Biologica adopteert Michael Pollan. Dat is interessant nieuws, want Pollan is niet per se voor biologische landbouw, wel voor duurzame. De originele tekst van onderstaande vertaling is hier te vinden

Op 12 oktober publiceerde The New York Times een open brief van Michael Pollan aan Barack Obama, inmiddels de president van de VS. Hierin schetst Pollan het voedselprobleem waar de VS mee te kampen heeft, de enorme impact ervan, en een uitweg hieruit. Biologica levert een vertaling.

Michael Pollan is een Amerikaanse auteur die over voeding schrijft. Zijn bestseller "In defense of food" is onlangs in het Nederlands uitgebracht onder de titel "Een pleidooi voor echt eten". De 14 pagina's tellendebrief die Pollan aan Obama schreef, levert diep inzicht in internationale voedselproblematiek en is onmisbare input voor beleidsmakers. Biologica verschaft een vertaling.





New York Times, 12 oktober 2008

Het voedselprobleem
Open brief aan de nieuwe topboer
Door Michael Pollan

Geachte mijnheer de President,

Het zal u misschien verbazen te horen dat onder de problemen die in de komende jaren veel van uw tijd zullen opslokken, er één is dat tijdens uw campagne nauwelijks ter sprake is gekomen: eten. Voedselbeleid was nooit iets waar de Amerikaanse presidenten veel aandacht aan hoefden te besteden, althans tot de regeringsperiode van Nixon – de laatste keer dat hoge voedselprijzen een ernstige politieke bedreiging vormden. Sindsdien is het overheidsbeleid van maximale productie van bulkgewassen (maïs, soja, graan en rijst), waaruit het meeste van ons supermarktvoedsel wordt gemaakt, er op een indrukwekkende manier in geslaagd om de prijzen laag te houden, en voedsel min of meer van de nationale politieke agenda af te houden. Maar met een abruptheid die ons allen heeft overrompeld, lijkt het tijdperk van goedkoop en overvloedig eten aan zijn eind gekomen. Dit betekent dat u zich, zoals zoveel andere leiders in de loop der geschiedenis, tegenover het feit gesteld ziet – zo makkelijk over het hoofd te zien in afgelopen jaren – dat een gezonde nationale voedselvoorziening een kritieke factor voor de nationale veiligheid is. Eten gaat binnenkort uw aandacht vragen.

Voedsel aan basis drie grote problemen
Wat de zaak ingewikkelder maakt, is het feit dat de prijs en beschikbaarheid van eten niet de enige problemen zijn dat ons in het gezicht staren; als dat zo zou zijn, kon u eenvoudigweg Nixons voorbeeld volgen, een nieuwe Earl Butz aanstellen als minister van Landbouw, en hem de instructie geven om alles in te zetten op productieverhoging. Er zijn echter goede redenen om te veronderstellen dat de oude aanpak deze keer niet kan werken; in de eerste plaats, omdat deze afhankelijk is van goedkope energie, waar we niet langer op kunnen rekenen. Ten tweede zou productieverhoging middels industriële landbouw op dit moment betekenen dat u belangrijke waarden en standpunten, waar u wél campagne op heeft gevoerd, zou moeten opofferen. Dit brengt mij bij de diepere redenen waarom u zich niet eenvoudigweg op de voedselprijzen kunt richten, maar het hervormen van de totale voedselvoorziening tot een van uw hoogste prioriteiten tijdens uw regeringsperiode zult moeten maken: als u dit niet doet, zult u geen significante vooruitgang kunnen boeken op het gebied van de gezondheidscrisis, de energieonafhankelijkheid en de klimaatverandering. In tegenstelling tot eten, zijn deze drie wel onderwerpen waarop u campagne heeft gevoerd – en wanneer u ze probeert aan te pakken, zult u snel merken dat de manier waarop we momenteel in Amerika ons voedsel telen, verwerken en eten, ten diepste samenhangt met deze drie problemen. Dit zal moeten veranderen als we de problemen echt willen oplossen. Laat ik dit toelichten.

10 calorieën fossiele brandstof voor 1 calorie supermarktvoedsel
Afgezien van de auto’s gebruikt onze voedselvoorziening meer fossiele brandstoffen dan enige andere economische sector – 19 procent. En hoewel de experts het oneens zijn over de exacte hoeveelheid, draagt de manier waarop we onszelf voeden meer bij aan de productie van broeikasgassen dan wat dan ook – tot 37 procent, volgens een onderzoek. Elke keer als boeren het land vrijmaken voor akkerbouw en de grond omploegen, worden grote hoeveelheden koolstof in de atmosfeer losgelaten. Maar de 20e-eeuwse industrialisatie van landbouw heeft de hoeveelheid broeikasgas die door de voedselvoorziening wordt uitgestoten, met een factor twintig vergroot. Chemische kunstmest (gemaakt uit aardgas), pesticiden (gemaakt uit aardolie), landbouwmachines, moderne voedselverwerking en verpakking en transport hebben samen een systeem getransformeerd dat in 1940 voor elke calorie aan fossiele brandstof nog 2,3 calorieën aan voeding opleverde, tot een systeem dat 10 calorieën aan fossiele brandstof gebruikt om 1 calorie aan supermarktvoedsel op te leveren. Om het op een andere manier te stellen: als we eten van de industriële voedselvoorziening, eten we olie en ademen we broeikasgas uit. Deze situatie is des te absurder wanneer je bedenkt dat elke calorie die wij eten, uiteindelijk afkomstig is uit fotosynthese – een proces dat is gebaseerd op het creëren van voedingswaarde uit zonlicht. In dit eenvoudige feit liggen hoop en mogelijkheden.

Goedkoop voedsel leidt tot enorme kosten gezondheidszorg
Naast de problemen van klimaatverandering en Amerika’s verslaving aan olie, heeft u tijdens uw campagne uitgebreid gesproken over de gezondheidscrisis. De uitgaven aan gezondheidszorg zijn gestegen van 5 procent van het nationale inkomen in 1960 tot 16 procent in 2008, wat een aanzienlijk last voor de economie betekent. Het doel om de gezondheid van alle Amerikanen te waarborgen, staat of valt met het onder controle krijgen van deze kosten. Er zijn vele redenen waarom de gezondheidszorg zo kostbaar is geworden, maar een van de grootste oorzaken, die misschien het makkelijkst is na te gaan, zijn de kosten die worden gemaakt voor – te voorkomen - chronische ziekten. Vier van de top-10 doodsoorzaken in hedendaags Amerika zijn chronische ziekten die direct te maken hebben met het eetpatroon: hartziekten, beroerte, suikerziekte en kanker. Het is geen toeval dat in de jaren dat de nationale uitgaven aan gezondheidszorg stegen van 5 tot 16 procent, de uitgaven aan eten op vergelijkbare wijze zijn gedaald – van 18 procent van het huishoudinkomen naar minder dan 10 procent. Hoewel de overvloed aan goedkope calorieën, die de Amerikaanse voedselvoorziening sinds de late jaren ’70 heeft geproduceerd, de voedselprijs van de politieke agenda heeft gehouden, heeft dit geleid tot hoge kosten voor de publieke gezondheid. U kunt niet verwachten het systeem voor gezondheidszorg te herzien, laat staan de dekking te vergroten, zonder iets te doen aan de catastrofe voor publieke gezondheid die het moderne Amerikaanse dieet is.

Vrijhandel in voedsel op sterven na dood
De impact van het Amerikaanse voedingssysteem op de rest van de wereld zal ook gevolgen hebben voor uw buitenlands en handelsbeleid. In de voorbije maanden zijn er in meer dan 30 landen voedselrellen geweest, en tot nu toe is er één regering gevallen. Als de hoge graanprijzen blijven en tekorten zich gaan ontwikkelen, dan kunt u verwachten dat de richtingwijzer vastbesloten weg zal wijzen van vrijhandel, in elk geval in voedsel. Landen die hun markten openden voor de wereldwijde vloed van goedkoop graan (onder druk van eerdere regeringen, de Wereldbank en het I.M.F.) zijn zoveel boeren kwijtgeraakt dat ze bemerken dat de mogelijkheid om hun eigen bevolking te voeden, nu afhangt van beslissingen in Washington (zoals het overhaast omhelzen van biobrandstoffen door uw voorganger) en op Wall Street. Zij zullen nu haast maken om hun eigen landbouwsector opnieuw op te bouwen en vervolgens hun best doen om deze te beschermen via handelsbarrières. Reken erop dat u de frases “voedselsoevereiniteit” en “voedselzekerheid” zult horen van de lippen van elke buitenlandse leider die u zult ontmoeten. Niet alleen de “Doha Development Round”, maar de hele zaak van vrijhandel in de landbouw is waarschijnlijk morsdood, een slachtoffer van goedkoop voedselbeleid dat nauwelijks twee jaar geleden voor iedereen nog de beste keus leek. Het is een van de grote paradoxen van deze tijd dat dezelfde voedselstrategieën die hebben bijgedragen aan de overvoeding in de westerse wereld, nu bijdragen aan de ondervoeding in de derde wereld. Maar het blijkt dat teveel eten bijna net zo’n groot probleem kan zijn als te weinig – een les die we in gedachten moeten houden, wanneer we op pad gaan om een nieuwe benadering voor voedselbeleid te ontwikkelen.

Een kwestie van nationale veiligheid
Rijk of arm, de landen die worstelen met omhoogschietende voedselprijzen worden er dwangmatig aan herinnerd dat voedsel een kwestie van nationale veiligheid is. Wanneer een land niet meer in staat is zichzelf voldoende te voeden, wordt het niet alleen afhankelijk van de genade van de wereldmarkt, maar ook van andere regeringen. Het gaat niet alleen om de beschikbaarheid van voedsel, dat door een vijandig land gegijzeld kan worden, maar ook om de betrouwbaarheid ervan: zoals de recente voedselschandalen in China duidelijk maken, hebben we weinig controle over de veiligheid van geïmporteerd voedsel. Moedwillige vervuiling van ons voedsel betekent nog een andere bedreiging. Bij zijn afscheidspersconferentie in 2004 gaf Tommy Thompson, de minister van Volksgezondheid, een ijzingwekkende waarschuwing: “Ik begrijp in het geheel niet waarom de terroristen onze voedselvoorziening niet hebben aangevallen, want dat is zo makkelijk om te doen”.

Echte verandering voor het eerst in een generatie mogelijk
Dit is, kort gezegd, het slechte nieuws: het voedselbeleid en landbouwbeleid dat u heeft geërfd – ontworpen voor maximale productie ten koste van alles, vertrouwend op goedkope energie – ligt aan stukken, en de noodzaak om de problemen op te lossen die dit beleid heeft veroorzaakt, is acuut. Het goede nieuws is dat de voedselcrisis en energiecrisis samen een politieke omgeving creëren waarin een echte hervorming van de voedselvoorziening misschien voor het eerst in een hele generatie mogelijk wordt. De Amerikaanse bevolking besteedt meer aandacht aan eten dan zij in tientallen jaren heeft gedaan, waarbij ze zich niet alleen zorgen maakt over de prijs ervan maar ook over de betrouwbaarheid, de herkomst en de gezondheidsaspecten. Er is een groeiend gevoel onder de bevolking dat het systeem van industriële voedselproductie kapot is. De markten voor andersoortig eten – biologisch, regionaal, gebaseerd op weidegang, humaan – bloeien als nooit tevoren. Al deze tendensen suggereren dat er politiek draagvlak ontstaat, en niet alleen vanuit de linkerhoek: de laatste tijd hebben ook conservatieve stemmen hun steun voor hervorming laten klinken. Het magazine The American Conservative schreef onlangs over de trend naar lokale voedselproductie, traditioneel eten (en maaltijden in gezinsverband) en duurzame landbouw: “Dit is een conservatief ideaal bij uitstek”.

Van aardolie naar zonlicht
Er staan veel aangrijpende zaken in het nieuwe voedselplan dat ik u vraag aan te nemen, maar het kernidee kan nauwelijks simpeler zijn: we moeten de Amerikaanse voedselvoorziening losweken van haar loodzware 20e-eeuwse aardoliedieet, en haar terugzetten op een modern dieet van zonlicht. Inderdaad, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Alles wat we doen om landbouw te bedrijven en onszelf te voeden, is doortrokken van fossiele brandstoffen. Om het voedselsysteem terug op een dieet van zonlicht te zetten, vraagt om een beleid dat de werkwijze verandert in elke schakel van de voedselketen: op de akkers, bij de verwerking en verkoop van voedsel, en zelfs in de Amerikaanse keuken en aan de Amerikaanse eettafel. Maar de zon beschijnt nog steeds ons land, dag in dag uit, en fotosynthese verricht nog steeds haar wonderen waar het zonlicht valt. Als er één onderdeel is van de moderne economie dat bevrijd kan worden van haar afhankelijkheid van olie, en succesvol in de zon gezet kan worden, is zonder twijfel het voedsel.

Hoe we hier zijn gekomen
Voordat we aan het werk gaan om een nieuw plan op te stellen voor de hervorming van de voedingsvoorziening, is het belangrijk om te begrijpen hoe het huidige systeem is ontstaan – en ook om alles te erkennen wat het, ondanks de problemen, heeft opgeleverd. Wat ons huidige voedselsysteem erg goed doet, is precies datgene waarvoor het ontworpen is: het produceren van goedkope calorieën in grote hoeveelheden. Het is geen kleinigheid dat een Amerikaan een fast-food restaurant binnen kan lopen en een dubbele cheeseburger, frietjes en een grote Coca-Cola kan kopen voor een prijs die gelijk staat aan minder dan een uur werken tegen een minimumloon – in de lange geschiedenis van de mensheid is dit een opmerkelijke prestatie.

Gevolg van beleid
We moeten onder ogen zien dat de huidige voedselvoorziening – gekarakteriseerd door monoculturen van maïs en soja in het veld en goedkope calorieën aan vet, suiker en “feedlot”1 vlees op tafel – niet zomaar een gevolg is van de vrije markteconomie. Het is eerder het resultaat van een specifieke serie overheidsmaatregelen, die op de boerderij een verschuiving hebben mogelijk gemaakt en gefinancierd van zonne-energie (en menselijke energie) naar energie uit fossiele brandstoffen.

Van diversiteit naar monocultuur
Heeft u, toen u over Iowa vloog tijdens de campagne, gemerkt hoe het land helemaal leeg – zwart – was van oktober tot april? Wat u zag, is een agrarisch landschap dat in feite is gecreëerd door goedkope olie. In vroegere tijden, behalve hartje winter, zou u in die velden een schaakbordpatroon van allemaal verschillende tinten groen hebben gezien: weitjes en hooivelden voor dieren, gewassen voor groenbemesting2 , misschien een rechthoekje fruitbomen. Vóór de toepassing van olie en gas in de landbouw vertrouwden de boeren op de diversiteit aan gewassen (en fotosynthese), zowel om de grond vruchtbaar te houden en plagen te bestrijden, als om zichzelf en hun omgeving te voeden. Goedkope energie maakte het echter mogelijk om monoculturen te scheppen, en monoculturen op hun beurt hebben de productiviteit van zowel het Amerikaanse land als de Amerikaanse boer gigantisch vergroot; tegenwoordig zorgt een gemiddelde boer uit de Corn Belt3 in zijn eentje voor het eten van 140 mensen.

Kunstmest in plaats van bommen
Dit is geen willekeurige ontwikkeling geweest. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de overheid de ammunitie-industrie aangemoedigd om over te stappen op de productie van meststoffen – want ammoniumnitraat is het hoofdingrediënt van zowel bommen als kunstmest. Ze stimuleerde tevens de toepassing van zenuwgasonderzoek in de vorm van pesticiden. Daarnaast begon de overheid met het subsidiëren van bulkgewassen, waarbij de boeren per volume werden betaald voor alle maïs, sojabonen, graan en rijst die ze konden produceren. De ene na de andere minister van landbouw drong aan tot aanplanten “van hek tot hek” en tot “opschalen of uitstappen”.

Onder de kostprijs
Het belangrijkste resultaat, vooral na Earl Butz4 , was een overvloed van goedkoop graan dat verkocht kon worden voor een substantieel lagere prijs dan de kostprijs, omdat de overheidssubsidies het gat opvulden. En terwijl dit kunstmatig goedkoopgehouden graan zich opwerkte in de voedselketen, doken de prijzen van de calorieën uit dit graan omlaag: goedkope fructosestroop uit maïs in de Coca-Cola, goedkope sojaolie waarin friet werd gebakken, goedkoop vlees en kaas in de hamburger.

Naar een half pond vlees per dag
De gesubsidieerde monoculturen van graan leidden direct tot monoculturen van dieren: want nu industriële mesterijen graan konden inkopen voor een lagere prijs dan de kostprijs, konden ze de dieren goedkoper vetmesten dan de boeren dat zelf konden. Zo verhuisde het Amerikaanse vleesvee en melkvee van de boerderij naar de “feedlots”, waardoor de prijs van dierlijk eiwit zodanig omlaag werd gedreven dat de gemiddelde Amerikaan nu het genoegen heeft zo’n 90 kilo vlees per jaar te eten – een half pond per dag.

Van één oplossing naar twee problemen
Maar hoewel het economisch zinvol leek om de dieren uit hun boerderijen te halen, was het uit ecologisch perspectief volstrekt zinloos: hun mest, voorheen altijd beschouwd als een waardevolle bron van vruchtbaarheid op de boerderij, werd nu afval: industriële boerenbedrijven zijn samen een van de grootste vervuilers van de VS. Zoals Wendell Berry5 ietwat zuur opmerkte, komt het idee om dieren van boerderijen af te halen en over te brengen naar massale mesterijen erop neer dat je een elegante oplossing bij de kop pakt – dieren herstellen de vruchtbaarheid die de gewassen ontnemen – en hem keurig verdeeld in twee problemen: een vruchtbaarheidsprobleem op het land en een vervuilingsprobleem op de mesterij. Het eerste probleem wordt opgelost met kunstmest uit fossiele brandstoffen; het tweede probleem wordt helemaal niet opgelost.

Koekjes over de Atlantic
Wat ooit een regionale voedseleconomie was, is nu een landelijke en in toenemende mate wereldwijde aangelegenheid – wederom met dank aan de fossiele brandstoffen. Goedkope energie – voor wegtransport van voedsel en het oppompen van water – is de reden dat New York haar producten nu uit Californië haalt in plaats van de naburige “Garden State”6 , zoals het geval was voor de komst van federale snelwegen en landelijke vrachtvervoernetwerken. Meer recent heeft goedkope energie gezorgd voor een wereldwijde voedseleconomie waarin het economisch zinvol is (of eigenlijk ‘was’) om zalm te vangen in Alaska, deze naar China te verschepen om gefileerd te worden, en vervolgens terug naar Californië om opgegeten te worden; of waarin Californië en Mexico geld verdienen door tomaten heen en weer te slepen over de grens; of waarin Denemarken en de VS koekjes verhandelen over de Atlantische Oceaan. Over die laatste uitruil merkte de econoom Herman Daly7 eens op: ‘Recepten uitwisselen zou toch efficiënter moeten zijn.’

Kans tot hervorming
Het tijdperk van goedkoop, op olie gebaseerd voedsel nadert nu zijn einde, wat we er ook aantrekkelijk aan vonden. Zelfs als we bereid zijn om te prijs te blijven betalen op het gebied van milieu en gezondheidszorg, dan nog zullen we niet genoeg goedkope energie hebben (en water) om het systeem in stand te houden, laat staan om de productie uit te breiden. Maar, zoals vaak, sluit een crisis de mogelijkheid tot hervorming in zich, en de huidige voedselcrisis biedt kansen die we moeten grijpen.

Van aardolie naar zonlicht
Er staan veel aangrijpende zaken in het nieuwe voedselplan dat ik u vraag aan te nemen, maar het kernidee kan nauwelijks simpeler zijn: we moeten de Amerikaanse voedselvoorziening losweken van haar loodzware 20e-eeuwse aardoliedieet, en haar terugzetten op een modern dieet van zonlicht. Inderdaad, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Alles wat we doen om landbouw te bedrijven en onszelf te voeden, is doortrokken van fossiele brandstoffen. Om het voedselsysteem terug op een dieet van zonlicht te zetten, vraagt om een beleid dat de werkwijze verandert in elke schakel van de voedselketen: op de akkers, bij de verwerking en verkoop van voedsel, en zelfs in de Amerikaanse keuken en aan de Amerikaanse eettafel. Maar de zon beschijnt nog steeds ons land, dag in dag uit, en fotosynthese verricht nog steeds haar wonderen waar het zonlicht valt. Als er één onderdeel is van de moderne economie dat bevrijd kan worden van haar afhankelijkheid van olie, en succesvol in de zon gezet kan worden, is zonder twijfel het voedsel.

Hoe we hier zijn gekomen
Voordat we aan het werk gaan om een nieuw plan op te stellen voor de hervorming van de voedingsvoorziening, is het belangrijk om te begrijpen hoe het huidige systeem is ontstaan – en ook om alles te erkennen wat het, ondanks de problemen, heeft opgeleverd. Wat ons huidige voedselsysteem erg goed doet, is precies datgene waarvoor het ontworpen is: het produceren van goedkope calorieën in grote hoeveelheden. Het is geen kleinigheid dat een Amerikaan een fast-food restaurant binnen kan lopen en een dubbele cheeseburger, frietjes en een grote Coca-Cola kan kopen voor een prijs die gelijk staat aan minder dan een uur werken tegen een minimumloon – in de lange geschiedenis van de mensheid is dit een opmerkelijke prestatie.

Gevolg van beleid
We moeten onder ogen zien dat de huidige voedselvoorziening – gekarakteriseerd door monoculturen van maïs en soja in het veld en goedkope calorieën aan vet, suiker en “feedlot”1 vlees op tafel – niet zomaar een gevolg is van de vrije markteconomie. Het is eerder het resultaat van een specifieke serie overheidsmaatregelen, die op de boerderij een verschuiving hebben mogelijk gemaakt en gefinancierd van zonne-energie (en menselijke energie) naar energie uit fossiele brandstoffen.

Van diversiteit naar monocultuur
Heeft u, toen u over Iowa vloog tijdens de campagne, gemerkt hoe het land helemaal leeg – zwart – was van oktober tot april? Wat u zag, is een agrarisch landschap dat in feite is gecreëerd door goedkope olie. In vroegere tijden, behalve hartje winter, zou u in die velden een schaakbordpatroon van allemaal verschillende tinten groen hebben gezien: weitjes en hooivelden voor dieren, gewassen voor groenbemesting2 , misschien een rechthoekje fruitbomen. Vóór de toepassing van olie en gas in de landbouw vertrouwden de boeren op de diversiteit aan gewassen (en fotosynthese), zowel om de grond vruchtbaar te houden en plagen te bestrijden, als om zichzelf en hun omgeving te voeden. Goedkope energie maakte het echter mogelijk om monoculturen te scheppen, en monoculturen op hun beurt hebben de productiviteit van zowel het Amerikaanse land als de Amerikaanse boer gigantisch vergroot; tegenwoordig zorgt een gemiddelde boer uit de Corn Belt3 in zijn eentje voor het eten van 140 mensen.

Kunstmest in plaats van bommen
Dit is geen willekeurige ontwikkeling geweest. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de overheid de ammunitie-industrie aangemoedigd om over te stappen op de productie van meststoffen – want ammoniumnitraat is het hoofdingrediënt van zowel bommen als kunstmest. Ze stimuleerde tevens de toepassing van zenuwgasonderzoek in de vorm van pesticiden. Daarnaast begon de overheid met het subsidiëren van bulkgewassen, waarbij de boeren per volume werden betaald voor alle maïs, sojabonen, graan en rijst die ze konden produceren. De ene na de andere minister van landbouw drong aan tot aanplanten “van hek tot hek” en tot “opschalen of uitstappen”.

Onder de kostprijs
Het belangrijkste resultaat, vooral na Earl Butz4 , was een overvloed van goedkoop graan dat verkocht kon worden voor een substantieel lagere prijs dan de kostprijs, omdat de overheidssubsidies het gat opvulden. En terwijl dit kunstmatig goedkoopgehouden graan zich opwerkte in de voedselketen, doken de prijzen van de calorieën uit dit graan omlaag: goedkope fructosestroop uit maïs in de Coca-Cola, goedkope sojaolie waarin friet werd gebakken, goedkoop vlees en kaas in de hamburger.

Naar een half pond vlees per dag
De gesubsidieerde monoculturen van graan leidden direct tot monoculturen van dieren: want nu industriële mesterijen graan konden inkopen voor een lagere prijs dan de kostprijs, konden ze de dieren goedkoper vetmesten dan de boeren dat zelf konden. Zo verhuisde het Amerikaanse vleesvee en melkvee van de boerderij naar de “feedlots”, waardoor de prijs van dierlijk eiwit zodanig omlaag werd gedreven dat de gemiddelde Amerikaan nu het genoegen heeft zo’n 90 kilo vlees per jaar te eten – een half pond per dag.

Van één oplossing naar twee problemen
Maar hoewel het economisch zinvol leek om de dieren uit hun boerderijen te halen, was het uit ecologisch perspectief volstrekt zinloos: hun mest, voorheen altijd beschouwd als een waardevolle bron van vruchtbaarheid op de boerderij, werd nu afval: industriële boerenbedrijven zijn samen een van de grootste vervuilers van de VS. Zoals Wendell Berry5 ietwat zuur opmerkte, komt het idee om dieren van boerderijen af te halen en over te brengen naar massale mesterijen erop neer dat je een elegante oplossing bij de kop pakt – dieren herstellen de vruchtbaarheid die de gewassen ontnemen – en hem keurig verdeeld in twee problemen: een vruchtbaarheidsprobleem op het land en een vervuilingsprobleem op de mesterij. Het eerste probleem wordt opgelost met kunstmest uit fossiele brandstoffen; het tweede probleem wordt helemaal niet opgelost.

Koekjes over de Atlantic
Wat ooit een regionale voedseleconomie was, is nu een landelijke en in toenemende mate wereldwijde aangelegenheid – wederom met dank aan de fossiele brandstoffen. Goedkope energie – voor wegtransport van voedsel en het oppompen van water – is de reden dat New York haar producten nu uit Californië haalt in plaats van de naburige “Garden State”6 , zoals het geval was voor de komst van federale snelwegen en landelijke vrachtvervoernetwerken. Meer recent heeft goedkope energie gezorgd voor een wereldwijde voedseleconomie waarin het economisch zinvol is (of eigenlijk ‘was’) om zalm te vangen in Alaska, deze naar China te verschepen om gefileerd te worden, en vervolgens terug naar Californië om opgegeten te worden; of waarin Californië en Mexico geld verdienen door tomaten heen en weer te slepen over de grens; of waarin Denemarken en de VS koekjes verhandelen over de Atlantische Oceaan. Over die laatste uitruil merkte de econoom Herman Daly7 eens op: ‘Recepten uitwisselen zou toch efficiënter moeten zijn.’

Kans tot hervorming
Het tijdperk van goedkoop, op olie gebaseerd voedsel nadert nu zijn einde, wat we er ook aantrekkelijk aan vonden. Zelfs als we bereid zijn om te prijs te blijven betalen op het gebied van milieu en gezondheidszorg, dan nog zullen we niet genoeg goedkope energie hebben (en water) om het systeem in stand te houden, laat staan om de productie uit te breiden. Maar, zoals vaak, sluit een crisis de mogelijkheid tot hervorming in zich, en de huidige voedselcrisis biedt kansen die we moeten grijpen.

1 Massale mesterijen voor vee in de VS, waar het met weinig bewegingsvrijheid wordt afgemest voor de slacht.

2 Gewassen die de bodem verbeteren zoals rolklaver.

3 Regio in het mid-westen van de VS waar op grote schaal maïs wordt verbouwd.

4 Minister van Landbouw onder Nixon en Ford

5 Amerikaanse auteur, intellectueel en boer

6 New Jersey

7 Amerikaanse ecologische econoom


Obama gaf in een interview met Time een kort commentaar op Pollan's open brief:

I was just reading an article in the New York Times by Michael Pollen about food and the fact that our entire agricultural system is built on cheap oil. As a consequence, our agriculture sector actually is contributing more greenhouse gases than our transportation sector. And in the mean time, it's creating monocultures that are vulnerable to national security threats, are now vulnerable to sky-high food prices or crashes in food prices, huge swings in commodity prices, and are partly responsible for the explosion in our healthcare costs because they're contributing to type 2 diabetes, stroke and heart disease, obesity, all the things that are driving our huge explosion in healthcare costs. That's just one sector of the economy. You think about the same thing is true on transportation. The same thing is true on how we construct our buildings. The same is true across the board.
Dit artikel afdrukken