foto: lady-bug, cow parade
Dagblad Trouw heeft deze zomer een prachtige serie over de toekomst. Vandaag is de Nederlandse landbouw aan de beurt.
Duidelijk beeld: de boer wordt een industrieel en de koeien in het land worden pure decoratie omdat dat goed voelt. Voorts slagen we er door het gebruik van het land in, alle landbouw in het Groene Hart onmogelijk te maken. Overigens: dat heeft consequenties voor de bijv. de top Boeren Goudse Oplegkazen en Leidse kazen die Slow Food weer in de belangstelling heeft gebracht. Ik heb het artikel hieronder overgenomen. Nederland in 2050: Grootschaligheid wint het van klein boerenbedrijf
Aflevering 8: zijn er nog tuinders? - door Karen Zandbergen
„Er is een mengvorm van voedsel en medicijnen in opkomst. Daar heeft de farmaceutische industrie de hand in, maar de plantjes zullen wel verzorgd moeten worden.”
Dus heb je ook in 2050 nog tuinders nodig, concludeert landbouweconoom Cees van Bruchem. En niet alleen daarvoor, schat de medewerker van het Landbouw-Economisch Instituut in. „Ik ga ervan uit dat mensen gewoon sla, tomaten en kaas blijven eten. Dat moet dus ook geteeld en geproduceerd worden.”
Tussen de revoluties van gemodificeerde planten (waartegen de weerstand af blijft nemen tot er een keer iets misgaat) en de opkomst van functionele voeding, zijn volgens oud-ChristenUnie-senator Van Bruchem ook in de verre toekomst de huidige sectoren nog levensvatbaar.
Het aantal landbouwbedrijven neemt drastisch af, becijferde hij met een collega, maar ze blijven wel bestaan. Als je de trends doortrekt, zijn er in 2043 nog zo’n 1000 varkens- en pluimveebedrijven. Dat waren er in 1983 bijna zestien keer zoveel. Varkenshouders doen het in dat jaar gemiddeld met 15.900 varkens, waar ze het zestig jaar eerder nog met gemiddeld 280 rooiden.
Akkerbouwers krijgen nieuwe kansen door de stijgende energieprijzen die hen nu dwarszitten. Als biodiesel een vlucht neemt, gaan Fransen, Duitsers en Polen grootschalig koolzaad en andere gewassen telen. „Je hebt zo tienduizenden hectares nodig om een beetje bio-diesel toe te voegen aan ons brandstofgebruik. Daar kan de akkerbouw een graantje van meepikken.” Want de teelt van aardappelen en uien kan daardoor in Nederland blijven.
Zal de weerstand tegen de mega-landbouwbedrijven niet toenemen? Van Bruchem ziet een paradoxale situatie. Mensen willen kleine boerenbedrijven, maar de grootschaligheid wint. Die botsing tussen ethische ideeën en economische realiteit neemt ook op andere gebieden toe. „De weerstand tegen het transport van levende dieren zal niet afnemen. Maar het kan goed zijn dat de regels versoepeld worden als de EU verder naar het oosten uitbreidt.”
„Bovendien, als de wereldhandelsorganisatie de markt steeds verder openbreekt, zal het lastig worden om de huidige waarden te behouden. Tot nu toe werden internationale fora altijd gedomineerd door het Westen. Dat zullen steeds meer landen als India, China en Brazilië worden.”
Of dat ten goede zal komen aan de manier waarop met dieren wordt omgegaan, is nog maar de vraag. „Brazilië stelt nu ook al vrij hoge eisen aan het dierenwelzijn, maar dat is vooral omdat het weet dat het land anders de Europese markt niet op komt.”
Tegelijkertijd zijn Chinezen heel ijverig bezig om coalities met Afrikaanse landen te sluiten. Tegen dat soort marktverschuivingen kan de EU zich moeilijk weren. De gelegenheidscoalities kunnen wel de markt gaan bepalen.
De betrokkenheid van consumenten bij welzijns- en milieuregels zal ook afhankelijk zijn van de band die ze met de boerenstand hebben. Misschien kan de toenemende rol van boeren bij de bescherming van de natuur en bij recreatie iets bijdragen. „Nu zijn er zo’n 20.000 tot 30.000 boeren die iets doen met natuur en recreatie. Zij beschermen bijvoorbeeld nesten van kievieten. Maar dat is qua inkomen nog erg bescheiden”, ziet Van Bruchem.
Zeker in het Groene Hart, waar het voor de akkerbouw moeilijk gaat worden doordat de grond zo inklinkt, zal een andere bedrijfsvoering een vlucht nemen. „Dat is typisch een gebied waarvan men zegt: daar moet de veehouderij niet weg. Dat is belangrijk voor het landschap.” Het zullen overheden of maatschappelijke instanties zijn die de koeien daar nog in de wei houden. „Er is natuurlijk geen boer die geld uit de camping overhevelt naar koeien.”
Maar het platteland zal voor de stadsmens zeker perspectief bieden. Vooral als de koopkracht afneemt. „Boerengolfen zal altijd nog goedkoper zijn dan een weekendje Turkije.”
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Robert-Jan, is het dan niet jammer dat onze voelbare relatie met waar ons eten vandaan komt beperkt blijft tot het winkelschap?
Op zijn best worden dan akkers, weilanden worden vervangen door wortelbolletjes in plastic zakjes in de koelversafdeling.
Ik geef toe: het is een kwestie van smaak. Want waarom zou het moeten?
Soms noemen politici handelspolitieke overwegingen om voedselproductie in ons eigen land, cq. werelddeel, te houden. Dat zou te overwegen zijn. Het goedkoopste vlees komt uit Zuid-Amerika en dat eten we hier graag. Met de economische opkomst van China - enorme vleeseters daar - is het aantrekkelijk voor Brazilië en Argentinië om de export te verleggen naar het Verre Oosten. Dat zou een rationele reden kunnen zijn om intensieve teelt te concentreren in bijv. Frankrijk en Polen.
De extensieve teelt is dood. Als die dood is, verdwijnt ook de laatste 'echte' smaak. Maar ik geef alweer toe: dat is elitair gebazel én de onwil om honderden jaren cultuur eindelijk overboord te zetten!
De afname van het aantal landbouwbedrijven is al gaande sinds begin 1900. In het begin viel het niet erg op. Sinds midden 90er jaren begon het op te vallen dat er al minder agrarische bedrijven nog actief waren. Ik ben zelf boerenzoon van afkomst en melkveehouder geweest. Aan de weg die wij vroeger woonden (ongeveer 3 km lang) waren vroeger 60 boeren actief in de melkveehouderij. Nu zijn het er nog twee! Weliswaar grote bedrijven die tijdig door hadden dat schaalvergroting de weg naar de toekomst meer veiligstelde dan een conservatieve opstelling (dus geen melkquotum kopen).
Soms vraag ik me af waarom we willens en wetens de landbouw in NL willen behouden. Consumenten gaan in de supermarkt voor de laagste prijzen en daardoor ontvangt de boer minder waardoor het moeilijker is om een redelijk inkomen te verdienen.
Waarom niet een land datgene laten produceren waar deze dat het goedkoopste kan doen (regionale specialisatie) Er wordt toch o.a. handel gedreven vanwege comparatieve kostenvoordelen. Dit alles geldt natuurlijk wel in geval van harmonisatie van de wetgeving op het gebied van milieu en kwaliteit.
Geen toekomstbeeld om vrolijk van te worden.