In opdracht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voerde het LEI een quick scan uit om vast te stellen of de supermarkten mogelijk een oneigenlijke concentratie van macht vormen die de prijzen in de markt bepaalt en daarmee de gehele voortbrengingsketen domineert.

Geen oneigenlijke macht
In 2009 werd al eens geconcludeerd dat supermarkten de markt niet naar hun hand zetten, cq. kunnen zetten. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA) formuleerde dat destijds als volgt: Allereerst is het zo dat de prijzen in de agrifoodsector in de periode 2005-2008 voor alle schakels in de bedrijfskolom sterk gestegen zijn. Deze prijsontwikkeling is het sterkst op producentenniveau. Ten tweede wijst het onderzoek uit dat er geen indicaties zijn dat de supermarkt dominant is in de prijsvorming in de agrifoodsector. Supermarkten kunnen over het algemeen hun marge niet blijvend verbeteren aangezien prijsverhogingen op consumentenniveau samengaan met prijsverhogingen bij de groothandel.

Nu, 5 jaar later, zegt het LEI: Vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt kan op basis van de quick scan geconstateerd worden dat de risico’s op ongeoorloofde praktijken zeer klein zijn. We konden niet in alle gevallen de precieze totstandkoming van prijsnoteringen achterhalen. Echter de risico’s worden sterk beperkt gezien het feit dat er vele verschillende noteringen zijn die sterk met elkaar samenhangen, er grote prijsschommelingen zijn en de prijsnotering niet verplicht wordt opgelegd. Tussen de sectoren zijn geen grote verschillen waargenomen.

Overheid moet toch een oogje in het zeil houden
Niettemin zegt het LEI verschillen te zien waarin nu eens de concurrentieverhoudingen tussen supermarkten de prijsvorming beïnvloeden, dan van die van de handel en dan weer die van het aanbod. Daarom zou het toch aanbevolen zijn dat de politiek een oogje in het zeil houdt. In hun slotwoorden zeggen de LEI-onderzoekers met zoveel woorden dat de onderlinge concurrentie tussen supermarkten hen niet altijd op de belangen van de keten als geheel laat letten. Dat zou vooral het geval zijn in het geval van eieren, uien en kipfilet.

Die conclusie leest ongemakkelijk omdat hij klinkt als een politieke boodschap die niet strookt met de feitelijke bevindingen van de onderzoekers. Daar komt bij dat het rapport om die conclusie - die het in zijn slotwoorden trekt - toch te rechtvaardigen, aansluit bij de slechts kwalitatieve analyses en conclusie van een onlangs door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) uitgebracht rapport dat stelt de voedselketen in zijn geheel moet worden beoordeeld op zijn weerbaarheid.

Het is niet ondenkbaar dat het LEI bij gebrek aan hard materiaal de ACM, zijn opdrachtgever, duidelijk probeert te maken dat er 'iets' aan de hand is dat niet hard gemaakt kan worden. De WRR moet het gat in de eigen kwantitatieve analyses opvullen. Maar zonder harde resultaten, stellen zich onmiddellijk 2 vragen die de opdrachtgever ongetwijfeld juist door het onderhavige rapport beantwoord had willen zien: wat dan en waar moet de politiek op letten?

Zinloos
Neo-Marxianen wijzen er al een kleine 20 jaar op dat het kapitalisme regelmatig in crises komt waarin het systeem als geheel vastloopt omdat de grote marktpartijen elkaar het verlies niet gunnen en er geen waarde meer wordt gecreëerd voor toekomstige ontwikkeling en innovatie. Dat fenomeen doet zich voor in rijpe, vergaand geconcentreerde markten; de druk die eruit voortgaat, zorgt ervoor dat iedere schakel uitsluitend zijn eigen belang kan nastreven en geen speelruimte meer heeft om zich op te stellen vanuit het publieke belang.
Vanuit die optiek is het zinloos om alleen naar de supermarkten te kijken. Antonio Negri en Michael Hardt zijn de meest bekende vertegenwoordigers van deze manier van analyseren. Bij toeval kwam vanuit GroenLinks enkele dagen geleden met het advies om Marx te herlezen om de aan de orde zijnde vraagstukken te begrijpen. In de literatuuropgave van het LEI zijn Marx en de neo-Marxianen niet opgenomen.

Fotocredits: omslag rapport LEI, LEI
Dit artikel afdrukken