Begin deze maand publiceerde het International Livestock Research Institute (ILRI) een kaart waarop de geconstateerde zoönose-gevallen van de afgelopen 72 jaar staan. De kaart heeft het volgende bijschrift: Emerging Zoonotic Disease Events, 1940-2012
This maps locates zoonotic events over the past 72 years, with recent events in blue. Like earlier analyses, the study shows western Europe and western USA are hotspots. Recent events, however, show an increasingly higher representation of developing countries.


zoonose uitbraken ilri


Het rapport van het International Livestock Research Institute (ILRI) in Kenya, in samenwerking met het Institute of Zoology (UK) en de Hanoi School of Public Health in Vietnam, brengt armoede, veehouderij en de ziekten die mensen van dieren krijgen in kaart. Aan het rapport werd ook in Nature aandacht besteed.

Hoofdauteur Delia Grace van het ILRI maakt onderscheid tussen drie soorten zoönosen: de ‘endemische', zoals brucellose, de ‘epidemieën' die zich vooral als geografisch begrensde uitbraken voordoen en zeldzame ‘emerging’, zoals vogelgriep, die zich wereldwijd verspreiden. Het rapport bracht oorspronkelijk 56 zoönosen in kaart, die jaarlijks voor 2,5 miljard menselijke ziektegevallen en 2,7 miljoen doden zorgen. Daarna zoomde het in op de 13 meest belangrijke, waarvoor Grace 1000 onderzoeken analyseerde met gegevens over meer dan 10 miljoen mensen, 6 miljoen dieren en 6.000 monsters van voedsel of milieu. Hoewel zoönosen van wilde dieren naar mensen overgebracht kunnen worden, worden de verreweg de meeste menselijke infecties veroorzaakt door de eigen veestapel, dat wil zeggen de ruim 24 miljard varkens, pluimvee, runderen, geiten, schapen en kamelen die met de mens de wereld bevolken.

Conclusie: regio's met veel zoönosen zijn ook de regio's met de hoogste percentages arme veehouders. Qua economische en gezondheidslasten bleek 75 procent van alle zoönose-schade in slechts 19 landen neer te slaan, waaronder Nigeria, Ethiopië, Tanzania, Togo en India. In deze landen zorgen de grote bevolkingsdichtheid en het nauwe contact met dieren voor omstandigheden waarin zoönose-endemiëen ontstaan en zich verspreiden.
De Verenigde Staten, West-Europa, Brazilië en Zuid-oost Azië vallen op door de recente uitbraken van 'emerging' zoönosen, those that are newly infecting humans, are newly virulent, or have newly become drug resistant.

Een belangrijk doel van het onderzoek was vast te stellen in welke gebieden arme mensen het meest zouden profiteren van betere zoönose-bestrijding. Meer dan 2,5 miljard mensen leven onder de armoedegrens en driekwart van de arme boeren en een derde van de arme stedelingen zijn afhankelijk van hun dieren voor voedsel, inkomen, trekkracht, mest of andere opbrengsten. Arme gezinnen ontlenen vaak de helft van hun inkomen en 6-35 procent van hun eiwitinname aan hun veestapel. Grace stelt: "Targeting the diseases in the hardest hit countries is crucial to protecting global health as well as to reducing severe levels of poverty and illness among the world’s one billion poor livestock keepers."

De groeiende wereldbevolking en daarmee samenhangende voedselbehoefte biedt arme veehouders een geweldige kans om aan de armoede te ontsnappen. Op één voorwaarde echter: betere zoönose-bestrijding. Niet alleen verminderen de dierziekten de productiviteit van de veestapel, zoals de opbrengst in vlees en melk, het rapport constateert zelfs een correlatie van 99 procent tussen eiwit-ondervoeding in een land en de zoönose-last daar. Ook zullen als er niets verandert de zoönosen zelf zich meer en verder verspreiden: "Exploding global demand for livestock products is likely to fuel the spread of a wide range of human-animal infectious diseases," zegt Grace.

Een bijkomende conclusie uit het rapport is dat registratie en rapportering over zoönosen en dierziekten in het algemeen in arme landen vrijwel nonexistent is. Grace: "In de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara bijvoorbeeld vindt men 99,9 procent van de veestapelverliezen niet terug in officiële ziekterapporten."

Internetmagazine TheScientist laat een aantal experts aan het woord om het belang van dit rapport nog eens extra te onderstrepen. Zij stellen onder meer:
- dit soort rapporten is schaars en helpt het probleem in kaart te krijgen
- op basis van verbeterde inzichten kunnen beleidsmakers en ambtenaren strategieën uitwerken teneinde door dieren overgebrachte ziekten en de daarmee samenhangende armoede te bestrijden in die delen van de wereld die dat het meest nodig hebben
- hiermee kunnen fondsen over de streep getrokken worden om gelden ter beschikking te stellen
- het gaat immers over het 'miljard onderaan', het armste deel van de wereldbevolking, van wie 70 procent vee houdt
- het rapport helpt mede te bepalen waar en hoe beschikbare gelden het meest effectief aangewend kunnen worden
- het onderstreept de noodzaak om overheidsregistraties te verbeteren, al was het alleen maar om te zorgen dat hulpgelden bij de eigenaren van de zieke veestapel terecht komen, vaak zijn dat immers nomaden
- het helpt bij het vaststellen van de effectiviteit van bestrijdingsaanpakken.

Tussen de regels door doet het rapport drie praktische en belangrijke aanbevelingen: 1: behandel niet alleen mensen, maar ook dieren, 2: leer mensen hoe ziekten overgedragen worden (bv door het drinken van besmette melk), en 3: verbeter met name waarneming en rapportage, zodat we niet alleen weten wie waar ziek van wordt, maar ook welke aanpakken effectief zijn.

Het rapport heeft tevens een verrassende ongeschreven conclusie: als een groot deel van de zoönose-gevallen buiten gebieden waar intensieve veehouderij voorkomt niet wordt geregistreerd, dan moet de wereld vrezen voor de gevaren van steeds meer contacten met arme gebieden waar extensieve teelt voorkomt.

Fotocredits: askdzign
Dit artikel afdrukken