Is wat we eten van belang voor de bestrijding van obesitas of is m.n. het feit dat we overal en altijd aangezet worden tot teveel eten het probleem?

Naar aanleiding van Frans Kok's aanval op Frank van Berkum's "dr. Frank dieet" kwamen hier de afgelopen dagen over die vraag de nodige perspectieven voorbij. Melchior Meijer, publicist op het gebied van de medische en voedingswetenschappen, stuurde ons naar aanleiding van de discussie een tekst die hij vier jaar geleden schreef voor het kleine en inmiddels niet meer bestaande blad TRiV'.
Impliciet is Meijer het eens met Frans Kok: het maakt wel degelijk eet wat we eten, terwijl op foodlog nu nagenoeg consensus heerst over 'teveel' als bron van ellende.
Of Kok bedoelt wat Meijer hieronder duidelijk maakt is een tweede. Lees en oordeel.

Met dank aan Melchior voor deze lange, maar uiterst leesbare tekst!

De honingzoete opmars van de diabesitas

Nederland groeit dicht. De laatste officiële CBS-meting (2006) laat zien dat bijna de helft van alle volwassenen te zwaar is. Zo’n 13 procent torst zoveel overbodig buikspek mee, dat basishandelingen als toiletgang of seks bij wijze van spreken de assistentie van een potige wijkverpleegster vergen. “Er is iets fundamenteel verkeerd aan het gaan,” zei de Britse overgewichtsprofessor Tim Lang onlangs op een congres in Kopenhagen. “Voor het eerst in de geschiedenis groeit er een generatie op waarvan een deel door de ouders zal worden overleefd.” Twee Zweedse cardiologen schreven in een open brandbrief aan hun regering dat ze alarmerend veel jonge mannen en zelfs pubers tegenkomen die ‘rondwaggelen met het hart en bloedvatstelsel van een bejaarde’. Paul Rosenmöller van het Convenant Overgewicht onderschrijft de buitenlandse waarschuwingen. Ook wij staan, zo meldt de Al Gore van het broekriemvraagstuk, aan de vooravond van een medische catastrofe zonder precedent.

Die catastrofe heet diabetes type 2, tegenwoordig ook wel diabesitas genoemd, omdat de ziekte vaak (maar niet per se) samengaat met obesitas, ofwel ernstig centraal overgewicht. Inmiddels lijden bijna een miljoen Nederlanders aan deze vorm van suikerziekte. Een veelvoud daarvan lijdt aan een voorstadium daarvan, het metabool syndroom. Deze patiënten maken ruim voldoende insuline aan – het hormoon dat ervoor zorgt dat bloedsuiker door de lichaamscellen benut kan worden – maar hun lijf kan daar niet meer mee uit de voeten; een fenomeen dat insulineresistentie wordt genoemd. Daardoor schiet de bloedsuikerspiegel omhoog. Wat tien jaar geleden nog ‘ouderdomssuiker’ werd genoemd, treft nu jonge mensen van net dertig en zelfs pubers. Een nog veel grotere groep heeft een voorstadium van de aandoening.

Om een goed idee te krijgen van de potentiële gevolgen van deze trend, moeten we naar het eiland Nauru in de Stille Zuidzee. De bevolking van dit voormalige paradijs schakelde in de loop van één generatie over van haar traditionele voeding op suiker- en zetmeelrijk gemaksvoedsel. De twintig jaar geleden nog slanke, topfitte Nauruanen zijn nu op een enkele uitzondering na ziekelijk dik. Bijna een kwart krijgt voor het dertigste levensjaar diabetes. Hun nog altijd ‘mooie’ cholesterolwaarden ten spijt, maken velen rond hun veertigste hun eerste hartinfarct door. Amputaties zijn er aan de orde van de dag en het lokale dialysecentrum heeft bij lange na niet voldoende spoelcapaciteit om het collectieve nierfalen enigszins te verlichten.

Is dat ons voorland? “Het is niet uitgesloten,” zegt de Zweedse internist en diabetesspecialist Jörgen Vesti-Nielsen, die baanbrekend onderzoek verrichtte naar effectieve behandelmethoden van overgewicht en diabetes. “Doordat de Nauruanen zo plotseling en zo totaal overgingen van een jager-verzamelaarsbestaan op een fastfood-cultuur, is bij hen momenteel sprake van heuse slachting,” verklaart hij. “Mensen met een Noord-Europese achtergrond zijn al wat langer blootgesteld aan wat wij noemen een obesogene omgeving. Wij moeten het wat bonter maken voor de meter echt in het rood komt.”

Welke grens bedoelt Vesti-Nielsen? Tot ongeveer 6000 jaar geleden leefden de meeste Europeanen als jager-verzamelaars. Ze aten vlees, vis, eieren, knollen, groenten, fruit en noten. De invoering van de landbouw zette alles op zijn kop. Graan werd plotseling het hoofdvoedsel. Inspanningsfysioloog Loren Cordain van Colorado State University, deskundige op het gebied van de evolutiegeneeskunde: “Op dat bombardement van geconcentreerde koolhydraten waren de mensen absoluut niet ingesteld. Het resultaat was een epidemie van overgewicht, diabetes en aanverwante ziekten. In de fossiele resten zie je dat duidelijk terug. Grote, sterke mensen veranderden in korte tijd in broze, suikerzieke stumpers met een grote vatbaarheid voor infectieziekten. Kanker deed plotseling zijn intrede. De levensverwachting kelderde.” Na deze slachting bleef een groep mensen over die de overschakeling op graan enigszins tolereerde. Wij zijn directe nazaten van deze ‘overlevers’. “De ‘nieuwe’ voeding was en is niet ideaal voor ons antieke lijf, maar de gevolgen – overgewicht en welvaartsziekten – treden pas op relatief hoge leeftijd op,” zegt Cordain. “De afgelopen honderd jaar, en met name de afgelopen twintig jaar, zijn we opnieuw een grens aan het overschrijden. We eten steeds meer sterk geraffineerde koolhydraten en steeds meer suiker.”

Zowel epidemiologische als klinische studies laten al sinds 1850 zien dat alle mensen dik worden en suikerziekte en hartproblemen ontwikkelen zodra het aandeel geraffineerde koolhydraten en vooral suiker een bepaalde grens overschrijdt, ongeacht het totale aantal calorieën. Dat zegt Gary Taubes, wetenschapsjournalist en auteur van het onlangs verschenen boek ‘Good Calories, Bad Calories’. “Koloniale artsen stelden dit keer op keer vast en documenteerden hun waarnemingen uitvoerig,” aldus Taubes. “De mechanismen achter die observaties zijn biologisch plausibel, ze werden al halverwege de vorige eeuw bevestigd in klinische studies, maar ze druisen in tegen de lucratieve hypothese dat verzadigd vet en cholesterol slecht zijn voor hart en vaten. Sinds de jaren ’50 riskeren wetenschappers die deze feiten naar buiten brengen hun carrière.” Een schrijnend gevolg van die doorgeschoten wishful science is volgens Taubes het ‘levensgevaarlijke advies’ aan mensen met overgewicht en een voorstadium van diabetes om veel koolhydraten te eten en uit te kijken met vet. “Diëtistes gooien letterlijk olie op het vuur. De organisaties die deze nonsens propageren, hebben zelf deel aan de catastrofe.”

Taubes, van huis uit fysicus, drievoudig winnaar van de hoogste Amerikaanse prijs voor wetenschapsjournalistiek en werkzaam voor prestigieuze bladen als Science en de New York Times, doet zulke boude uitspraken natuurlijk alleen als hij ze kan onderbouwen. “Ook modern onderzoek wijst inderdaad duidelijk in één richting,” zegt endocrinoloog en obesitas-specialist Dr David Ludwig van Harvard. “Zet mensen op een dieet met minder suiker en zetmeel en ze vallen krachtig af en worden in alle opzichten gezonder. Het mechanisme daarachter is tekstboek-kennis. Eigenlijk is het bizar dat het niet algemeen wordt gedoceerd. Suiker en zetmeel stimuleren de aanmaak van insuline. Insuline is nodig om de glucose uit de voeding in de spiercellen te krijgen en om een teveel op te kunnen slaan als vet. Een beetje is nodig, maar als er voortdurend veel wordt aangemaakt – een gevulde koek hier, een milkshake daar – worden we onherroepelijk dik en ziek. Omgekeerd is het onmogelijk om dik te worden als er weinig insuline circuleert.”

Misschien nog belangrijker is de neurologische kant aan het verhaal. Een aanhoudende insulinevloed zet de hersenen in de hongerstand, zo ontdekte Prof Dr Robert Lustig, endocrinoloog en onderzoeker aan de Universiteit van Californië. “Tijdens en na een maaltijd maken we een hormoon aan dat de hypothalamus, de eetlustthermostaat in de hersenen, vertelt dat we genoeg hebben gegeten,” doceert Lustig. “Dat hormoon heet leptine. Het probleem is dat insuline en leptine op elkaar lijken, maar dat insuline een veel luidere stem heeft. Als er onnatuurlijk veel insuline circuleert, wordt de leptine overstemd en ‘hoort’ de hypothalamus niet dat we genoeg hebben gehad. We zijn dan zoals dat heet ‘leptineresistent’ en houden, al het reservespek ten spijt, een gierende honger. Een honger waar geen wilskracht tegen opgewassen is.”Ook Lustig stelde zichzelf de vraag of er iets in onze omgeving veranderde vlak voor de spektsunami de westerse wereld overspoelde. Net als de koloniale dokters in de vorige eeuw vond Lustig slechts één voedingsfactor die veranderde, en wel drastisch: onze suikerconspumtie. In Nederland steeg die bijvoorbeeld van 50 gram per persoon per dag in 1980 naar ruim 110 gram per persoon per dag in 2004. En overal waar de suikerconsumptie stijgt, zag ook Lustig, moet de broekriem wijder. Een associatie is geen bewijs voor een oorzakelijk verband en aanvankelijk kon Lustig dan ook geen chocola maken van die robuuste, wereldwijde correlatie. Tot hij zich realiseerde dat een kristalsuikermolecuul is opgebouwd uit glucose en fructose. Aan fructose is de mens gedurende zijn ontwikkeling nooit intensief blootgesteld. Een duik in de literatuur leerde Lustig dat juist een overvloedige fructose-inname via een omweg tot zowel insuline- als leptineresistentie leidt. De gemiddelde Nederlander krijgt per dag 55 gram fructose voor de kiezen. “Een fysiologisch bizarre hoeveelheid,” meent Lustig. “Als fructose tegelijk met andere energierijke voedingsmiddelen wordt ingenomen, maakt het onze hersenen stokdoof voor eetlustremmende signaalstoffen. Een voeding met veel suiker maakt zowel ratten als mensen dik en onverzadigbaar.” Maar we zijn toch in totaal nauwelijks meer gaan eten? Lustig: “Dat klopt, maar het voor de gek gehouden brein schakelt het centraal zenuwstelsel op een laag pitje. Ondanks de overvloedige kilo’s verkeren leptineresistente hersenen in de veronderstelling dat er een ernstig energietekort heerst. Obese mensen voelen zich moe en lethargisch. Ze hebben voortdurend honger en beslist geen puf om een stukje te gaan rennen in het park. Ze voelen zich, well, like crap.”

Een bekend verhaal voor Rob Nolten, een 37-jarige systeemanalyst uit Nieuwegein. Fastfood mijdt hij als de pest. Hij let keurig op vet. Brood, aardappelen, pasta en low-fat zuivel vormen het zwaartepunt van zijn voeding en er komt alleen verantwoorde dieetmargarine in huis. Zijn dorst lest hij vooral met vruchtensap. Hij is te zwaar en heeft met name een flinke buik. “Maar welke kerel van veertig heeft dat niet,” zegt hij. Toch voelt Rob zich de laatste tijd ouder dan hij is. Altijd moe. Een paar maanden geleden stelde de huisarts vast dat hij diabetes type 2 heeft. Hij slikt nu medicijnen tegen zijn hoge bloedsuiker, bezoekt twee keer per week een fitnessclub en gaat regelmatig naar een diëtiste. “Ik blijk altijd goed te hebben gegeten. Aan mijn voeding ligt het niet, ik heb gewoon pech. Hoe ik ook mijn best doe, ik val geen gram af en mijn suikers schieten alle kanten op.”

Internist en diabetoloog Jörgen Vesti-Nielsen kijkt niet verbaasd als we hem Robs gezondheidsstatus en menulijstje voorleggen. “Pech? Ben je gek? Een normale reactie op een abnormale voeding,” luidt zijn commentaar, dat radicaal afwijkt van de officiële uitleg van bijvoorbeeld de Diabetes Vereniging Nederland en voedingsexperts als professor doctor Frans Kok. In zijn veelbesproken ‘Karlshamn Study’ toonde de Zweedse arts-onderzoeker in 2004 aan dat mensen met overgewicht en diabetes niet bestand zijn tegen wat wij ‘verstandig’ eten noemen. Zij ontwikkelen overgewicht en suikerziekte als ze de geldende voedingsrichtlijnen volgen. Zodra ze hun voeding afstemmen op onze genetische blauwdruk – minder pasta, rijst, brood, geen suiker, méér eiwit en vet - verdwijnt hun diabetes en keert hun vitaliteit terug. De laatste stand van zaken bij Vesti- Nielsen is dat zich in zijn experimentele groep geen hartinfarcten voordoen, waar er statistisch gezien al een paar hadden moeten plaatsvinden.

“Het gros van de mensen met overgewicht is het slachtoffer van een tragisch misverstand,” zei endocrinoloog David Ludwig vorig jaar in Kopenhagen. “Elke veearts weet hoe je een varken het snelst vetmest: met tarwe, mais en suiker. Met voedingsmiddelen die het bloedsuikergehalte langdurig opstuwen en de afgifte van het hormoon insuline overmatig stimuleren. Bij mensen werkt het niet anders.”

Jaarlijks verorberen we veertig kilo suiker per persoon; zowat een pak per week. “Diëtistes overladen ons en onze kinderen met Liga-koeken, Sultana’s en gesuikerde cornflakes, in de kennelijk oprechte, maar fatale veronderstelling dat het vetarm en dus goed voor ons is,” zei ook de Groningse hoogleraar klinische chemie Prof Dr Frits Muskiet onlangs op een congres in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Muskiet vraagt zich vertwijfeld af hoe intelligente mensen kunnen denken dat ons antieke lijf zulke insulten ongestraft over zich heen laat komen. Internist Jörgen Vesti-Nielsen adviseert niet te wachten tot ‘de machtige protagonsisten van dit catastrofale voedingsexperiment’ zijn uitgestorven. Hij adviseert het heft in eigen hand te nemen. “Als je fit en slank tachtig wilt worden, de gesel van overgewicht, insulineresistentie en diabetes wilt vermijden, respecteer dan je ‘wilde’ genen. Eet als een moderne jager-verzamelaar. Veel groenten, vlees, vis, eieren, schaaldieren, noten, wat fruit. Wees niet langer bang voor vet, maar spaarzaam met zaken als brood, rijst en pasta. Als je gezond bent hoef je ze beslist niet uit te bannen, maar matig het gebruik. En beschouw frisdrank, vruchtensap, drinkontbijten, koek, snoep en andere items die extra suiker bevatten als zeldzame traktaties.”

Gary Taubes interviewde voor zijn boek meer dan 600 experts. Eén van hen was Dr Scott Grundy, misschien wel de machtigste voedingsautoriteit ter wereld en voorzitter van het comité dat de Amerikaanse voedings- en cholesterolrichtlijnen vaststelt. Geconfronteerd met Taubes’ argumenten liet hij zich ontvallen: “We weten dat het metabole syndroom de hoofdoorzaak is van zowel overgewicht als hart- en vaatziekten. We weten dat geraffineerde koolhydraten aan de basis van het probleem liggen. Maar dat is een volstrekt onmogelijke boodschap.” TRiV’ vroeg verschillende Nederlandse autoriteiten, waaronder het Voedingscentrum, om commentaar, maar kreeg overal hetzelfde antwoord. “Overgewicht is een gevolg van te veel eten en te weinig bewegen.” Een middeleeuwse opvatting, meent Taubes. “Het klopt, maar het is een tautologie.”


Een kader bij de tekst vermeldde ook het volgende:

Voedingsindustrie torpedeerde WHO-advies
In haar rapport Dieet, Voeding en de Preventie van Chronische Ziekte wilde de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) in 2003 opnemen dat suiker in een verantwoorde voeding niet meer dan tien procent van de energie mag leveren. De voedingsmiddelenindustrie vond een bovengrens van 25 procent echter streng genoeg. Dat getal is afkomstig van het International Life Sciences Institute – een ‘onafhankelijke’ onderzoeksinstelling die wordt betaald door Coca Cola, Pepsi Cola, General Foods, Kraft en Procter & Gamble. Toenmalig WHO-Directeur Generaal Gro Harlem Brundtland verwachtte dus een pittige discussie. Maar die bleef uit. In plaats daarvan kreeg ze een ijlbrief van de Amerikaanse Suiker Associatie. ‘Schrap de passage over suiker onmiddellijk of we zorgen dat u de Amerikaanse overheidssteun van 406 miljoen dollar per jaar kwijtraakt’. Het dreigement werd aanvankelijk niet serieus genomen, maar de Britse professor Phillip James, voorzitter van de International Obesity Taskforce en mede-auteur van veel eerdere WHO-rapporten over voeding waarschuwde in The Guardian: ‘De suikerbaronnen zijn goed bevriend met de machtige Bush-clan, dus hun dreigement is niet zonder substantie.’ James kreeg gelijk. Het 10 procents advies werd geruisloos geschrapt. Brundtland stapte op.


Pikant: Jaap Seidell, wiens public health visie op obesitas in de andere lijnen een belangrijke rol speelt, was verantwoordelijk voor het genoemde rapport en vertelt in zijn boek Tegenwicht hoezeer Bruntland hem juist steunde. Tegen de obesogene lobby in en met haar vertrek als consequentie.

Dit artikel afdrukken