In boerenblad Nieuwe Oogst schrijft akkerbouwer Huib Rijk deze week een tekst over beschaving en voedsel. Volgens Huib kun je alleen maar naar het geheel kijken en zorgen deeloplossingen altijd weer voor problemen. Honger is niet het gevolg van een tekort aan eten maar van armoe. Geld is het gevolg van genoeg eten, maar het zorgt voor honger elders als we daar niet ook voor genoeg koopkracht zorgen.

Komen we ooit uit deze vraagstukken met de eendimensionale manier van denken die onze tijden kenmerkt?

Het wereldvoedselsysteem zit vol systeemfouten: 1 miljard mensen kampen met overgewicht. Tegelijk zijn er 1 miljard mensen die met honger naar bed gaan, terwijl cijfers van FAO-OECD aantonen dat boeren voldoende voedsel kunnen produceren voor 9 miljard mensen. Verder worden recordhoeveelheden graan in bio-ethanol omgezet, vruchtbare polders onder water gezet, oerwoud gekapt voor teelt van soja, waar koeien melk van produceren die boeren weggooien uit protest tegen machtsmisbruik van supermarkten. In dit artikel wil ik een analyse maken, niet alleen van deze verschijnselen afzonderlijk, maar ook in hun samenhang. Analyses zijn op diverse niveau’s – van het individu tot de mensheid als geheel – sterk verschillend, zelfs vaak tegenstrijdig.

Honger als verdelingsvraagstuk
Een veel gehoorde gedachte is dat er voldoende voedsel is, maar dat slechts de verdeling ongelijk is. Vanuit die gedachte is voedselhulp een logische gedachte: “We feed the world”.

Honger als technologisch vraagstuk
80% van de hongerigen is zelf boer of landarbeider. Maar hun productiemethoden leiden tot lage opbrengsten en uitputting van de grond. “Geef je iemand een vis dan kan hij één dag eten, geef je hem een hengel dan kan hij zichzelf voeden”, dit is het motto van ontwikkelingshulp. De G-20 lanceerde deze zomer het initiatief investeringen in de landbouw sterk te verhogen. Een verhoging van 1% van het landbouwbudget leidt tot 2 á 3% productieverhoging, waarbij landbouw een positieve bijdrage vormt aan de totale economie.

Honger als sociaal-economisch vraagstuk
Input aan productiemiddelen is voor arme boeren te duur, doordat ze te weinig ontvangen voor hun producten.
Het lijkt logisch dat onder moeilijke omstandigheden de ware ondernemers boven komen drijven. Maar ondernemersschap vereist goede omstandigheden: redelijke, en vooral stabiele prijzen. Een boer met koe, maar zonder afzet voor melk, richt zich op zelfvoorzienende landbouw – zolang zijn grond wat opbrengt. Vissers met hengel bij een lege zee investeren niet in een tweede hengel maar gaan op zoek naar alternatieve inkomsten. Opvallend gevolg van piraterij bij Somalië is dat grote vissersboten uit de kust blijven en de visstand zich herstelt. Jongelui zonder nuttige besteding van hun energie en tijd, zijn creatief genoeg om onnuttige bestedingen te bedenken.

Honger als gevolg van machtsstructuren
Boeren worden op diverse niveau’s geconfronteerd met machtsstructuren die in hun nadeel werken. Hierdoor hebben zij geen marktmacht en kunnen geen rendabele prijzen afdwingen. Zij dreigen vaak hun land kwijt te raken omdat ze niet over eigendomspapieren beschikken. Door gebrek aan opslagcapaciteit zijn ze vaak genoodzaakt hun producten na de oogst voor lage prijzen te verkopen – soms moeten ze hetzelfde product later voor veel hogere prijzen terugkopen als hun eigen voorraad op is. Hun belangen worden stelselmatig verkwanseld voor de belangen van de stadselite. En de belangen van arme landen worden weer tegengewerkt door welvarende landen. Dit gaat soms op subtiele wijze. Zo zijn er voor onbewerkte grondstoffen (cacao, koffie, ertsen) geen importheffingen ingesteld. Maar hoe meer bewerking er heeft plaatsgevonden, hoe hoger deze heffingen zijn (tariefescalatie). Ontwikkeling van verwerkende industrie wordt daarmee tegengehouden.
Is het geen schande hoe ontwikkelingslanden hun landbouw verwaarloosd hebben? Maar als die landen IMF-leningen willen, krijgen ze ‘dringend advies’ hun markten te openen voor export uit rijke landen die wel hun boeren beschermen. Honger hangt samen met structuren, zelfs al zien die er barmhartig uit. Als boeren bij voedseltekorten niet profiteren van hoge prijzen, maar juist moeten concurreren met gratis voedselhulp, zijn de gevolgen verwoestend.

Honger als overcapaciteitsprobleem
De landbouw kan voldoende produceren om 9 miljard mensen te voeden. Maar er zijn slechts 6,7 miljard mensen, waarvan er één miljard elke dag met honger naar bed gaan. Dit resulteert in een felle concurrentie om afzetmogelijkheden. Belangrijk is te realiseren dat hier veel indirecte effecten uit voortkomen. Want hierdoor zijn producenten uitwisselbaar en bezitten geen marktmacht. Lage prijzen maakt het arme boeren onmogelijk hun grond goed te verzorgen. Honger en armoede zijn er niet ondanks, maar juist doordat we zo veel kunnen produceren.

Armoede als oorzaak van honger
Binnen het comité voor voedselzekerheid (CFS), onderdeel van de FAO, is de visie dat honger het best bestreden wordt door voedselprijzen zo laag mogelijk te maken. Maar gevolg hiervan is leegloop van het platteland, en daardoor druk op de arbeidsmarkt en nog lagere lonen. Het voedselprobleem hangt samen met het probleem van werkgelegenheid. Als er voor arme boeren voldoende werkgelegenheid in de stad is, dan zijn ze niet genoodzaakt hun onzekere bestaan op het platteland voort te zetten.

Armoede en honger als onderontwikkelingsprobleem
Aanhangers van het neoliberale gedachtengoed zeggen het zelf. De drijvende kracht achter hun systeem is hebzucht; alleen eigenbelang zorgt ervoordat mensen zich optimaal inzetten. Zij geloven daarbij dat de markt altijd eerlijk is. Weliswaar niet op korte termijn, maar uiteindelijk corrigeert de markt zichzelf en gaat productie daar plaats vinden waar dat economisch gezien het gunstigst is. Want iedereen die onvoldoende beloning ontvangt voor zijn inzet zal iets anders gaan doen. Dit verschijnsel is zelfs de basis van onze welvaart: efficiëntieverhoging van voedselproductie leidde tot uitstoot van arbeidskrachten, die benut werden om andere goederen te produceren. De economie bleek keer op keer in staat tot ongekende welvaartsvorming. De sleutelvraag is daarmee: waarom leidt dit systeem niet tot welvaart voor iedereen?

Het systeem van vrije markten gaat van één vooronderstelling uit: dat er voldoende mogelijkheden zijn om iets anders te gaan doen als je te weinig verdient. Maar dit is een ongefundeerde gedachte.
De vervanging van menselijke arbeid door machines is een autonoom proces. En dit proces gaat juist versnellen. Het grootste deel van alle arbeid wereldwijd is ongeschoold. Middels kunstmatige intelligentie kan het grootste deel hiervan binnenkort door machines uitgevoerd worden. Want hoe moeilijk kan het in elkaar zetten van een spijkerbroek zijn als zelfs kinderen van 8 of 10 jaar – zonder enige vorm van scholing! – er 10 in een uur maken?
Daarmee komen we in een spagaat terecht. We zijn in staat voortdurend meer te produceren, maar daar hebben we een steeds kleiner deel van de mensheid voor nodig. Belangrijk is te beseffen dat het grootste effect indirect is. Werkloosheidsuitkeringen lijken uitsluitend ter bescherming van werklozen te zijn. Maar juist de werkenden worden er door beschermd. Zij hebben geen enkele machtspositie als er tien anderen achter hen staan die hun werk over willen nemen voor minder loon. Net zoals boeren geen marktmacht in de voedselketen bezitten als ze elkaar verdringen bij de afnemers.
Wij zijn met duizelingwekkende snelheid op weg naar een science-fictionachtige beschaving, maar de beheersing van onze capaciteiten is onderontwikkeld. Het gevaar is levensgroot dat er een onderklasse ontstaat van “onrendabelen”. In dit verband is opmerkelijk dat instrumenten als microkredieten met name effectief zijn voor diegenen die het al redelijk vergaat. De “Bottom billion” zijn onbereikbaar.
Er is nog een tweede spagaat: vanuit economisch oogpunt zouden we veel meer kunnen produceren, maar vanuit duurzaamheidsoogpunt produceren we al veel te veel.

De beschaving van het beleid
Mijn analyse van het huidige beleid is kort en hard: wij zijn heel meelevend in het uitdelen van onze overvloed (voedsel/ontwikkelingshulp), maar slechts zolang dit de bestaande machtsstructuren niet aantast. En maatregelen op beschavingsniveau die zijn zelfs helemaal afwezig.
Dan blijven er slechts “onsmakelijke keuzes” over: boeren in rijke landen een reëel inkomen gunnen of arme boeren rechtvaardige kansen bieden. Of alles aan het marktmechanisme overlaten met verpaupering en ontvolking van het platteland als gevolg. En moeten we kiezen om ons volop te richten op onze internationale concurrentiepositie of voor behoud van een sociaal vangnet en productie die rekening houdt met milieu en duurzaamheid?

Alternatieven
Machtsmisbruik kan alleen bestaan als mensen zich er niet aan kunnen onttrekken. Alternatief beleid moet daarom bestaan uit … alternatieven.
LTO-Akkerbouw heeft een plan ontwikkeld voor variabele bijmenging van bio-brandstof: hoe lager de graanprijs, hoe meer bio-ethanol. Autorijden op voedsel is niet onethisch; juist met alle middelen doorproduceren van overschotten is dat.
Het ontbreekt ons niet aan werkzame instrumenten: subsidies, quotering, regelgeving. Het ontbreekt ons aan de wil om deze zodanig in te zetten dat ze ten bate zijn van de gehele mensheid. Door de globalisering komen we als boeren in één groot systeem. Wij kunnen alleen wat verdienen als we zorgen dat boeren elders op de wereld dat ook kunnen. Er zijn nog meer mogelijkheden: landbouwgrond omzetten in natuur. Dit roept sterke weerstand op, op nationale schaal is dit zelfs kapitaalvernietiging, maar voor de mensheid is natuur van onschatbare waarde. Voor boeren is het van belang te bedenken dat lage prijzen niet komen doordat er te veel boeren zijn, maar te veel productiecapaciteit. Interessant is het voorstel dat landen die in het verleden hun bossen hebben gekapt andere landen ondersteunen hun oerwouden onaangetast te laten.
Hetzelfde geldt voor maatregels voor duurzaamheid. Op individueel of nationaal een concurrentienadeel, op beschavingsniveau essentieel.

Als we de keuze maken om geen keuzes te maken lopen we gevaar in een darwinistisch systeem te belanden waarbij iedereen tegenover iedereen komt te staan: het ene continent tegenover het andere, de ene bevolkingsgroep tegenover de andere (in onze binnensteden bijv). Maar van alle intelligente beschavingen zullen slechts de beschavingen overleven die op beschaafde, duurzame wijze samen leven.

Dit artikel afdrukken