In 1986 ontplofte de kerncentrale van Tsjernobyl, met als gevolg dat over heel (Oost-) Europa een wolk radioactiviteit trok. Nu, 28 jaar na dato, blijkt 10% van de wilde zwijnen die in het Thüringer Wald geschoten worden, nog altijd te radioactief te zijn voor consumptie.

Paddenstoelenmycelium
De Leipziger Volkszeiting meldt dat vorig jaar 586 geschoten zwijnen zijn onderzocht (van de 23.500 in totaal die tijdens het jachtseizoen werden geschoten).

Bij 10% van de dieren werd een hogere radioactiviteit werd vastgesteld dan de toegestane grenswaarde van 600 Becquerel per kilo. Wilde zwijnen zijn extra gevoelig voor de radioactiveitsgevolgen van Tsjernobyl, omdat zij graag paddenstoelen eten. Het radioactieve cesium dat neersloeg op bodem en begroeiing, wordt in het bijzonder door het paddenstoelenmycenium opgenomen en vindt zo zijn weg naar de wilde zwijnen.

Regels worden goed nageleefd
In bepaalde gebieden van midden-Duitsland, en met name in het Thüringer Wald, zijn jagers verplicht hun geschoten zwijnen te laten testen als zij het vlees in de verkoop willen brengen. In andere delen van de regio wordt steeksproefgewijs en bijvoorbeeld alleen 's winters getest. Die regels worden over het algemeen goed nageleefd, ook omdat de jagers een schadeloosstelling krijgen als het vlies vernietigd moet worden. Als jagers het vlees voor eigen consumptie houden, is die verplichting er niet, schrijft de LVZ. "600 Becquerel is een hele lage grenswaarde. Als iemand dat één keer eet, is dat geen probleem", zegt Karin Schindler, van het Referats für Lebensmittelüberwachung, de voedselinspectie.

Zou iemand zich zorgen maken over de radioactiviteit van de wilde zwijnen in de bos- en paddenstoelrijke gebieden die nog dichter bij Tsjernobyl liggen?
Dit artikel afdrukken