiten de landbouw en met loon- en prijsstijgingen. De banen buiten de landbouw maakten het voor de mensen in de landbouw gemakkelijk om de sector te verlaten.
De gestegen loonkosten waren een prikkel om vreemde arbeid in de landbouw af te stoten. De dure productiefactor arbeid werd door de goedkopere factor kapitaal vervangen. Het is het proces dat door Geert Mak zo treffend is beschreven in het boek Hoe God verdween uit Jorwerd.
In die jaren stond modernisering van de landbouw centraal. Minder arbeid - dankzij mechanisatie - in de landbouw betekende meer arbeid voor de industrie, wat bijdroeg aan de economische groei en daarmee aan de inkomsten (deviezen).
Mechanisatie vraagt een bepaalde schaal van bedrijven, ruilverkaveling was één van de instrumenten om dat te realiseren. De keerzijde daarvan was de aantasting van het landschap en de natuur. Al met al werd er steeds efficiënter geproduceerd waardoor voedselprijzen daalden.
Vergelijk het met een bedrijf dat typemachines blijft gebruiken en de computer links laat liggenWe kunnen nu een groter deel van het inkomen (en onze tijd) aan andere zaken dan eten besteden.
Deze ontwikkelingen zijn niet uniek voor Nederland, maar vinden wereldwijd plaats. Het is ook niet uniek voor de landbouw, je ziet het ook in onderwijs, zorg, supermarkten, bedrijven.
Het proces van schaalvergroting gaat in de landbouw nog steeds door. De toepassing van arbeidsbesparende technieken verhoogt de arbeidsproductiviteit en zo kunnen inkomens in de sector de stijgende maatschappelijke welvaart volgen.
Doe je dat niet als ondernemer, dan boer je achteruit. Vergelijk het met een bedrijf dat typemachines blijft gebruiken en de computer links laat liggen. Ook de continuïteit op de langere termijn is een belangrijk doel.
Een bedrijf moet zich zo ontwikkelen dat het ook voor een opvolger aantrekkelijk is er te gaan boeren. Een andere aanjager van schaalvergroting zijn de toenemende eisen die worden gesteld om negatieve externe effecten van voedselproductie tegen te gaan. Dat vraagt investeringen, zoals in emissiearme stallen of GPS-systemen voor precisielandbouw. Grotere bedrijven kunnen kosten over meer productie verdelen. Als prijsnemer in de markt is het voor ondernemers vrijwel niet mogelijk om deze kosten door te berekenen in de prijs.
De landbouw opereert immers in open, internationale markten. Prijzen komen overwegend tot stand op deze internationale markten en bepalen zo mede wat de boer uiteindelijk ‘beurt'.
Zouden de werkelijke kosten van voedselproductie worden meegerekend in de kostprijs, dan zou de prijs voor voedsel een stuk hoger liggen. Wie de kosten wil integreren, verschuift de lasten van de belastingbetaler/burger naar de consument en moet daar instrumenten voor ontwikkelen die de markt laten functioneren. Nu worden de kosten vooral afgewenteld op de ondernemer.
Daar zijn wel uitzonderingen op natuurlijk, zoals ondernemers die niche-producten in de markt zetten. Ook biologische producten hebben veelal hogere prijzen, niettemin zie je ook in die sector de bedrijven groter worden. Naarmate biologisch verder groeit zoals de Europese Commissie wil, zal die trend net zo sterk worden als in de landbouw die we gangbaar noemen.
- Agrarische structuur, trends en beleid: ontwikkelingen in Nederland vanaf 1950
- Kringlooplandbouw en de wetten van de economie - Kringlooplandbouw (wur.nl)
- Factsheet: Verdiencapaciteit per hectare neemt toe met bedrijfsomvang - WUR
- Dijkshoorn, Marijke, Nico Polman (2019). Verdienmodellen natuurinclusieve landbouw.
- Jongeneel, Roel (2020). Verdienmodellen: actualiteit, theorie, praktijken en beleid. Notitie 2020-067. Wageningen Economic Research
- Polman, Nico en Roel Jongeneel (2020). Voor een natuurinclusieve landbouw zijn nieuwe verdienmodellen nodig. ESB, 105(4791S), p.96-101
- Petra Berkhout, Landbouw, Natuur en Stikstof, Tijdschrift voor Politieke Economie, Januari 2022.
Heb de aandachtspunten van het Minister van Landbouwloze tijdperk in https://t.co/vORoapR0Fb even opgesomd. Het specifieke karakter van de agrische economie bestaat even niet. Nu alleen aandacht voor wat rampen. Dus klopt het verhaal van Berkhout wel.
— Hendrik J. Kaput (@HendrikKaput) January 14, 2022
Ik heb ook moeite met de grote macht van Google, Amazon, Meta, etc. maar die schaalgrootte levert ons blijkbaar voldoende voordelen om er gebruik van te blijven maken. De externalities aanpakken via regelgeving is wel gewenst.
— Jos Verstegen (@josverstegen) January 14, 2022
Goed verhaal. Nederlandse landbouwbedrijven zijn internationaal gezien misschien klein in ha, maar niet in omzet.
— krijn j. poppe (@Krijn_J_Poppe) January 14, 2022
En nog ter aanvulling: de schaalvergroting is deels ook onzichtbaar omdat sommigen meerdere bedrijven hebben of het de facto door een loonwerker laten doen.
Klopt. Schaalvergroting gaat vaak gepaard met intensivering, zeker in NL met de hoge prijzen van grond en arbeid. Het hoeft niet. Van belang is dus milieubeleid. Maar dat kan de schaalvergroting wel verder aanjagen.
— Petra Berkhout (@PetraBerkhout1) January 14, 2022
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Schaalgrootte in de Nederlandse akkerbouw is gebaseerd op de teelt van maar één gewas en dat is fabrieks- poot- of fritesaardappelen. En dat wordt bereikt met huren van los land. Wisselteelt op het gehuurde losse land wordt dan weer ingevuld door de akkerbouwers/melkveehouders die het losse land verhuren. Grootschalige akkerbouwbedrijven zonder gehuurd land en met een eigen ingevulde wisselteelt zijn er niet in Nederland.
Piet #49, voedselzekerheid is het excuus om maximaal te produceren. Al zo'n 70 jaar. Best een grijs plaatje.
Jopie #50, ik kan me zomaar voorstellen dat de schaalvoordelen in de akkerbouw niet heel groot zijn. Daarnaast zijn de rendementen laag en is het kapitaalsbeslag hoog, wat ook niet helpt.
Jopie Duijnhouwer,
Dat komt omdat het in Nederland mogelijk is om een stoppend bedrijf in onderdelen te verkopen, dus woonhuis (als burgerwoning) los, percelen grond aan diverse belangstellenden, eventuele rechten aan diverse belangstellenden. De vrije waarde van het bedrijf in onderdelen is dan vele malen hoger dan dat een rendabele explotatie als vee- of akkerbouwbedrijf toe laat. De groeistappen die ondernemers kunnen maken zijn dus vaak beperkt en meestal enkel rendabel omdat het bestaande deel van het bedrijf al goed renderend was, of omdat ze geld van buiten de landbouw hebben ontvangen (weggekocht).
In veel andere landen is het vaak enkel mogelijk om een vee- of akkerbouwbedrijf als geheel te verkopen aan een andere (startende) agrarische ondernemer, bijv. omdat rechten niet verhandelbaar zijn of geen waarde hebben en particuliere bewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, of er gewoon geen vraag is van buiten de landbouw, of omdat banken bij een betalingsachterstand vrij snel over gaan tot verkoop van het bedrijf en minder scheutig zijn met leningen. Er zijn ook landen waar een boer geen pensioen krijgt als hij/zij na zijn 65ste op het bedrijf blijft zitten.
Laat ik de vraag dan zo stellen: als schaalvergroting zo onontkoombaar en logisch is Petra Berkhout suggereert, waarom is in Nederland een schaalvergroting naar pak hem beet 5000 ha akkerbouw dan nooit van de grond gekomen? In werkelijk alle sectoren van de economie is dat nl. wél gebeurd.