Van de week hield ik een praatje voor varkenshouders. Ik had het over de betekenis van het dier dat de allereerste 'stadsbewoners', zo'n 10.000 jaar geleden, gingen houden omdat het hetzelfde eet als wij. Die mensen waren 'duurzaam' al hadden ze nog nooit van het woord gehoord. Omdat ze de waarde van dingen kenden, verspilden ze niks. Ze hadden zo weinig dat ze alles probeerden her te gebruiken. Hun afval - van graanhalm en peulenschil tot vissengraat en fazantenbotje - ging naar het varken. Zo komen wij aan het varken, dat zo gul is met zijn vlees waar wij graag van aten omdat het een vrijwel volledig opeetbare vuilnisbak is.

Een van de medesprekers vertelde me dat de Egyptenaren die vorig jaar rond onze Koninginnedag besloten hun varkens te vermoorden, nu een probleem hebben. Het varken werd daar nog gehouden zoals het hoort. Nu het verdwenen is, hoopt het vuil zich op. Er moeten hoge kosten worden gemaakt om het weg te werken en er komt niks voor terug. In Nederland wordt veel gepraat over duurzaamheid, maar er is niemand die pleit voor het varken. Dat is raar. Sterker nog, als we de duurzaamheidsprofeten mogen geloven, zouden we bereid moeten zijn er de hoofdprijs voor te betalen. Maar zelfs die profeten houden hun kaken stijf op elkaar. In plaats daarvan is er een hetze tegen het varken. Wat is er fout gegaan?
Dit artikel afdrukken