De provincie Noord-Brabant staat voor de vraag hoe de provincie moet omgaan met zijn vele varkens. Ze leveren al jaren geen geld meer op en zorgen voor milieuoverlast, zei gedeputeerde Anne-Marie Spierings. Als een soort provinciale Minister van Landbouw heeft ze de varkensproblematiek in haar portefeuille.

Radeloze boeren
Een groot aantal varkenshouders verkeert in problemen. Mestwetgeving zorgt ervoor dat de mestputten van een aantal boeren letterlijk overlopen. Ze hebben geen geld meer om die af te laten voeren. Voerleverancier De Heus gaf inmiddels in de pers een duidelijk signaal af: we financieren de boer niet meer voor. Wie niet kan afrekenen, krijgt geen voer meer en heeft dus zeker geen geld om de stront af te laten voeren.

Een groeiend aantal varkensboeren vertelt dat ze bij de bank geen geld meer kunnen krijgen. Dat betekent dat we in Nederland boeren stelselmatig in situaties laten komen waar de mest uit de put loopt en ze hun dieren niet meer kunnen voeren. Pas als ze in zo’n situatie terecht zijn gekomen, wordt er ingegrepen.
Dit probleem heeft zich jarenlang kunnen opbouwen. Het ontwikkelt zich bovendien verder, omdat niemand weet hoe hij anticiperend kan ingrijpen.

Toch is het vraagstuk eenvoudig te beschrijven:

1. Brabant zit met grote concentraties varkens in een klein gebied; sociaal en ecologisch zijn de ruimtelijke ordeningsgrenzen bereikt.
2. De slachtcapaciteit in Nederland kan niet zonder die varkens.
3. Er is al jaren sprake van een overaanbod aan varkens in heel Europa. Daarom zijn ze afhankelijk van de export buiten Europa. Als er elders tekorten zijn, dan verdienen ze geld. Nu werken ze al te lang voor de financiering van hun verliezen, terwijl onderwijl de overproductie verder is opgebouwd.
4. Die situatie zal zich voortzetten omdat:
- de banken vooralsnog besluiten de waarde van hun uitstaande financiering niet onderuit te halen door boeren zoveel mogelijk door te laten produceren; alleen de ergste gevallen sneuvelen.
- boeren net zolang doorgaan als de banken hen financieren. Dat doen ze omdat ze hun bedrijven niet kunnen stoppen zonder met zware schulden achter te blijven. Die kunnen variëren van een half miljoen euro tot een aantal miljoenen. Dat is heel veel geld als je nagenoeg zonder perspectief op een betaalde baan op straat komt te staan.
5. Zeer professionele boeren slagen erin geld te blijven verdienen met steeds efficiëntere en grotere bedrijven die de varkensaantallen die verdwijnen bij sneuvelende collega’s meteen absorberen. Daardoor zorgt de markt wel voor een shake-out van de aantallen boeren, maar niet van het aantal dieren.

Voor insiders is dit geen nieuws. Het wordt alleen zelden opgeschreven en dringt daarom niet duidelijk door tot het publiek en de politiek.
In een recent rapport bevestigde Rabobank, financier van circa 80% van de varkensbedrijven, de groei van het aantal varkens in Europa en zelfs in Nederland als gevolg van deze situatie.
Over psychische nood onder boeren rept het rapport niet. Toch gaat het zelfmoord-woord op dit moment in de rondte omdat vermoedelijk tussen de 3.000 en 4.000 van de huidige 4.500 varkensboeren op termijn economisch geen perspectief meer hebben. Ze gaan echter door tot de laatste snik, zodat ze volledig berooid failleren als niemand hen helpt uit hun bedrijf te stappen.

Grootschalig gesprek onder intimi
Zo staat de Nederlandse varkenshouderij, en de Brabantse in het bijzonder, ervoor. Voor insiders is dit geen nieuws. Het wordt alleen zelden opgeschreven en dringt daarom niet duidelijk door tot het publiek en de politiek.

Foodlog besloot een grootschalig gesprek onder goed in de materie ingevoerde intimi uit de sector te organiseren om goed te kunnen luisteren wat er dan naar boven komt. Een kleine tweehonderd man kwam opdagen.

Het gesprek vond plaats op 8 oktober aan de HAS Hogeschool in Den Bosch. Het Brabants Dagblad, Omroep Brabant en Annechien ten Have schreven er al eerder over. Het Foodlogteam bekeek de videoregistratie zorgvuldig om een zo integer mogelijke samenvatting te maken van ruim 2 uur praten over stellingen en de verhalen die daardoor naar voren kwamen. Om tot je door te laten dringen, wat de video ook nog tussen de regels door vertelt, is het raadzaam deze hele longread uit te lezen.



Versnelde shake-out
Uit de video lieten we het lange gesprek over de te verwachten snelle shake-out van het aantal varkenshouders weg. Ik vat het hieronder samen.

Han Swinkels, lector varkenshouderij aan de HAS, Robert Hoste, varkenshouderij-econoom van het LEI, lector en kippenboer Ruud Zanders, en de varkenshouders Elly Michiels (klein/middelgroot), Martin Houben (groot) en Frans de Rond (Livarvarken) maakten unaniem een niet mis te verstaan statement: de shake-out zal versneld gaan. Dat is het gevolg van de oplopende gemiddelde kostprijs van het varken in Nederland ten opzichte van zijn belangrijkste concurrenten Duitsland en Denemarken.

Hun nuances verschilden. Houben gaf aan snelle shake out te verwachten. Volgens hem zal het aantal varkens mogelijk dalen omdat er door het kostennadeel van productie in Nederland meer productie van kleine boeren verdwijnt dan de grote zullen absorberen. Elly Michiels onderschrijft de snelheid waarmee boeren zullen verdwijnen, maar betreurt dat de aantallen dieren niet terug zullen lopen.

Han Swinkels bleek het niet eens met de stelling dat de markt voor een versnelde shake out zorgt. “De shake-out gaat niet snel genoeg”, zei hij. Wie goed luistert, hoort daarin een pleidooi voor ingrijpen.
De LEI en WUR-econoom Hoste zei scherp dat er sprake is van business as usual. In slechte tijden gaat de gebruikelijke halvering van het aantal boeren per periode van 10 jaar wat harder. Hij zei te verwachten dat de diertallen in Europa nagenoeg gelijk zullen blijven en in handen komen van grotere boeren. Zanders verwacht zowel de shake-out als het stoppen van financieringen door de banken.

De Rond verwacht een snelle shake-out en betreurde de problemen die boeren voor zichzelf creëren als ze niet ‘marktgericht’ leren werken. Als ze dat niet doen, zullen ze vermalen worden door de logica van de alsmaar voortschrijdende shake-out. Dat proces is het gevolg van de afhankelijkheid van de prijzen die op de wereldmarkt gelden voor het ‘gewone roze varken’.
Die prijzen zijn zo scherp dat alleen de allergrootste Nederlandse boeren op die markt een kans maken. Voor het gros van de boeren, is die markt een bij voorbaat verloren spel. Zorg dat je je als boer onderscheidt en gewild maakt, was dan ook zijn boodschap. Dan krijg je klanten die jouw varkensvlees, in plaats van 'gewoon' varkensvlees willen kopen.

Han Swinkels bleek het niet eens met de stelling dat de markt voor een versnelde shake out zorgt. “De shake-out gaat niet snel genoeg”, zei hij. Wie goed luistert, hoort daarin een pleidooi voor ingrijpen. Houben en Hoste zeiden juist dat ingrijpen uit den boze is. “De markt moet het oplossen”, zei Houben. Zelfs als er, zoals Hoste zei, “geen stuur op zit”.

Swinkels motiveerde zijn afwijkende pleidooi door te zeggen dat de markt niet snel genoeg in evenwicht komt. Volgens de klassieke liberale econoom John Stuart Mill mag een overheid dan niet alleen ingrijpen, dat moet ze zelfs als ze kan voorzien en voorkomen dat mensen in ernstige problemen raken. Zo zei Swinkels het niet, maar ik vermoed dat hij het bedoelde. Hij leidt de zonen en dochters van hardwerkende varkensboeren op zodat ik me kan voorstellen dat hij het lijden met lede ogen aan ziet.

Geschiedenis van de varkenshouderij: logica van de efficiency
Tot ver in de jaren tachtig waren Nederland en Denemarken de twee Europese landen die aanmerkelijk meer varkens produceerden dan ze zelf opaten. Ze produceerden gericht een overschot om te kunnen exporteren naar hun buurlanden, met name naar Engeland en Duitsland. Die landen hadden namelijk een zogenaamde onderdekking op het gebied van varkensvlees; ze produceerden zelf onvoldoende varkens om aan hun consumptieve vraag te kunnen voldoen.
Deense en Nederlandse boeren voorzagen in het tekort op de Europese markt. Dat ging prima tot ook Duitse boeren besloten meer varkens voor de export te gaan houden. Dat zette druk op de markt. Nederland en Denemarken verloren zowel Duitse als Engelse klanten. Omdat ze goed geld hadden verdiend en toch varkens wilden blijven verkopen, gingen ze efficiënter en grootschaliger werken. Door de samenwerking tussen overheid (onderzoek), onderwijs en boer slaagde Nederland er in zijn buitenlandse concurrenten voor te blijven. Hoewel onze boeren in het duurste en dichtstbevolkte stukje Europa wonen, konden ze hun concurrenten tot voor kort op twee cruciale aspecten verslaan:
1. ze haalden meer levende biggen uit een zeug
2. ze haalden meer vlees uit een kilo voer

uitgeholde balans
Die twee factoren gaven onze boeren een extra boost door opschaling. Ze bouwden grotere stallen en gingen meer varkens per boer houden. Zo verlaagden ze hun kostprijs en bleven ze interessant voor buitenlandse inkopers. Dat spel hielden ze een tijdlang vol. Hoewel het aantal varkenshouders iedere 10 jaar halveerde, bleven ze ongeveer evenveel varkens maken. Niettemin gingen ook de andere landen door met produceren en kwam recent Spanje in productie met uiterst moderne stallen.

Dat zorgde ervoor dat de nieuwe stallen in Nederland steeds sneller achterhaald waren en groter moesten worden.

Het zorgde er ook voor dat er steeds meer niet-afgeschreven stallen moesten worden uitgebreid zodat de boer met een uitgeholde balans kwam te zitten. Zijn opgebouwde reserves gingen immers in voortdurende uitbreidingen zitten. Onderwijl duwde hij zwakkere varkenshouders binnen de EU uit de markt. Dat is de werkelijkheid die schuilgaat achter de onderstaande grafieken die op officiële EU-statistieken zijn gebaseerd.

stats_pigs_EU


Gelukkig waren begin jaren '90 van de vorige eeuw eerst De Muur (1989) en daarna de Sovjet-Unie (1990/1991) gevallen. In Rusland kromp de landbouwproductie, waaronder de dierlijke, vergaand in. Het land werd uiteindelijk voor de helft van zijn voedselvoorziening afhankelijk van het buitenland, terwijl het in de oude USSR tijd zelfvoorzienend was geweest. Daarnaast veroverde West-Europa na de ontspanning een belangrijke afzetmarkt in Oost-Europa. De val van de muur werkte eind 20e eeuw prima voor West-Europese varkensexporteurs.

MH-17: einde aan luchtbel
Uiteindelijk werd de uiteengevallen Sovjet-Unie de voornaamste koper van de toenemende Europese productie, waaronder de onze. Boer, bank en overheid dachten dat het zo hoorde. Toen we in de zomer van 2014 in een nieuwe Koude Oorlog met Rusland belandden, werden ze weer wakker. Nederlandse boeren hadden van een probleem een kans gemaakt, maar hadden inmiddels ruim 20 jaar lang geïnvesteerd in steeds sneller achterhaalde stallen. MH-17, de neergehaalde vlucht die zorgde voor de Russische voedselboycot tegen Europa, maakte in de zomer van 2014 een einde aan die luchtbel. In de daaraan voorafgaande periode had Rusland al veterinaire boycots tegen Europees varkensvlees ingesteld vanwege de Afrikaanse varkenspest in het Oosten van Europa.

Inmiddels was de zelfvoorzieningsgraad in Europa opgelopen van 105% (= marktevenwicht bij de huidige consumptiepatronen waarin mager spiervlees de voorkeur heeft) die in 1990 tot 114% in 2014, terwijl in agrarische markten voor vers product een overschot van slechts 1 à 2% al een prijsval voor de gehele categorie kan betekenen. Niemand wil immers met een varken blijven zitten dat doorvreet, -groeit en poept. Daarom moet het de stal uit zodra het slachtrijp is.

Het buitenland herkent de meerwaarde niet en betaalt niet meer dan voor een gangbaar varken. Geconstateerd mag worden dat het dierenwelzijnsbeleid - in feite een poging tot commercieel industriebeleid vanuit NGO’s, met lauwe ondersteuning van de overheid - heeft gefaald. Boeren constateren dat welzijnsvarkens hun inkomen niet verbeteren omdat ieder dier grotendeels in het buitenland wordt opgegeten.
Falend NGO- en overheidsbeleid
Dat leidt onvermijdelijk tot een prijsval voor het gehele beschikbare volume dat allemaal uit 'gewoon roze varken' bestaat. In Nederland speelt al jarenlang een discussie over meer dierenwelzijn. Dat moet voor een onderscheidend dier zorgen. Net als bij de welzijnskip, vergaten we alleen dat we maar weinig van de hier geproduceerde varkens in eigen land eten en van vele slechts 20-30%. Om die reden lost een duurder, maar onderscheidend welzijnsvarken het inkomensprobleem van boeren niet op.

Het buitenland herkent de meerwaarde niet en betaalt niet meer dan voor een gangbaar varken. Geconstateerd mag worden dat het dierenwelzijnsbeleid - in feite een poging tot commercieel industriebeleid vanuit NGO’s, met lauwe ondersteuning van de overheid - heeft gefaald. Boeren constateren dat welzijnsvarkens hun inkomen niet verbeteren omdat ieder dier grotendeels in het buitenland wordt opgegeten.
De EU beschermt zijn markt door invoerrechten, eisen aan de traceerbaarheid van vlees en weigert vlees met de beta-agonist ractopamine (die het vlees gespierder maakt). Dierwelzijnscriteria, ecologische criteria en maatregelen tegen GMO-voer zouden ook als beschermende maatregel kunnen worden ingevoerd, maar worden door de EU niet als zodanig ingezet. In Nederland gebeurt dat ten dele. Voorzitter Hans Huijbers van boerenkoepel ZLTO zei het echter scherp: Nederlands beleid gebaseerd op dergelijke principes heeft "massief gefaald" als oplossing.
Dat wil niet zeggen dat het zinloos of ongewenst is, maar wel dat het niet bijdraagt aan het openen van nieuwe wegen. De afhankelijkheid van het Europese buitenland is te groot voor het Nederlandse welzijnsvarken. Daarnaast is het Europese varken door overproductie te afhankelijk van export buiten de EU.

Van 4.500 naar minder dan 500 boeren in Nederland?
Is dat een pleidooi om door te gaan met die export? Ja, schreef Rabobank onlangs. De boerenbankiers constateerden in één adem dat er sprake is van overproductie aan varkens en een te grote exportafhankelijkheid, máár dat die overproductie en afhankelijkheid alleen maar toenemen. Auteur Koen van Bergen van het rapport zat in de zaal en erkende die samenvatting ervan.

Jumbo wil lange termijn relaties aangaan en boeren zekerheid bieden in ruil voor een relatie waarin beide zich engageren om in elkaars belang hun gezamenlijke poduct steeds onderscheidend te ontwikkelen.
Neen, niet helemaal, zeiden de agrifinanciers van ABN Amro. Preferred supplier relaties - 'gesloten ketens' - zijn een oplossing om onderscheid te maken en de afhankelijkheid van de wereldmarkt te verkleinen. Zo maak je "business ecosystemen", zegt Wilbert Hilkens van ABN Amro, "die gericht zijn op het samen maken van iets dat de klant van een detaillist als AH, Picnic, Amazon Fresh of Willem & Drees meer onderscheidt dan een andere formule. Daar hebben ze samen belang bij als ze er samen in hun deel van de keten steeds optimaal aan werken. Dat gebeurt niet in 'open' relaties waar gewoon een grondstof wordt ingekocht die alleen maar hoeft te voldoen aan de basiseisen en de laagste prijs."
Wel erkent Hilkens dat het varken nooit helemaal hier te verwaarden - vaktaal voor: zoveel mogelijk hier in voor consumenten aantrekkelijke vleesproducten kan worden omgezet - is, zodat er "industriële handelsplatformen nodig blijven" om de overloop van in onze regio onverkoopbare delen naar de zogenaamde bulkmarkt te realiseren. Daar kan overigens goed verdiend worden, want een kilo pootjes brengt in China drie à vier keer zoveel op als een kilo varkenskarkas in Europa. Het aandeel dat op die manier nog uit Europa weggesluisd moet worden, kan echter wel fors omlaag worden gebracht, vindt de ABN Amrobankier.
Beide banken verschillen marktaandeel. Rabo bedient grofweg 80% van de Nederlandse boeren. ABN Amro zo'n 10%. Daarom kan ABN Amro wat gemakkelijker kijken naar wat wenselijk is, dan Rabobank. Probeer immers maar eens de huidige 4.500 varkensboeren in preferred ketenrelaties onder te brengen. Niet voor niets zei Marc Jansen van supermarktkoepel CBL onlangs in De Telegraaf dat er voor slechts 500 boeren plaats is als de gehele Nederlandse detailhandel, van supers tot slagers en nieuwe aanbieders, overgaan op zulke relaties. Wie verder naar de toekomst kijkt, weet dat het aantal van 500 boeren anno 2015 geldt. Ook dat aantal zal krimpen omdat concentratie van het aantal bedrijven nu eenmaal tot lagere productiekosten leidt.

Nederlandse retail en ondernemende boeren lossen hun deel van het probleem op
In de zaal in Den Bosch maakte Anne-Corine Vlaardingerbroek van Jumbo bekend dat de Brabantse super een proces start om boeren op preferred basis naar binnen te halen. Ze wil samen met hen een markt creëren die concurreert op kwaliteit binnen de Nederlandse markt; zo worden ze minder afhankelijk van de wereldmarkt . Ze gaf aan een veel groter deel van het varken op het schap van Jumbo te willen gaan verwerken en zei nooit zomaar afscheid te nemen van boeren die zich aan de super verbinden. Jumbo wil lange termijn relaties aangaan en boeren zekerheid bieden in ruil voor een relatie waarin beide partijen zich engageren om in elkaars belang hun gezamenlijke product steeds onderscheidend te ontwikkelen.

Boerin Annechien ten Have, ex-voorzitter van LTO Nederland vakgroep Varkenshouderij, vertelde zelf met een slager aan een concept te werken dat het gehele varken verwerkt en liet daar voorbeelden van proeven.
De nodige consumenten willen graag wat meer vertrouwen in hun vlees kunnen hebben.
Beide concepten hebben als voordeel dat klanten, supermarkt en slager altijd zeker weten welk vlees ze in de kuip hebben. In de vleeshandel is dat namelijk nog steeds niet worden gegarandeerd. Ook de recent ingevoerde staatskeuring zal die situatie niet veranderen. Uit beleefdheid zeggen Ten Have en Vlaardingerbroek dat niet hardop. Ook ik heb het niet uit hun mond, maar kan raden welke strategische waarde ze eraan hechten. De recente geschiedenis leert immers dat betrouwbare supers er juist tijdens schandalen klanten bijkrijgen. Wie schandalen vermijdt, wint dus dubbel.

We deden een marktonderzoek onder mensen op straat en in een supermarktfilialen. Het maakt duidelijk dat de nodige consumenten graag wat meer vertrouwen in hun vlees willen kunnen hebben. Dat is hen wat waard. Jumbo en Ten Have zitten dus op een goed spoor. Livar zat dat al. Toch hebben ze allemaal een ander concept. Met elkaar laten ze een nieuwe Nederlandse markt ontstaan waarin consumenten iets te kiezen hebben.

Marktonderzoek 'Hoe maak je omfietsvarkens?' from Dick Veerman on Vimeo.



Gegeven de ruimte voor 500 varkensboeren, wordt het dan ook rennen om daar binnen te komen, zei Jansen (CBL) afgelopen zomer toen bij ABN AMRO het rapport over gesloten ketens werd besproken.
Als straks de andere supers deze voorbeelden volgen, dan zullen ook de nieuwe aanbieders als Picnic, doosbezorgers als HelloFresh en de thuisbezorgende restaurants van Foodora dat gaan doen. Nu Jumbo voorgaat, mag verwacht worden dat de Nederlands retail zijn deel van het probleem oplost. Gegeven de ruimte voor 500 varkensboeren, wordt het dan ook rennen om daar binnen te komen, zei Jansen van het CBL kortgeleden toen bij ABN AMRO het rapport over gesloten ketens werd besproken.

Naar China
Intussen blijven Brabant en Nederland zitten met 4.000 varkenshouders die voor hun prijsvorming volledig exportafhankelijk zijn. Volgens Eric Douma, de huidige voorzitter van LTO Nederland Varkenshouderij, moeten die zich dan ook vooral op het ’next level’ in export richten. Caroline van der Plas van partnerorganisatie Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) liet vrijdagmiddag staatssecretaris Sharon Dijksma weten dat de exportoriëntatie nu vooral op China gericht moet zijn. De staatssecretaris, op reis met de grootste handelsmissie ooit naar dat land, beloofde haar best voor de exportstrategie te zullen doen.




Maar let op. Meer dan 80% van ons vlees gaat echter helemaal niet landen buiten de EU. Een kwart ervan eten we in eigen land, schat rekenmeester Robert Hoste (LEI). De rest wordt verkocht in de landen direct om ons heen. Dat gebeurt echter tegen moordende prijzen omdat er in al die landen teveel niet-onderscheidend varkensvlees in omloop is. Om dat teveel van een procent of tien kwijt te raken, moet de druk eraf en moeten Nederlandse varkens – volgens de NVV en LTO – naar China.

provhuis_varkens
Beeld voor het Provinciehuis van Noord-Brabant,
aangeboden aan het Provinciaal Bestuur door de Brabantse varkenshouders in juni 1979


Er zijn veel te veel varkens. Punt!
Minder afhankelijk van overvolle markt
Varkenshouder Steef Uijttewaal (zie de foto hierboven) bleek een uitgesproken man. Hij is te horen in de video en was bij voorbaat duidelijk over de strategie die Douma en Van der Plas afgelopen week voorstelden. "Er zijn veel te veel varkens. Punt!"

Wie het oplossen van het teveel naar China schuift, schuift het voor zich en maakt het probleem alweer erger. Boeren zullen nog veel langer moeten leven op de rand van het failliet, terwijl ze uiteindelijk toch geen perspectief hebben. Hun stallen worden steeds sneller waardeloos en zorgen voor snelle en lelijke verkrotting van de provincie. Er is immers geen geld om de snel achterhaald rakende stallen te slopen en het puin af te voeren.

Uijttewaal is een ander varken gaan ontwikkelen dat hij zelf levert aan slagers die zich straks zelfs van het Jumbovarken en al helemaal van AH willen onderscheiden.
Zijn Linievarken loopt prima, verklaarde hij. Dat is immers niet 'gewoon het zoveelste roze varken' meer, maar vlees van een dier met identiteit. Ook Uijttewaal is los van de wereldmarkt gekomen en onderdeel van een nieuwe Nederlandse markt. Zijn kleine slager verwerkt zelf het hele dier zodat hij zelfs de 'industriële handelsplatformen' van Hilkens niet meer nodig heeft. Dat geeft hen een bijzondere positie en nog eens extra vertrouwen tegenover de supermarkten. Wie ons consumentenfilmpje hierboven bekijkt, hoort welke waarde de slager heeft voor consumenten: extra vertrouwen.

Frans de Rond, de man die het extra lekkere Livarvarken groot maakte, verklaarde 90% van zijn dieren als Livarvlees in zijn eigen keten te kunnen verwerken. Slechts 10% hoeft naar China en andere delen van Azië. En daar zit de crux. Waar Nederlandse slachters en vleesverwerkers slechts 20-30% van hun varkens in Nederland kwijt weten te raken, moeten zij 70-80% in een overvolle prijsmarkt zien te verkopen. Daar hebben Livar, Jumbo, Ten Have en Uijttewaal geen last van. Zelfs als het Jumbovarken voor 20 of 30% nog naar andere bestemmingen moet, is dat al een heel andere uitdaging dan die drie of vierdubbele daarvan.

In gewoon Nederlands betekent dat: ga toch eens nieuwe vleeswaren en –producten maken en verras consumenten met alles wat je van je onderscheidend gehouden varken kunt maken.
Lector Ruud Zanders zei dat er is ruimte is voor een kwaliteitsvolume van supers en ruimte voor Linie-, Livar- en Lupinevarkens. Die onderscheiden zich immers allemaal van elkaar. Ze komen alleen in heel verschillende volumes, afhankelijk van de prijs. Naar China hoeft alleen wat je hier niet kwijt kunt en dat is veel minder dan we denken. Dat bevestigde Frans de Rond die zei dat het weinig commercieel is om de discussie over varkens in Nederland en Brabant “kapot te praten” door verwaarding neer te zetten als een onvermijdelijk exportvraagstuk van voor Nederland incourante delen (70 tot 80% van ieder dier, zegt Bert Urlings van Vion; anderen schatten in dat de verhoudingen minder ongunstig liggen, maar dat er veel hele karkassen zelfs in hun geheel niet in Nederland gegeten worden). De Rond pleitte vurig voor een commerciële benadering die zorgt voor verwaarding binnen onderscheidende markten en riep varkenshouders net als Steef Uijttewaal op veel ondernemender te denken. Ook waar het om de grote volumes gaat die een supermarkt nodig heeft. In gewoon Nederlands betekent dat: ga toch eens nieuwe vleeswaren en –producten maken en verras consumenten met alles wat je van je onderscheidend gehouden varken kunt maken.

Pijnlijke werkelijkheid
Daarmee komen we aan een gevoelig deel van de avond. Martin Houben introduceerde het begrip ‘premium bulk’. Omdat het zo vies klinkt, maakte bankier Wilbert Hilkens daar aan het einde van de avond ‘premium volume’ van. Hij doelde daarmee op het betere varken dat Nederland nu ook al maakt en zelfs op het 1-ster varken dat Houben zelf afmest, maar dat nu nog voor 80% ononderscheiden in Italië, Duitsland, Frankrijk en China beland.

Maar welk volume bedoelde hij: dat van Ruud Zanders, zoals ik het zojuist toelichtte, of dat van Bert Urlings, de directeur kwaliteit van Vion?

Martin Houben introduceerde het begrip ‘premium bulk’. Omdat het zo vies klinkt, maakte bankier Wilbert Hilkens daar aan het einde van de avond ‘premium volume’ van.
Urlings bepleitte het nadrukkelijk opzoeken van de Chinese markt voor Nederlands varken. De Chinezen, zo denken ook LTO en NVV , vallen voor Nederlandse kwaliteit, dus waarom zouden we daar ons gat in de markt niet vinden en er ons overproductieprobleem mee oplossen?

Het is begrijpelijk dat een grote slachter zo denkt. Zelfs een Nederlands 'premium volumevarken' dekt niet meer dan een tiende van de Nederlandse productie. Bij een oplopende kostprijs van het varken in Nederland, zal het aantal slachthaken dan ook drastisch moeten worden verminderd. Als dat gebeurt, moet bovendien een groot aantal boeren failleren en zullen de banken hun leningen grotendeels moeten afschrijven.
Die pijnlijke werkelijkheid ging schuil achter de woorden "het past niet in de huidige structuur", die Urlings terecht – en in de video te horen - uitsprak. Er is immers een ingewikkelde samenhang ontstaan. Door de exportafhankelijkheid van Nederland binnen Europa en, vervolgens, door de overproductie van Europa als geheel is er meer productie dan zonder sanering ooit op een gezonde manier winstgevend gemaakt kan worden. Helaas is om die productie-infrastractuur – stallen dus – heen ook een samenhangende infrastructuur van voerleveranciers, slachters, vleesverwerkers en financiële dienstverlening ontstaan.

Wiens ‘premium volume’ wordt het?
Moeten we het begrip ‘premium volume’ zien als onderscheidende kwaliteit voor China?

China is in feite het nieuwe Rusland. Het land kan zijn grenzen soms zomaar sluiten voor buitenlands product. Zelfs wie dat risico niet reëel acht, moet bedenken dat de Chinezen net als Russen zoveel mogelijk eigen varkensproductie opbouwen en onlangs 10 miljoen zeugen wegens overproductie uit de markt haalden. Daarom is er nu tijdelijk een ruimere Chinese markt voor Europees varkensvlees. Maar zelfs als die ruimte structureel zou blijken, dan kunnen de veel goedkoper en heel veel meer volume producerende Zuid- en Noord-Amerikanen, China uitstekend beleveren met een varken dat kan wedijveren met Nederlandse specificaties. Ze kunnen ons naar believen wegblazen.

China is in feite het nieuwe Rusland.
Of moeten we het zien als een Jumbo-varken dat ook een prima door heel Europa te leveren Lidl , Aldi of Amazon Fresh varken kan zijn? Dat moet immers ook heel betrouwbaar zijn. Juist de grote detaillisten passen er wel voor op om in schandalen terecht te komen en willen een beter product naarmate de niches oprukken. Livarman Frans de Rond vergeleek zo’n varken met de uitstekende mengwijnen die de grote wijnhuizen en supermarkten brengen. Zijn ‘grand cru’ en de landwijnen daartussen kunnen een goed functionerende Europese varkensmarkt maken die weinig last heeft van de prijzen op wereldmark. Daar zijn varkens domweg een grondstof in plaats van een goed geassembleerde wijn met een eigen positionering.

Strategische fout: doorgaan met cost-leadership
Urlings pleidooi zal naar verwachting ook doorklinken in het rapport van de Commissie Rosenthal die met een advies voor een vitale varkenshouderij de problemen in de Nederlandse varkenshouderij moet oplossen.

De keuze voor dit perspectief is verklaarbaar. Nederland telt 4.500 varkensboeren en een daarop ingerichte vleesverwerkingscapaciteit en uitstaande leningen die boeren niet terug kunnen betalen. Wie nu overproductie wegkrijgt naar China, koopt tijd.

Ons deel van de wereld is niet in staat om die strategie vol te houden tegen de veel goedkopere productie uit Zuid- en Noord-Amerika en – op termijn – uit Oost-Europa. Onze gemiddelde kosten liggen gemakkelijk 40% hoger.
De vraag is echter: waarvoor?

Ik geef het antwoord er maar meteen bij: om zolang als het lukt nog een beetje netjes uit te faseren en zoveel mogelijk centjes uit China te halen om hier netjes af te bouwen en op te bouwen richting de Zanders-interpretatie van ‘premium volume’. Wie echter stimuleert dat hier varkens gemaakt blijven worden als ononderscheiden grondstof, jaagt zijn boeren en de waaier van belangen die daaromheen bestaat, onvermijdelijk over de kling. De geschiedenis van de afgelopen 20 jaar leert dat de Nederlandse varkenshouderij steeds is vooruit is gevlucht in meer en goedkopere productie.
Cost-leadership noemt de bekende marketingdenker Michael Porter die strategie. Ons deel van de wereld is niet in staat om die strategie vol te houden tegen de veel goedkopere productie uit Zuid- en Noord-Amerika en – op termijn – uit Oost-Europa. Officiële EU-statistieken laten zien dat onze gemiddelde kosten gemakkelijk 40% hoger liggen, terwijl het voor bijvoorbeeld de hoog-kwalitatief werkende vleesverwerkers in Zuid-Amerika geen probleem is om onze kwaliteit te leveren als daar in Azië vraag naar is. Dat kunnen ze bovendien in volumes waar wij niet aan kunnen tippen. Door hun korte voer-mestkringloop kunnen ze dat bovendien ecologisch verstandiger.

interpig_stats_2013


Dat alles betekent dat varkensvlees vanuit Europa altijd het onderspit zal delven als het op de internationale markt geconfronteerd wordt met aanbod vanuit de beide Amerika’s. Die confrontatie is onvermijdelijk gegeven de exportstrategieën van die twee continenten. Het premium volume van ‘Nederlandse kwaliteit’ is nog altijd gebaseerd op een cost leadership gedachte, maar veel te duur om met de beide Amerika’s te kunnen concurreren. Bovendien is het te gemakkelijk kopieerbaar als exporthoop in bange dagen.

Het zou een strategische fout zijn om nu niet te gaan werken vanuit een aanpak die leidt naar een varkenshouderij die uitzicht biedt op rendement in plaats van een nare reeks samenhangende processen: verkrotting van het platteland, een pijnlijke afvalrace onder boeren, verder oplopende oninbare schulden en voorspelbare radeloosheid onder boeren.

zuur
gelachen
Er werd zuur gekeken, maar ook gelachen: Wouter van der Weijden


Sociale en ecologische grenzen
Uiteraard moet die varkenshouderij passen bij de sociale en ecologische grenzen die de ruimtelijke ordening van ons land dicteert. Sterker nog, de knelpunten en ruzies op het Brabantse platteland zouden vanuit deze visie – als die algemeen geaccepteerd zou worden – aangepakt moeten.
Voor dat aspect vroeg Wouter van der Weijden van CLM aandacht in het nagesprek. Die zijn echter steeds verder zijn opgerekt omdat nou juist het economische boerenprobleem niet wordt opgelost. Het liep steeds opnieuw vast in oude vormen van volume- en exportafhankelijk denken op basis van cost leadership en de daardoor ontstane infrastructuur in ons land.

Andere houding: differentiatie
De varkenshouderij in ons deel van de wereld kan alleen overleven als ze in een andere houding terecht komt. Geformuleerd vanuit Porter’s begrippenkader moet het gehele cluster van boeren, vleesverwerkers en financiers om naar een andere strategische houding en het denken dat daarbij hoort: differentiatie, dat wil zeggen het creëren van eigen deelmarkten. Wat dat is en hoe dat werkt maakten tijdens de avond de hierboven beschreven voorbeelden van Jumbo, Annechien ten Have, Steef Uijttewaal en Livar duidelijk. Voor het Nederlandse deel van de afzet lijkt die markt zich eindelijk te vormen. Zoals in de interactie met Bert Urlings en Hans Verhoeven van de Keten Duurzaam Varkensvlees in de video ook pijnlijk duidelijk werd, is daarmee slechts 10% van het Nederlandse varkensprobleem opgelost.

Varkensboeren, de slachters en vleesverwerkers en de financiers van de sector (naast de banken ook de voerleveranciers) zeggen wel dat ze naar onderscheid streven, maar denken nog vooral vanuit hun gewoontehouding.
Ook pijnlijk was de interactie tussen Anne-Corine Vlaardingerbroek van Jumbo en Luuk Rijnen van het Heydehoevevarken. Rijnen vroeg Jumbo welk varken hij moest maken om bij de super binnen te komen. Die vraag is stelselmatig te horen uit de monden van varkenshouderijbestuurders. Maar het is de verkeerde.
Dat maakte Frans de Rond duidelijk. Hij verdient autoriteit op dat punt; in onderscheidenheid is hij vermoedelijk de meest geslaagde varkensboer van Nederland.

De super weet niet wat hij wil, maakte De Rond duidelijk. Dat weet zijn vrouw ook niet als ze kleren gaat kopen. Het is een kwestie van samen aftasten met de klant, maakte hij de zaal plastisch duidelijk (het is in de videocompilatie te zien). Boer, vleesverwerker en super – of andere detaillist - moeten samen naar de markt kijken om vast te stellen waar behoefte aan is en hoe je daar een aantrekkelijk aanbod voor kunt maken. Om het in heel simpele taal te zeggen: toen de paperclip er nog niet was, had niemand er behoefte aan en kon dus ook Jumbo niet zeggen ‘maakt u maar een paperclip voor mijn klanten’. Voor de Telecomaanbieders geldt hetzelfde. Niemand vroeg Apple om een computer in de vorm van een telefoon te maken. Steve Jobs zag dat er een behoefte was aan altijd en overal online en in contact zijn op een manier die hij met intuïtief werkende technologie kon invullen. T-mobile deed een tijdlang goede zaken omdat het de enige provider was die de iPhone bracht. Inmiddels kun je het ding overal krijgen, maar geldt de iPhone als hét voorbeeld van een de meest succesvolle differentiatiestrategieën in premiumvolume die de wereld ooit heeft gezien.

Varkensboeren, de slachters en vleesverwerkers en de financiers van de sector (naast de banken ook de voerleveranciers) zeggen wel dat ze naar onderscheid streven, maar denken nog vooral vanuit hun gewoontehouding. Ze creëren geen markten zoals Unilever, Apple, Innocent, Willem & Drees , Tesla, Livar of Steef Uijttewaal. Ze denken vanuit de verkoop van een product wat ze gemaakt hebben en zoeken de hele wereld af naar iemand die het wil kopen, desnoods tegen een lagere prijs. Als die het niet wil kopen, heeft de inkoper het gedaan. “Nee beste mannen”, zegt de Rond, “begrijp toch eens wat verkopen betekent!” Differentiatie-denken werkt immers precies andersom. Dat vraagt zich af wat mensen zouden kunnen willen dat anders is dan wat iedereen al maakt in plaats van als een gek de hele wereld af te reizen om een product te verkopen waaraan we zelf geen behoefte meer hebben, maar dat we nu eenmaal maken.

De toekomst: óf een handjevol heel grote boeren óf ‘iets nieuws en rendabels’
Er resteren drie vragen:
1. Hoe breng je de markt breder en sneller in een differentiatiedenken?
2. Kunnen de Brabantse en Brusselse overheden daar randvoorwaarden voor scheppen?
3. Wat gebeurt er als die aanpak er niets is (omdat hij alleen van verkoopbewuste mensen en organisaties kan komen) en/of de overheid niets doet?

stemmen
Eén van de regelmatige stemmingspeilingen in de zaal


niets doen: heel groot en heel klein
De derde vraag is het gemakkelijkst te beantwoorden omdat de trends al zichtbaar zijn. Als het differentiatiedenken niet via een aanpak kan worden gestimuleerd – omdat de aanbieders te vast zitten in hun gewoontedenken dat vanuit een diepgeworteld productiedenken voortkomt - en de overheid niets doet, dan blijft uiteindelijk een beperkte groep (tussen de 10 en 100) heel grote boeren over en daarnaast een groep van enkele honderden heel kleine die niches bedienen (waaronder directe levering aan consumenten). Bij elkaar zullen die boeren vermoedelijk niet veel minder varkens dan nu produceren, hoewel het oplopende kostprijsnadeel van de gemiddelde Nederlandse varkensboer voor een daling kan zorgen.

De beperkte productie van de boeren (10% van de huidige productie) die de Nederlandse detailhandel mogelijk preferred gaan beleveren, zal in bedrijfsvoering het meest op de grote boeren lijken.

Dit impliceert dat die andere visie tegelijk ook een Europese moet zijn. De varkenscrisis is immers Europees. Geen boer, geen bank, geen slachter én geen land geven productie op, omdat een ander land, en andere boer en een andere bank zullen profiteren van degenen die ruimte maken.
Onzeker is hoe snel deze shake out, de heroriëntatie van bedrijven op specifieke supermarktenconcepten en de transformatie van slim ondernemende varkensboeren naar bedrijven als die van Steef Uijttewaal zullen gaan.
Omdat de druk op de sector nu groot is, is de verleiding groot om er een termijn van 5 jaar op te zetten. 10 jaar lijkt reëel.

Hoe het daarna uitpakt, is nu nog een geheel open vraag. Naarmate hun bedrijven moeten groeien, zullen de ondernemende heel grote boeren het aantrekkelijker vinden hun Nederlandse bedrijven geheel te verplaatsen naar Oost-Europa. Nu is er nog slecht sprake van het openen van bedrijven in die regio door in grote volumes denkende Nederlandse varkensboeren. Straks wordt denkbaar dat ze hier sluiten. In dat geval blijven in Nederland slechts de boeren over die met naam en toenaam aan eindleveranciers zijn gekoppeld. Als dat gebeurt, zet die ontwikkeling mogelijk 7 tot 15 jaar na nu in. Bedacht moet worden dat ze hier dan stallencomplexen zullen achterlaten die nog niet zijn afgeschreven. De afschrijvingstermijn daarvan liggen immers op 20 à 25 jaar.

ingrijpen: boeren uit de markt halen
Volgens varkensmarktexpert Han Swinkels, zoals ik hem hierboven interpreteerde, moet de overheid ingrijpen om het leed onder ondernemers en de ruimtelijke ordeningsproblemen waarin Brabant grossiert op te lossen. Het zijn volgens hem vormen van zinloos lijden die de markt niet snel genoeg oplost. Haal dan ook de ergste gevallen uit de markt en zorg voor het bijeenbrengen van de gelden om een warme of lauwe sanering te realiseren, suggereert hij zonder het uit te spreken.

Hier geldt echter een ‘maar’. Zo’n aanpak heeft alleen zin als er zicht is op een bredere aanpak die leidt tot een rendabele en in aantallen dieren kleinere varkenshouderij die meer op Nederland en ons directe verzorgingsgebied daaromheen is gericht. Ruim 80% van onze varkens blijft daar. Onze regio, West-Europa, slaagt er echter niet in, die productie beter in lokale ketens te verwaarden zodat er binnen de regio zelf steeds overproductie en dus een negatieve spiraal van prijsdruk en verdere opvoering van de bedrijfsgroottes zonder eigen markten ontstaat.

Dit impliceert dat die andere visie tegelijk ook een Europese moet zijn. De varkenscrisis is immers Europees. Geen boer, geen bank, geen slachter én geen land geven productie op, omdat een ander land, en andere boer en een andere bank zullen profiteren van degenen die ruimte maken.

Een andere aanpak
Is het zo complex dat hier het spel ophoudt? Boerenbaas Hans Huijbers van ZLTO, die tevens het aandeel van zijn boerenorganisatie in Vion bewaakt, zei in Den Bosch iets waar hij zelf nog geen invulling aan kon geven: “de markt moet in een transitie gebracht worden” als ondernemers dat gezamenlijk niet zelf kunnen. Ook daarin klinkt de gedachte van de liberale voorvader John Stuart Mill door. Huijbers is immers wars van overheidsgestuurde interventies, maar ziet wel dat een overheid voorwaardenscheppende taken heeft. Dat is iets waar Europa over na zou moeten denken, maar dat in Brabant ontwikkeld kan worden omdat daar de problemen in Europa het nijpendst zijn voor zowel de boeren als hun buren en het milieu. In onze zuidelijke provincie komen al hun conflicterende belangen samen. Dat kunnen marktpartijen niet alleen of onderling oplossen.

Wat de overheid bijvoorbeeld zou kunnen doen, is kijken naar de Amerikaanse wetgeving op het gebied van auto’s. De milieunormen zijn daar bewust zodanig streng opgesteld dat de regelgeving ervoor zorgde dat VW moest frauderen om nog langer zijn zeer zuinige en daarom populaire diesels in het land te kunnen verkopen. Zulke wetgeving beperkt importen, maar maakt de markt niet minder competitief. Amerika wilde zijn eigen auto-industrie graag voor laten gaan omdat het liever de schoonste dan de zuinigste auto’s heeft.

Ik wil wegblijven van de vraag of de Amerikaans-Duitse auto-oorlog een verheffend voorbeeld van milieupolitiek is. Wel wil ik dit punt maken: als zo’n aanpak in de economie van de grootste voorstander van vrije wereldhandel kan, dan zouden wij bijvoorbeeld kunnen eisen dat Europese varkens moderne stedelijke kringloopdieren zijn. Zo zijn ze immers historisch in ons voedselsysteem terecht gekomen. Ze leven voornamelijk van de resten van humane voeding en hebben daarnaast nog wat bijvoeding nodig. Van oudsher is het varken hét cradle-to-cradle dier: het at de resten van onze voeding, produceerde stront waarmee we onze tuinbouw bemestten en kon als verwerkingsfabriekje uiteindelijk geheel worden opgegeten.

Met het oog op de overal in de wereld geldende kringloop- en duurzaamheidsgedachten zou Europa voorop kunnen lopen en een eisen stellen die zelfs binnen TTIP overeind kunnen blijven: houd de dieren op zoveel mogelijk ‘natte’ resten die direct uit de voedingsmiddelenindustrie (dat is veel duurzamer dan op droge brokken die een boel energie kosten om te maken). Meer stront produceren dan de ecologie en mest-plantkringlopen van een gebied aankunnen, is echter onverstandig. Overtollige reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie moeten daarom elders verwerkt worden.

Wie als overheid uitgaat van deze principes laat in de wereld een ecologischer varken ontstaan en dwingt in zijn eigen regio marktgerichte creativiteit af zonder te interveniëren.

Als dit inderdaad een door Brussel geaccepteerd beginsel wordt, dan mogen straks in Europa varkens geïmporteerd worden die ook aan dezelfde restverwerkingseisen voldoen. Tussen de regio’s van Europa worden voer- en strontrechten op deze input- en outputeisen verhandelbaar zodat er een goede uitmiddeling kan plaatsvinden over Europa.
Met dergelijk aanvullend beleid maakt de overheid een kans om marktgerichte creativiteit te stimuleren, zonder te interveniëren en kan het nu onmenselijk situaties oplossen en voorkomen dat die zich nog over een periode van 10 jaar uitstrekken.

Wie de varkenstransitie van Europa wil aanpakken zoals de Amerikanen met schone auto’s zijn omgegaan, bouwt aan een case om Brussel te overtuigen en dus te werken aan die zo gewenste Europese oplossing die op dit moment nog niemand heeft gevonden.
Deze aanpak kan mogelijk de varkenscrisis in W-Europa helpen oplossen tegen lage kosten. De bestaande marktlogica gaat er immers voor zorgen dat er regelmatig schrijnende gevallen zullen optreden waar de overheid en banken niet van weg kunnen lopen. Wie de varkenstransitie van Europa wil aanpakken zoals de Amerikanen met schone auto’s zijn omgegaan, bouwt aan een case om Brussel te overtuigen en dus te werken aan die zo gewenste Europese oplossing die op dit moment nog niemand heeft gevonden.

De Europese varkensvolumina zullen vervolgens door de markt meer aan Europa gebonden worden, terwijl de restverwaardingen nog steeds naar China kunnen worden geëxporteerd zonder met huid en haar te zijn overgeleverd aan wereldmarktprijzen.

Critici zullen zeggen dat deze strategie niet werkt omdat hij voornamelijk van toepassing is rond de haven gebieden van Noord-West Europa en nabije achterlanden. Elders worden varkens met graan gevoerd. Voor die landen moeten andere ecologische regels gelden die passen bij de context én de verdeling van de voertypen over diersoorten. Op die manier kan Europa zijn dierlijke landbouw heruitvinden en de onvermijdelijke weg keren, die nu lijkt te zijn ingeslagen keren. Op langere termijn stevenen we af op een productiesysteem waar de grote aantallen varkens (en kippen) in Oost-Europa in industriële dierenfabrieken gemaakt zullen worden.
Dat is ecologisch, maar vermoedelijk ook qua voedselveiligheid onverstandig. Het creëert in termen van milieu- en dierziektenrisico’s een puntdruk die te groot is om acceptabel te zijn. Er zijn dan ook dominante ecologische en gezondheidsargumenten die tegen de risico’s van een dergelijke concentratie pleiten.

kijken
Kijken naar wat consumenten zeggen


Nú de knelpunten oplossen, zonder de lange weg via Brussel
Maar … de weg via Europa is lang, terwijl de problemen in Brabant groot zijn en op korte termijn spelen.

Economisch lijden
Er wordt persoonlijk geleden door varkenshouders die geen kant meer op kunnen. Ze zijn vastgelopen in hun bedrijfsvoering. Sommigen hangen inmiddels boven de financiële afgrond. Anderen lijden en houden het nog net vol in een leven vol voortdurende stress. Ze vragen om economische oplossingen die er voor een groep van 3.000-4.000 op termijn domweg niet meer zijn. Wie de economische logica van de markt bekijkt – zoals Rabobank in zijn rapport deed en wat Robert Hoste (LEI) en Koen van Bergen (Rabobank) tijdens de avond hardop bevestigden – weet dat die er voor hen niet meer komt. In arren moede klopt bijvoorbeeld Willy Wolfkamp voor zijn achterban bij supers en slachters aan. Hij vraag om een ‘eerlijke prijs’ maar ontdekt al snel dat de slachter niets aan de prijzen kan veranderen. Vion vertelde hem dat de supers het probleem zijn. Super Jumbo vertelde hem op zijn beurt een voorproefje van wat Anne-Corine Vlaardingerbroek op 8 oktober in Den Bosch vertelde. Volgens Vlaardingersbroek kan haar bedrijf slechts voor 4% van de Nederlandse varkenshouders iets betekenen. Zo klein is de op één na grootste super ten opzichte van de varkensproductie in ons land.

Prijzen worden door de markt bepaald zoals de varkensboeren in Bretagne inmiddels hebben ervaren. Daar is de prijscrisis ontaard in het verdwijnen van de varkensnotering aan de Marché du Porc Breton ondanks pogingen van de Franse regering om een ‘eerlijke prijs’ te fixeren. In Nederland lieten varkenshandelaren de prijs van de nog wel bestaande notering inmiddels flink dalen. Boeren die een niet-onderscheidend varken maken, kunnen dat alleen maar accepteren.

ruimtelijke ordening: mest en milieu
In Brabant speelt een ruimtelijk ordeningsprobleem, dat niet alleen met overlopende mestkelders te maken heeft. Er zijn teveel dieren. Gebrek aan visie op de functie van de Nederlandse landbouw in de grote en in de wereld unieke tuinstad Nederland zorgde voor afwachtende beleidsvorming na de opheffing van het melkquotum. Dat zorgde op zijn beurt ook nog eens voor een extra plens koeienvlaaien en –pies die het milieu verder belasten.
Daardoor is het probleem financieel nog ingewikkelder geworden omdat er in feite waardeloze opstallen en dierstapels zijn opgebouwd in zowel varkens- als koeienland. Dat zorgt voor een mest-, stallen- en dierenvraagstuk, waarvan niemand de afschrijving kan betalen op het moment dat boeren de weg naar differentiatie-strategieën – hun werkelijke ‘nieuwe verdienmodellen' – beginnen te vinden. Dat houdt zelfs boeren die willen ontsnappen, gevangen in de door Rabobank genoteerde logica.

zanders
Ruud Zanders legt uit waarom 'premium volume' iets anders kan zijn dan 'naar China gaan'


los van Brussel, kan Brabant ook wat
Wie de situatie in zijn geheel doorziet, kan lef hebben en een voorschot nemen op de afloop.
Stel dat hierboven een visie op de situatie staat waarin alle partijen zich kunnen herkennen. Als dat zo is, dan zijn van daaruit ook korte termijn oplossingen te formuleren. Ik noem er vijf.

1. Er zijn de nodige boeren die graag zouden willen stoppen, maar dat niet doen omdat ze nog een beperkt aantal jaren afschrijving van hun oude stallen voor de boeg hebben. Overwogen kan worden hen die laatste jaren kwijt te schelden. Dat is een relatief goedkope herstructurering.

2. Er kunnen strikte criteria worden vastgesteld ter bepaling van knelplekken (zowel sociaal als milieutechnisch). Op basis daarvan kunnen boeren op die plekken worden uitgekocht door een financieringsregeling te treffen tussen banken, boeren die hun dierrechten kopen en overheid.

3. Oost-Europa (Roemenië en Hongarije) en China hebben behoefte aan professionele boeren (juist ook voor een ‘next step’ die niet alleen leidt tot groot-industriële bedrijven als kipproducent MHP; dergelijke bedrijven zullen ook voor varkens ontstaan); steun en begeleiding bij emigratie maar ook het creëren van boerenconsulting is denkbaar. Er is – zo vertelden mij inmiddels beleidsambtenaren – voldoende Europees geld beschikbaar vanuit de zogenaamde Interregionale programma’s om dergelijke tactieken te kunnen realiseren.

4. Er is onvoldoende krediet voor initiatieven als die van Ten Have en Heydehoeve, maar ook voor kleinere als die van Steef Uijttewaal en de in Brabant bekende Marijke Koenen (Vair Varken). Het oprichten van investeringsvehikels die hen in staat stellen capabale mensen in dienst te nemen en risico te kunnen nemen, is van het grootste belang omdat banken – ook ABN Amro – de gok niet kunnen wagen naar een op differentiatie-strategieën gebaseerde markt zonder eigen vermogen aan de kant van de boer. Het daarvoor benodigde vermogen hebben varkensboeren allang niet meer.

5. Het is een kwestie van ‘én-én-én’. Op korte termijn moet ook gestart worden met een strategie die leidt tot integrale toekomstgerichte normen die – ook onder Vrijhandelsverdragen met andere economische blokken – zorgen voor een rendabel en daarom veel minder overgeproduceerd West-Europees varken. Dat zou in ons deel van Europa een dier kunnen zijn dat nu eenmaal hoort bij stedelijke gebieden waar voedsel voor mensen wordt geproduceerd. Acceptatie van de EU-lidstaten van voor de hele wereld begrijpelijke toekomstgerichte regelgeving op het gebied van ecologie, dierenwelzijn-cum-voedselveiligheid (die twee zijn volgens progressief denkende dierenartsen intiem met elkaar verbonden, al realiseren we ons dat door de gepolariseerde opinievorming in Nederland nauwelijks meer) kan West-Europa een rendabele uitweg bieden uit het proces van onmenselijke traagheid waarmee de varkenshouderij zich thans herstructureert.

Inspiratie
Deze ideeën en gedachten formuleer ik ter inspiratie van de Brabantse politiek die voor een serieus probleem staat dat onoplosbaar lijkt. Toch lijkt dat mee te vallen voor wie begint het vraagstuk eerst eens vanuit al zijn facetten duidelijk vast te stellen. Daar kan het lef uitrollen voor een aanpak die zelfs morgen al kan beginnen. Zo lijkt het tenminste.

Aan het einde van de avond stelden we een wekelijks populair TV-programma voor waarin supers, Unoxen, Stegemannen, slagers en andere verkopers boeren zoeken voor hun producten. Daarin maken ze langzaam duidelijk hoe de moderne landbouwkringlopen in elkaar kunnen zitten en wat daarin belangrijk is. Als het van daaruit belangrijk wordt voor mensen en ze zien waar ze vertrouwen in kunnen hebben, breng je de markt pas echt in transitie. De producten die resulteren uit al die mooie gedachten moeten namelijk wel gewoon gekocht door een heel dikke honderd miljoen consumenten in West-Europa. Zelfs een multinational beschikt niet over de marketingbudgetten die nodig zijn om hun houdingsverandering te bewerkstellingen.

Toegevoegd 27 oktober 18.30h: het hierboven genoemde plan voor de Nederlandse varkenshouderij blijkt inderdaad gebaseerd op een exportstrategie. Om zes uur vanavond werd bekend dat Rosenthal adviseert de focus te leggen op export buiten Noord-West Europa.


Dit is het slotartikel op Foodlog van de Kwestie Hoe maak je omfietsvarkens? Deze Kwestie werd financieel mogelijk gemaakt door de Brabantse AgroFood van de Provincie Noord-Brabant, ABN Amro en de HAS Hogeschool in Den Bosch.

Fotocredits: Steef Uijttewaal, Foodlog Media/Bas Uterwijk
Dit artikel afdrukken