Een van de grote uitdagingen voor de volksgezondheid, waarvan de coronapandemie de urgentie benadrukt, is de strijd tegen jeugdobesitas. Goed beschouwd is er nu een groot experiment met schoolkinderen gaande. Ze kunnen niet naar school en sport noch met vriendjes de straat op. Ze zitten thuis. Daar hangen ze wellicht verveeld te snaaien. Omdat ze niet naar school gaan, gaan ze in de pauze niet naar de snackbar, de supermarkt of de sportkantine.

Wat zal die opgelegde gedragsverandering uiteindelijk voor effect hebben?

Perfect storm
De drie grote factoren die obesitas in de hand werken zijn aanleg, voeding en omgeving. Het drietal is een gecompliceerd, in elkaar grijpend netwerk van grotere en kleinere oorzaken die bijdragen aan het langzaam maar zeker toenemen van het lichaamsgewicht, zowel gezien per individu als gemeten in de totale jonge bevolking.
De vier Rotterdamse onderzoekers die onlangs op Foodlog berichtten over hun studie, noemden ‘het inrichten van een gezondheidsbevorderende sociale en fysieke omgeving’ ter bestrijding van (jeugd)obesitas ‘essentieel’. In hun onderzoek richtten ze zich voornamelijk op ‘structurele en omgevingsinterventies’ die met het aanbod van voeding te maken hebben.
Dergelijke studies moeten hun weerslag krijgen op overheidsbeleid, is het idee. Bouwbeleid moet de toekomst van de gezondheid van de bewoners dienen.

‘Horeca 1’
Als in een stadswijk veel fastfoodtenten en supermarkten, maar weinig groenteboeren of andere ‘versaanbieders’ zijn, en als de bewoners ook nog lijden onder armoede en stress, dan is er een perfect storm ontstaan voor obesitas in die populatie. Dat vraagt om een ‘integrale aanpak’, die in Rotterdam al bescheiden succesvol is geweest, schrijven de onderzoekers.

Ook in andere steden en regio’s zijn dergelijke interventies op de kruising van voeding en omgeving succesvol. Maar in grote lijnen haalt het niet veel uit. Want de oorzaak zit dieper en is complexer. Het wegjagen van een frietkar bij een middelbare school alleen doet weinig.

Een integrale aanpak op buurtniveau bestaat uit heel veel kleine aanpakjes op gedifferentieerde niveaus. Pas als er zicht is op alle facetten in de omgeving waaraan we blootgesteld worden, kan pas goed gerekend worden. In de tak van de epidemiologie die zich bezighoudt met de invloed van de externe factoren uit de omgeving die de gezondheid en de levensloop bepalen, heten al die factoren bij elkaar het ‘exposoom’
‘McDonald’s op de chique Zuidas niet tegen te houden’, kopte Het Parool op 21 december. De locatie waar de ‘vreetschuur’ (volgens buurtbewoners) zich wil en zàl vestigen, de begane grond van het pand Gustav Mahlerstraat 27, heeft namelijk gewoon een horecabestemming - ‘horeca-1, fastfood’. Tja, dan is er niet veel meer aan te doen en worden zelfs de bewoners van de Zuidas en hun kinderen blootgesteld aan ordinaire obesogene verleidingen.

Leefconcept
De inrichting van de bebouwde omgeving als geheel, de straat en de buurt waar kinderen spelen, is het meest aangehaalde, want meest zichtbare voorbeeld van waar het al mis gaat. Kinderen zitten te gamen en snapchatten. Bewegen doen ze niet meer, is de huidige perceptie, zeker tijdens de pandemie, want ze kunnen niet veilig op straat spelen.
“In stadswijken met meer sportvelden, laagbouw, woonerven en woongebieden met autoluwe zones, groen en water in de wijk en met gegroepeerde parkeerplaatsen zijn kinderen lichamelijk actiever. In stadswijken met meer hondenpoep en druk en zwaar (bus- en vracht)verkeer zijn kinderen minder lichamelijk actief.” Dat conludeerde TNO in het rapport Kwaliteit van Leven. Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. Maar dat was al in 2005 zo, toen het rapport verscheen.

“Een vernieuwend en inspirerend woon- en leefconcept waarin niet de techniek, maar de mens centraal staat,” daar hebben we behoefte aan (citaat van The Good Life, zie hieronder). Zijn er zulke wijken in Nederland gebouwd of in aanbouw? En werkt het tegen jeugdobesitas?

Vergroening
Tegen die hondenpoep zijn de verplichte zakjes gekomen. Maar verder? Vergroening staat hoog op de agenda in sommige steden en heeft volgens de WUR zeker zeven voordelen: minder wateroverlast, verkoeling, gezondheid en welzijn, sociale cohesie, aantrekkingskracht op bedrijven, biodiversiteit en de waarde van het onroerend goed.

Oude steden opknappen is fijn, maar nieuwbouw meteen goed inrichten is een veel mooiere kans voor een ‘integrale aanpak’. Dat valt nog niet mee om te realiseren, lezen we op de website The Good Life van de grote aannemer DuraVermeer: “Gezond en duurzaam leven heeft de laatste jaren door de obesitas-epidemie en klimaatverandering toenemende aandacht gekregen. Deze grote thema’s raken meerdere vakgebieden, zoals bouw, stedenbouw, sociologie, psychologie en ook ICT. We bouwen duurzamere huizen, denken na over de leefomgeving en er zijn allerlei fitness trackers en health apps op onze smartphones te vinden. Maar als het om leefstijl en gedragsverandering gaat, werken al die vakgebieden toch veelal solitair. En dat is jammer.”

Exposoom
Groot en groen denken, het jammer vinden dat vakgebieden te ‘solitair’ werken. Een ‘integrale aanpak’ vragen, omdat kleine stapjes niet werken. Hoe gaat het voorkomen van jeugdobesitas de noodzakelijke plaats krijgen in de ruimtelijke ordening van Nederland? Er worden de komende jaren - als het goed is - honderdduizenden huizen gebouwd. Waaraan moeten die nieuwbouwwijken voldoen?

Een integrale aanpak op buurtniveau bestaat uit heel veel kleine aanpakjes op gedifferentieerde niveaus. Pas als er zicht is op alle facetten in de omgeving waaraan we blootgesteld worden, kan pas goed gerekend worden. In de tak van de epidemiologie die zich bezighoudt met de invloed van de externe factoren uit de omgeving die de gezondheid en de levensloop bepalen, heten al die factoren bij elkaar het ‘exposoom’.

De Universiteit Utrecht heeft het Utrecht Exposome Hub in het leven geroepen om de interactie tussen het menselijk lichaam en alle denkbare externe omgevingsfactoren in kaart te brengen, “wat we eten, de lucht die we inademen, onze sociale interacties en levensstijlkeuzes zoals roken en sporten”.

Interventies
Aan de TU Twente hield onderzoeker Peng Jia zich tot juli dit jaar bezig met wat samengevat het ‘exposoom van jeugdobesitas’ kan heten. In een reeks deelonderzoeken beschreef hij wat hij noemt ‘basic obesogenic environmental factors’, elementaire factoren in de dikmakende omgeving. Sinds enige tijd is hij directeur van het International Institute of Spatial Lifecourse Epidemiology (ISLE) in Hong Kong. Voor dat instituut werkte hij aan een project getiteld ‘Obesogenic Environment and Childhood Obesity’ (OBECHO). De resultaten daarvan verschijnen in het vakblad Obesity Report.

In een inleidend artikel schrijft Peng: “In een grote verscheidenheid aan studies is de relatie tussen obesogene omgevingen en het obesogene gedrag en obesitas van jongeren onderzocht, vanuit verschillende invalshoeken. De meeste van die studies hebben zich echter gericht op de associaties van gebouwde en/of voedsel-omgevingsfactoren als geheel met gedrag en obesitas. Er bestaan zeer weinig reviews over de rol van fundamentele omgevingsfactoren, die een betere leidraad en ingang kunnen bieden voor gezondheidsbevorderende en gezondheidspolitieke interventies.”

Beloopbaarheid
Peng onderscheidt tien ‘basic obesogenic environmental factors’ in de omgeving waarin een kind opgroeit. Alle hebben invloed op jeugdobesitas: het stratenplan, de bevolkingsdichtheid, het grondgebruik, de toegestane maximumsnelheid, wildgroei van de bebouwing (‘urban sprawl’), groenvoorziening, openbaar vervoer, fietspaden, trottoirs en de welstand. Daarnaast onderscheidt hij zes ‘basic food environmental factors’: gemakswinkels (‘convenience stores’), supermarkten, kleine kruidenierszaken, restaurants, fastfoodzaken en groentemarkten.

Pengs belangrijkste punt is dat het bestaande onderzoek de verschillende factoren niet onderscheidt en vaak lukraak door elkaar gebruikt. Om tot een gestandaardiseerde methode voor onderzoek te komen moeten de gereedschappen duidelijk zijn. Ook is er volgens Peng maar weinig onderzoek gedaan naar duidelijke combinaties van omgevingsfactoren, zoals ‘walkability’, beloopbaarheid. Om tot een werkbare integrale aanpak te komen moet duidelijk zijn wat er geïntegreerd wordt.
Dit artikel afdrukken