Al eeuwen heeft de mens een kunst gemaakt van het veredelen van planten. Het selectief kruisen van planten en dieren om een exemplaar met de perfecte combinatie aan eigenschappen te verkrijgen heeft ervoor gezorgd dat de landbouw tegenwoordig zo veel productiever is dan een aantal eeuwen geleden. Selectief kruisen een traag proces, en daarnaast gelimiteerd omdat eigenschappen van andere soorten niet kunnen worden gebruikt. Deze problemen verdwijnen door moderne ‘genome editing’-technieken echter als sneeuw voor de zon. Genetisch gemodificeerd voedsel is dus nog nooit zo aan de orde geweest.

Een nieuwe groene revolutie belooft het volgens sommigen te worden. Planten die sneller groeien, minder vatbaar zijn voor ziektes en meer voedingsstoffen bevatten dan hun ongemodificeerde tegenhangers. Het eerste gecommercialiseerde genetisch gemodificeerde organisme (GGO) was de Flavr savr-tomaat, die langer goed blijft na het plukken door een vertraagd rijpingsproces. Verder is er rijst die beter bestand is tegen overstromingen, wat in sommige gebieden een opbrengstverhoging van meer dan 25% kan betekenen. In Oeganda werkt men aan een bakbanaan die beter bestand is tegen bodemuitputting en klimaatverandering. Elders in de wereld worden deze GGO’s gegeten, maar wij in Europa zijn sceptisch. Hoe komt dat?

GMO-labeling
Vergeleken met de VS zijn we in Europa bijzonder streng als het op GGO’s aankomt. Wij behandelen elke GGO als ‘nieuw voedsel’, wat erop neer komt dat een bedrijf dat het wil introduceren eerst duidelijk moet bewijzen dat er geen negatieve gezondheidsrisico’s aan vast kleven, in Amerika hoeft dit niet voor elke modificatie opnieuw. Een lange tijd hoefden GGO’s in Amerika niet gelabeld te worden. Ondanks dat daar sinds 2016 verandering in is gekomen, hoeven voedingswaren die aan het eind van de productieketen nauwelijks meer genetisch materiaal van de plant (DNA) bevatten dat label niet te dragen. In de EU is labelen al veel langer verplicht en is de wetgeving wederom strenger. Ook moet in Europa elke transactie waar GGO’s mee gemoeid zijn worden bijgehouden en moeten deze gegevens maar liefst 5 jaar lang worden bewaard.

Over hoe deze verschillen zijn ontstaan zijn verschillende theorieën geopperd. Zo zouden Europeanen een culturele aversie hebben voor het eten van gemodificeerd voedsel, terwijl Amerikanen al jaren gewend zijn aan bewerkt eten en fast food. Ook zouden Amerikanen minder bang zijn voor contaminatie of ontwrichting van het ecosysteem door GGO’s omdat ze boerderijen meer zouden zien als onderdeel van het industriële systeem in plaats van als authentiek onderdeel van het rustieke platteland. Leuke verklaringen stuk voor stuk, maar of het de doorslaggevende redenen zijn, betwijfel ik. Het is niet alsof wij Europeanen geen fast food eten en onze landbouw is ook bijzonder intensief en geïndustrialiseerd.

Veiligheid product versus veiligheid proces
Ik denk dat de verschillen eerder ontstaan zijn door verschil in de manier waarop regelgeving tot stand is gekomen, en dan voornamelijk het verschil in de mensen die verantwoordelijk waren voor die regelgeving. In Amerika kwam een groot deel van de regulerende taak terecht bij het ministerie van landbouw, dat een lijn aanhield die de focus legde op de veiligheid van eindproduct van modificatie en niet al te kritisch was over hoe zo’n product dan verkregen werd. In Europa kwam de verantwoordelijkheid voornamelijk onder het departement van milieu, consumentenbescherming en nucleaire veiligheid, die focus legde op het maken van GGO’s in plaats van op het eindproduct. Het gevolg was een strengere wetgeving, gemaakt door extreem voorzichtige wetgevers die nog kampten met wantrouwen van de burger vanwege recente missers, in het bijzonder met betrekking tot uitbraken van mond-en-klauwzeer rond 1990. Soit, we zitten dus met een strenger systeem, maar in hoeverre is dat nou terecht?

Waar ik liever zou zien dat we met publiek geld onderzoek doen naar het modificeren van onze gewassen, om deze vervolgens ook publiek eigendom te maken, denk ik dat dat te veel indruist tegen het geloof van het neoliberale Europa in de markt. Dit onderwerp is echter veel te gevoelig om aan marktwerking over te laten
Onvoorziene gevolgen
Directe gevolgen voor menselijke gezondheid door het eten van GGO’s worden nauwelijks gerapporteerd, maar dat is niet het enige waar men bang voor is. Planten of dieren waar we zelf aan gesleuteld hebben kunnen misschien een hele andere rol gaan spelen als ze afdwalen van hun akkers en in een natuurlijk ecosysteem terecht komen. Aangezien dit vaak effecten zijn die erg moeilijk te voorspellen zijn, is de kans groot dat het al te laat is als we het effect eenmaal zien. Een beangstigend scenario, geef ik toe, maar niet op elke GGO van toepassing. Een plant die natuurlijke insecticiden aanmaakt kan misschien onverstoord een heel ecosysteem overwoekeren, maar een plant die wat meer vitamine A maakt, zoals de zogenaamde ‘gouden rijst’, om ondervoeding in Zuidoost Aziatische landen tegen te gaan kan dat niet.

Het tekort aan vitamine A zorgde voor ernstige ondervoeding, waardoor kinderen blind konden worden. Deze vorm van rijst heeft dit probleem vrijwel geheel opgelost. Dit voorbeeld licht de diversiteit van het probleem uit, maar ook die van de oplossing. Er leiden in dit geval meerdere wegen naar Rome, een slimme manier van modificeren kan oplossingen bieden zonder te grote risico’s. De gouden rijst, een project gesteund door de Bill and Melinda Gates Foundation, heeft een van de grondleggers van de anti-GGO-beweging in het Verenigd Koninkrijk overtuigd van de ongelooflijke potentie die in deze techniek schuilt.

Niet allemaal even angstaanjagend dus, maar de gouden rijst is wel het makkelijkste voorbeeld. Deze rijst heeft alles mee: het brengt weinig risico voor het milieu, heeft een directe, grote, positieve impact op de volksgezondheid en was een project zonder winstoogmerk. In de huidige realiteit worden GGO’s veelal door grote bedrijven gemaakt en vervolgens gepatenteerd. Als het dan om een GGO gaat die zo essentieel is als de gouden rijst kan er ineens een enorm deel van de voedselproductie in handen van een commercieel bedrijf komen te liggen. Deze situatie lijkt zich nu in de VS voor te doen.

Te gevoelig voor marktwerking
Waar ik liever zou zien dat we met publiek geld onderzoek doen naar het modificeren van onze gewassen, om deze vervolgens ook publiek eigendom te maken, denk ik dat dat te veel indruist tegen het geloof van het neoliberale Europa in de markt. Dit onderwerp is echter veel te gevoelig om aan marktwerking over te laten. Consumentenvertrouwen in de voedselindustrie is op het moment al dramatisch, doe daar nog een schepje wantrouwen tegen multinationals bovenop en iedereen gaat z’n eigen moestuin aanleggen. Een ingrijpende verandering in ons voedselsysteem moet bij uitstek een breed maatschappelijk draagvlak hebben, omdat iedereen er drie keer per dag mee geconfronteerd wordt.

Dat betekent dus dat het geleidelijk moet gaan als we de potentie van GGO’s willen benutten. Dat we scherp moeten blijven opletten op eventuele onveiligheden en dat we adequaat in moeten grijpen als die geconstateerd worden. Het betekent ook dat we angsten van burgers serieus moeten nemen en uit moeten kijken voor modificaties waar zij huiverig voor zijn. Zo zullen GGO’s voor medicinale doeleinden makkelijker geaccepteerd worden dan GGO’s die zelf insecticiden produceren. Het zal wat kosten, maar we kunnen dit, met onze strenge regels en onze oplettende bevolking, wel degelijk een succes maken. Door te leren van de fouten en successen aan de andere kant van de oceaan kunnen we op een verantwoordelijke manier onze wereld blijven verbeteren.

Alle bijdragen van de studenten in deze serie zijn te vinden onder de tag 'radboud honourslab'.
Dit artikel afdrukken