Dat de Noordelijke en Zuidelijke boeren in ons land het niet eens zijn over grondgebonden veehouderij is onder ingewijden een publiek geheim. De zuidelijken hebben onvoldoende grond voor hun vele beesten. Daarom willen ze liever ongrondgebonden koeien kunnen houden. De noordelijken hebben die grond wel en kunnen daarmee de zuidelijken er in groei uitfietsen. Dat biedt hen perspectief.

Wie goed kijkt en rekent, weet dat zuidelijke boeren door hun schaarse grond duurzamer met hun dieren per hectare hebben leren omgaan dan de noordelijke boeren. Maar het wrijft en schuurt. Daarom is er zoveel gedoe over de nieuwe melkveewet.

Zuidelijk neologisme: 'eigenschaligheid'
Het publiek, de politiek en ook de verantwoordelijke staatssecretaris zijn voor grondgebonden dierhouderij in ons land. Om daarmee om te kunnen gaan, hebben de zuidelijke boeren een neologisme uitgevonden om toch nog te kunnen blijven groeien: 'eigenschaligheid'. Dat lijkt te betekenen dat de koe regelmatig een luchtje moet kunnen scheppen als de maatschappij dat graag wil. De zuidelijke boeren van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) formuleren dat als volgt: eigenschaligheid: het bedrijf moet passen bij de omgeving, bij de ondernemer en bij zijn markt (vraagt de markt weidegang, dan kan en zal de veehouder dat leveren). Maar er is te weinig grond en dus heeft 'eigenschaligheid' niets met grondgebondenheid te maken, ook al is het aangenaam voor de koe om af en toe even naar buiten te kunnen.
Grondgebondenheid betekent dat mest op het land van de boer moet kunnen worden gebruikt en niet met kunstgrepen ergens anders hopelijk toch nuttig en zonder fraude wordt toegepast.

Boerderij noteert: LTO Noord vindt dat er grenzen moeten worden gesteld aan de optie voor 100 procent mestverwerking, om hiermee de groei van de melkveehouderij evenwichtig te laten plaatsvinden, met behoud van grondgebondenheid en weidegang en binnen de milieurandvoorwaarden. De beperking aan de grondloze groei moet erop gericht zijn dat de verhouding tussen grond en koeien niet scheef groeit.

Het schisma tussen Noord en Zuid
Wat Boerderij dan ook werkelijk noteert is het schisma tussen de Noordelijke en de Zuidelijke boeren van Nederland. Noord wil grondgebonden, Zuid kan dat niet willen.

Voor supermarkten en andere grootverkopers van zuivel wordt het makkelijk kiezen: zij kiezen straks voor Noordelijke melk, boter en kaas. Dat wil het publiek immers en zij moeten zich ergens mee onderscheiden. Brabantse melk gaat voortaan naar de anonieme wereldmarkt in het verre buitenland, ook als de prijzen daar een tijdje laag zijn. Dat laatste gebeurt regelmatig. Dat is juist voor niet-grondgebonden boeren - die hogere kosten hebben én een ongunstiger eigen vermogen - soms erg vervelend. Noordelijke melk houdt zijn prijs, want die is zoals wij en steeds meer stadse Europeanen in onze buurt die willen en gewend zijn af te rekenen. Die prijs hoeft niet mee te schommelen, want dat is hun 'eigen' merk melk. Die is zonder gedonder en kopen consumenten straks net als een pak Brinta of Wasa Crackers altijd voor dezelfde prijs.

Onlangs zei Martin Scholten, de beestenbaas van de WUR, dat we ook de Brabantse aanpak serieus moeten nemen. Zou zijn visie het redden tegen de publieke opinie die meer wil dan koeien die - zo ziet het denken aan de stedelijke grachten dat - als bajesklanten af en toe een luchtje mogen scheppen? Wie commercieel slim is, maakt dat verschil immers tastbaar.

De Brabantse boeren van ZLTO maken dat nu mogelijk door hun 'eigenschaligheid'. Dat heeft nou eenmaal een industrieel luchtje, ook al is dat alleen maar emotioneel.

Fotocredits: Koe binnen, Reginald Dierckx
Dit artikel afdrukken