Nederland telt één hoogleraar antropologie van het lichaam. Daarmee zijn we zelfs uniek in de wereld. Het vak bestaat nog niet echt, maar heeft zo’n potentieel dat de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de Spinozapremie van maar liefst 2,5 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld om het te ontwikkelen. Is dat verstandig?
Op 7 september aanstaande wordt de Spinozapremie, onze enige echte nationale Nobelprijs, uitgereikt aan professor Annemarie Mol van de UvA. In 2004 ontving ze de Ludwig Fleck prijs voor haar boek The Body Multiple waarin ze het begrip ziekte – in dit geval atherosclerose - deconstrueert op een manier die sterk verwant is aan het werk van Maurice Merleau-Ponty en Michel Foucault. Mol ontvangt € 2,5 miljoen om soortgelijk onderzoek te gaan doen op het gebied van de relatie tussen lichaam en voedsel.
Deconstructie is het onderzoek naar de betekenis van begrippen en de manier waarop zij andere manifestaties van de realiteit uitsluiten en mensen dwingen in keurslijven. De oorsprong ligt grotendeels in de fenomenologie en kwam via het structuralisme in de taalkunde en antropologie terecht in de literatuur- en tekstwetenschappen waarin het zijn, overigens eeuwig speelse, volwassenheid bereikte. De historicus, socioloog, filosoof maar vooral tekstanalyticus Foucault werd wereldberoemd om zijn analyses van straf, gekte en seksualiteit en liet zien hoe begrippen waarvan de betekenis niet werd bevraagd, konden functioneren als instrumenten om macht uit te oefenen over medemensen en ons blind maakten voor andere manieren om met ons leven om te gaan.
In The Body Multiple gaat Mol op een soortgelijke manier met ziekte om en vraagt ze zich af wat atherosclerose is als je waarneemt hoe artsen en patiënten ermee omgaan. Zij noemt het onderzoek dat ze uitvoert ‘etnografie’. Daarmee refereert ze aan de beschrijvende vormen van antropologie die proberen niet van vooraf vastgestelde denkkaders uit te gaan, maar van waarnemingen waarin de onderzoeker een vanuit de realiteit gegeven samenhang probeert te ontdekken. Die aanpak vindt zijn oorsprong onder meer in de fenomenologie zoals die werd ontwikkeld door de Duitse wijsgeer Edmund Husserl. In Frankrijk vond het zijn methodische neerslag met name in het werk van Merleau-Ponty.
Mol gaat dezelfde technieken nu toepassen op onze relatie tot eten. Hoe ze dat doet, vertelde ze onlangs in een interview met NRC’s Rinskje Koelewijn. Koelewijn schrijft het artikel zo, dat de lezer zelf mag concluderen wat hij of zij ervan vindt. Koelewijn lijkt de indruk te wekken dat ze het gebakken lucht vindt, maar zegt dat niet. Het is bijna een kundig staaltje 'etnografie' van een gesprek. Om het te ervaren, moet u het interview integraal lezen.
Bij mij zorgde het interview en de voorbeelden van het werk dat Mol wil doen voor een vraag. Zit de wereld na Foucault en de andere denkers aan wie zij schatplichtig is, nog te wachten op een algemene ‘antropologie van het lichaam’?
Wat Mols inspiratoren deden, was heel goed luisteren, lezen en daar zorgvuldig over nadenken. Van deze manier van denken bestaan inmiddels vele Continentale (van de fenomenologie tot de hermeneutiek en het latere Franse structuralisme en deconstructivisme) en Angelsaksische (van Stephen Toulmin tot Thomas Kuhn en zijn nazaten) versies. Daarvan bestaan mengvormen in het Engelse taalgebied die kunnen worden samengevat onder de noemer ‘moderne literatuur- en tekstwetenschappen’. Het is een interdisciplinaire combinatie van sociale wetenschappen en tektsanalyse. Eén ding hebben al hun beoefenaren gemeen: ze doen aan heel nauwgezet bronnenonderzoek en luisteren. De beste en meest originele onder hen deden dat in hun eentje. Als ze eenmaal status kregen, gingen ze aan de slag met een groep studenten die daar graag tegenaan schurken.
Wat mag zo’n ‘nieuw vak’ kosten? Je hebt er één creatieve geest voor nodig die het allemaal bij elkaar houdt. Dat is Mol. Ze heeft het vak – zegt ze tegen Koelewijn – zelf verzonnen. Het bestaat uit lezen en luisteren. Er komt geen laboproef en zelfs – zoals Neerlands meest bekende antropoloog André Köbben aantoonde ten aanzien van de door Mol als haar voorbeeld aangehaalde Claude Lévi-Strauss – amper veldwerk aan te pas. De creatief zet werkbijen aan het werk als klerken. Die kosten niet veel, want je kunt er je studenten voor gebruiken. Je wilt tenslotte een nieuwe generatie wetenschappers opleiden. Met zo’n 2,5 ton naast het gebruikelijke academische budget voor je leerstoel kom je een heel eind.
En wat levert het op? Geen nieuwe methodologie, maar vermoedelijk wel een boel verrassende deelinzichten over de manier waarop ons denkkader het kenobject beinvloedt. Die zullen bevreemdend werken en kunnen daarom verfrissend zijn. Geheel in lijn met Foucault heeft Mol bijvoorbeeld meteen door dat de "kcal" wordt gebruikt om mensen te straffen. Weg met dat begrip, zegt ze. We moeten weer leren op onze buik te vertrouwen en genieten. Er is een groep anti-dieet diëtisten die juist op dat spoor zitten, maar nog altijd niet begrepen worden. Het is dan ook niet verbazend dat ik van een bezoeker aan congres Arts en Voeding hoorde dat Mol onder gezondheidswetenschappers voor verwarring zorgt omdat wel degelijk vaststaat dat we echt té dik worden als we teveel genieten van kilocalorieën en onvoldoende bewegen. Dat laatste wordt door sommigen betwijfeld. Voor de meeste wetenschappers staat echter vast dat we anders en minder moeten eten en meer moeten bewegen. Ze zouden graag weten hoe ze dat voor elkaar krijgen in de obesogene jungle die stad heet. Dat we van eten moeten kunnen genieten vinden ze nogal een open deur. Toch is die focus op kilocalorie mogelijk net zoiets als de uitvinding van de gevangenis en straffen we mensen die te dik zijn binnenkort met een hogere verzekeringspremie.
Het ligt voor de hand dat voedingswetenschappers zich afvragen wat NWO moet bezielen om Mol zoveel geld te geven. Net zoals ze aantoonde dat atherosclerose een praxis is en niet een duidelijk omlijnde ziekte, wil ze nu gaan blootleggen wat eten is. We moeten onszelf worden door ons bewust te worden van de kaders waarin we gevangen worden. Dat raad je de koekoek, zeggen diezelfde wetenschappers, die weten dat niet iedereen een zelfbewust, zich van zijn kaders bevrijdend en zichzelf realiserend mens wordt.
Ik ben opgegroeid in de denkwereld waar Mol haar inspiratie aan ontleent en zie er, naast de praktische beperkingen, wel degelijk nut in. Ik denk echter tevens dat er voor 10% van het toegekende bedrag werk kan worden gedaan dat de kwaliteiten van The Body Multiple overstijgt. Dat bewezen ook Mols voorgangers die gewoon binnen hun werkkader en zonder extra stipendia de wereld met hun denkmethode en de resultaten daarvan wisten te veroveren. Bovendien is de methode er al, dus dat is het eerste bedrag in de knip.
Er speelt nog iets dat mijn scepsis voedt. NWO zou zich moeten realiseren dat er met name in Frankrijk door wetenschappers als Jean-Pierre Poulain en Jean-Pierre Corbeau en historici als Madeleine Ferrières al veel toegepast onderzoek is gedaan dat de – volgens Mol - verkokerd denkende gezondheidswetenschappers wél als nuttig beschouwen. Het Franse deconstructivisme vindt nog altijd zijn weg naar de ‘grensverleggende’ en vaak – zoals ook in het geval van Mol - aan de literatuurwetenschap verwante metavakken waarover voornamelijk in het Engels geschreven wordt. De wijsbegeerte van de voeding, een traditionelere naam voor het vak dat Mol ‘antropologie/etnografie van het lichaam’ noemt, is net als de medische etnografie van The Body Multiple een van de heel vele nieuwe loten aan die stam.
In Frankrijk zelf is men inmiddels een eind verder. In dat land is inmiddels een zowel bruikbare als kritische onderzoekspraxis gebouwd op de schouders van deze reflexieve denktraditie. Zo mag onder meer wat in Nederland JOGG wordt genoemd (in Frankrijk heet het EPODE), gezien worden als een resultante van het werk van Poulain. Heel down to earth, weg van de zweverige indruk die na het lezen van het interview van Koelewijn met Mol zou kunnen blijven hangen.
Zou NWO dat weten? Nu wel. Ik vermoed dat het wijzer zou zijn om 10 mollen aan het werk te zetten. Concurrentie zorgt pas echt voor grensverleggend snelle ontwikkeling van het vak. Een prijs van 2,5 miljoen in één hand geven is echt te gek voor een vak waarvan de methode en toepassingsroutines allang zijn ontwikkeld. Het is een creatieve toepassing op het gebied van voeding en gezondheid van de eigentijdse mix van sociologie, antropologie, psychologie, geschiedenis, filosofie en tekstanalyse die sinds een jaar of 30 bekend staat als tekst- en literatuurwetenschappen en waarin vooral heel veel wegen naar Rome leiden.
Een eigentijdse Baruch de Spinoza, de Portugees-Joodse filosoof naar wie de prijs is genoemd, zou vermoedelijk schrikken. Die zou nl. wel weten wat er in het land van onder en boven de Loire te koop is en hoe je daar anno 2012 voor een schappelijke prijs spinazie van kunt maken waar we meteen van kunnen genieten.
Fotocredits: beeld van Baruch de Spinoza door Frédéric Hexamer, Den Haag, Paviljoensgracht, door Roel Wijnants
Dit artikel afdrukken
Deconstructie is het onderzoek naar de betekenis van begrippen en de manier waarop zij andere manifestaties van de realiteit uitsluiten en mensen dwingen in keurslijven. De oorsprong ligt grotendeels in de fenomenologie en kwam via het structuralisme in de taalkunde en antropologie terecht in de literatuur- en tekstwetenschappen waarin het zijn, overigens eeuwig speelse, volwassenheid bereikte. De historicus, socioloog, filosoof maar vooral tekstanalyticus Foucault werd wereldberoemd om zijn analyses van straf, gekte en seksualiteit en liet zien hoe begrippen waarvan de betekenis niet werd bevraagd, konden functioneren als instrumenten om macht uit te oefenen over medemensen en ons blind maakten voor andere manieren om met ons leven om te gaan.
In The Body Multiple gaat Mol op een soortgelijke manier met ziekte om en vraagt ze zich af wat atherosclerose is als je waarneemt hoe artsen en patiënten ermee omgaan. Zij noemt het onderzoek dat ze uitvoert ‘etnografie’. Daarmee refereert ze aan de beschrijvende vormen van antropologie die proberen niet van vooraf vastgestelde denkkaders uit te gaan, maar van waarnemingen waarin de onderzoeker een vanuit de realiteit gegeven samenhang probeert te ontdekken. Die aanpak vindt zijn oorsprong onder meer in de fenomenologie zoals die werd ontwikkeld door de Duitse wijsgeer Edmund Husserl. In Frankrijk vond het zijn methodische neerslag met name in het werk van Merleau-Ponty.
Mol gaat dezelfde technieken nu toepassen op onze relatie tot eten. Hoe ze dat doet, vertelde ze onlangs in een interview met NRC’s Rinskje Koelewijn. Koelewijn schrijft het artikel zo, dat de lezer zelf mag concluderen wat hij of zij ervan vindt. Koelewijn lijkt de indruk te wekken dat ze het gebakken lucht vindt, maar zegt dat niet. Het is bijna een kundig staaltje 'etnografie' van een gesprek. Om het te ervaren, moet u het interview integraal lezen.
Bij mij zorgde het interview en de voorbeelden van het werk dat Mol wil doen voor een vraag. Zit de wereld na Foucault en de andere denkers aan wie zij schatplichtig is, nog te wachten op een algemene ‘antropologie van het lichaam’?
Wat Mols inspiratoren deden, was heel goed luisteren, lezen en daar zorgvuldig over nadenken. Van deze manier van denken bestaan inmiddels vele Continentale (van de fenomenologie tot de hermeneutiek en het latere Franse structuralisme en deconstructivisme) en Angelsaksische (van Stephen Toulmin tot Thomas Kuhn en zijn nazaten) versies. Daarvan bestaan mengvormen in het Engelse taalgebied die kunnen worden samengevat onder de noemer ‘moderne literatuur- en tekstwetenschappen’. Het is een interdisciplinaire combinatie van sociale wetenschappen en tektsanalyse. Eén ding hebben al hun beoefenaren gemeen: ze doen aan heel nauwgezet bronnenonderzoek en luisteren. De beste en meest originele onder hen deden dat in hun eentje. Als ze eenmaal status kregen, gingen ze aan de slag met een groep studenten die daar graag tegenaan schurken.
Wat mag zo’n ‘nieuw vak’ kosten? Je hebt er één creatieve geest voor nodig die het allemaal bij elkaar houdt. Dat is Mol. Ze heeft het vak – zegt ze tegen Koelewijn – zelf verzonnen. Het bestaat uit lezen en luisteren. Er komt geen laboproef en zelfs – zoals Neerlands meest bekende antropoloog André Köbben aantoonde ten aanzien van de door Mol als haar voorbeeld aangehaalde Claude Lévi-Strauss – amper veldwerk aan te pas. De creatief zet werkbijen aan het werk als klerken. Die kosten niet veel, want je kunt er je studenten voor gebruiken. Je wilt tenslotte een nieuwe generatie wetenschappers opleiden. Met zo’n 2,5 ton naast het gebruikelijke academische budget voor je leerstoel kom je een heel eind.
En wat levert het op? Geen nieuwe methodologie, maar vermoedelijk wel een boel verrassende deelinzichten over de manier waarop ons denkkader het kenobject beinvloedt. Die zullen bevreemdend werken en kunnen daarom verfrissend zijn. Geheel in lijn met Foucault heeft Mol bijvoorbeeld meteen door dat de "kcal" wordt gebruikt om mensen te straffen. Weg met dat begrip, zegt ze. We moeten weer leren op onze buik te vertrouwen en genieten. Er is een groep anti-dieet diëtisten die juist op dat spoor zitten, maar nog altijd niet begrepen worden. Het is dan ook niet verbazend dat ik van een bezoeker aan congres Arts en Voeding hoorde dat Mol onder gezondheidswetenschappers voor verwarring zorgt omdat wel degelijk vaststaat dat we echt té dik worden als we teveel genieten van kilocalorieën en onvoldoende bewegen. Dat laatste wordt door sommigen betwijfeld. Voor de meeste wetenschappers staat echter vast dat we anders en minder moeten eten en meer moeten bewegen. Ze zouden graag weten hoe ze dat voor elkaar krijgen in de obesogene jungle die stad heet. Dat we van eten moeten kunnen genieten vinden ze nogal een open deur. Toch is die focus op kilocalorie mogelijk net zoiets als de uitvinding van de gevangenis en straffen we mensen die te dik zijn binnenkort met een hogere verzekeringspremie.
Het ligt voor de hand dat voedingswetenschappers zich afvragen wat NWO moet bezielen om Mol zoveel geld te geven. Net zoals ze aantoonde dat atherosclerose een praxis is en niet een duidelijk omlijnde ziekte, wil ze nu gaan blootleggen wat eten is. We moeten onszelf worden door ons bewust te worden van de kaders waarin we gevangen worden. Dat raad je de koekoek, zeggen diezelfde wetenschappers, die weten dat niet iedereen een zelfbewust, zich van zijn kaders bevrijdend en zichzelf realiserend mens wordt.
Ik ben opgegroeid in de denkwereld waar Mol haar inspiratie aan ontleent en zie er, naast de praktische beperkingen, wel degelijk nut in. Ik denk echter tevens dat er voor 10% van het toegekende bedrag werk kan worden gedaan dat de kwaliteiten van The Body Multiple overstijgt. Dat bewezen ook Mols voorgangers die gewoon binnen hun werkkader en zonder extra stipendia de wereld met hun denkmethode en de resultaten daarvan wisten te veroveren. Bovendien is de methode er al, dus dat is het eerste bedrag in de knip.
Er speelt nog iets dat mijn scepsis voedt. NWO zou zich moeten realiseren dat er met name in Frankrijk door wetenschappers als Jean-Pierre Poulain en Jean-Pierre Corbeau en historici als Madeleine Ferrières al veel toegepast onderzoek is gedaan dat de – volgens Mol - verkokerd denkende gezondheidswetenschappers wél als nuttig beschouwen. Het Franse deconstructivisme vindt nog altijd zijn weg naar de ‘grensverleggende’ en vaak – zoals ook in het geval van Mol - aan de literatuurwetenschap verwante metavakken waarover voornamelijk in het Engels geschreven wordt. De wijsbegeerte van de voeding, een traditionelere naam voor het vak dat Mol ‘antropologie/etnografie van het lichaam’ noemt, is net als de medische etnografie van The Body Multiple een van de heel vele nieuwe loten aan die stam.
In Frankrijk zelf is men inmiddels een eind verder. In dat land is inmiddels een zowel bruikbare als kritische onderzoekspraxis gebouwd op de schouders van deze reflexieve denktraditie. Zo mag onder meer wat in Nederland JOGG wordt genoemd (in Frankrijk heet het EPODE), gezien worden als een resultante van het werk van Poulain. Heel down to earth, weg van de zweverige indruk die na het lezen van het interview van Koelewijn met Mol zou kunnen blijven hangen.
Zou NWO dat weten? Nu wel. Ik vermoed dat het wijzer zou zijn om 10 mollen aan het werk te zetten. Concurrentie zorgt pas echt voor grensverleggend snelle ontwikkeling van het vak. Een prijs van 2,5 miljoen in één hand geven is echt te gek voor een vak waarvan de methode en toepassingsroutines allang zijn ontwikkeld. Het is een creatieve toepassing op het gebied van voeding en gezondheid van de eigentijdse mix van sociologie, antropologie, psychologie, geschiedenis, filosofie en tekstanalyse die sinds een jaar of 30 bekend staat als tekst- en literatuurwetenschappen en waarin vooral heel veel wegen naar Rome leiden.
Een eigentijdse Baruch de Spinoza, de Portugees-Joodse filosoof naar wie de prijs is genoemd, zou vermoedelijk schrikken. Die zou nl. wel weten wat er in het land van onder en boven de Loire te koop is en hoe je daar anno 2012 voor een schappelijke prijs spinazie van kunt maken waar we meteen van kunnen genieten.
Fotocredits: beeld van Baruch de Spinoza door Frédéric Hexamer, Den Haag, Paviljoensgracht, door Roel Wijnants
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Scientific Fraud, ik ben mij bewust van mijn instellingen. Maakt u zich geen zorgen.
Wat Seidell vindt zult u hem zelf moeten vragen. Hij prefereert immers te zwijgen.
Ik denk dat u de zaak in context moet proberen te begrijpen. Er is kritiek geweest op het grote aantal prijzen dat aan harde wetenschappers is toegekend. Nu moeten er prijzen worden toegekend aan zachte wetenschappers. Door de manier waarop het circuit functioneert, zijn daar voor degenen die ze willen bemachtigen, cq. die willen dat hun hoogleraren ze krijgen, manieren voor. U als speurder naar wetenschappelijke fraude zult daar van op de hoogte zijn.
Karin Vaneker geeft in de Facebookdraad een aardige typering: Moll is 'heel knap'. Ze acht het jargon van de metawetenschap die ze bedrijft zo lastig toegankelijk dat alleen medekanshebbers op prijzen kunnen beoordelen of de keizer kleren draagt.
Eenzelfde knapheidseffect zie je bijv. bij wetenschappers die heel ingewikkelde mathematische modellen weten te maken van een sociaal fenomeen. De wetenschappers die verstand hebben van de sociale fenomenen kunnen bevangen raken van zoveel 'knapheid'. Zelden zullen in de rekenarij even knappe vakbroeders erin duiken; aantonen dat de knapheid onzin is - indien dat zo is - heeft geen zin omdat degenen voor wie ze het doen niet kunnen verstaan wat er gezegd wordt. Op wijsgerig gebied is dat nog lastiger omdat het begrippenapparaat weinig precies is in die zin dat je er niet mee kunt rekenen.
Ik persoonlijk gun iedere wetenschapper en diens universitaire werkgever zijn budget. Triest is echter mijn conclusie dat een geval als dit laat zien dat er geen openbare controle mogelijk is op een instantie als NWO. 'Knapheid' staat ons in de weg - met dank aan Karin voor zo'n elegante frasering van het probleem dat ik met zoveel woorden aan de orde probeerde te stellen!
Interessante discussie op Facebook. Dick Veerman, misschien moet u wel uw privacy-instellingen aanpassen als u echt denkt dat de discussie alleen voor 'vrienden' zichtbaar is: het bericht is gewoon leesbaar voor de gehele buitenwereld - sterker nog, vrijwel uw hele account lijkt openbaar te zijn.
Als ik de berichten van Jaap Seidell juist interpreteer dan is ook hij (net zoals ik al eerder op Twitter heb aangegeven) van mening dat Frits Muskiet niet echt aanzetten geeft tot een open debat. Daarom intrigeren de '6 groene duimpjes' bij zijn laatste stukje mij behoorlijk - een aantal mensen is het hartgrondig eens met deze misplaatste aanval - wat mij er toe brengt dat ik toch graag een inhoudelijke reactie zou willen geven.
Ook na herlezing kan ik me echter niet aan de indruk onttrekken dat Frits Muskiet helemaal geen poging doet om de kennis & analyse uit dit paper op te nemen: hij lijkt moedwillig de boodschap in het betreffende paper te verdraaien (alleen zijn vraagstelling in de zoektocht is al de verkeerde; ook leest hij allerlei zaken over 'afserveren', terwijl het eerder gaat om het toevoegen van nieuwe inzichten) ofwel hij lijkt niet in staat om de boodschap, zoals toch behoorlijk helder opgetekend door Annemarie Mol, te begrijpen (ethische reflectie op voedselinname). Ik weet eigenlijk niet welke van de twee opties ik schokkender vind...
Op mijn Facebookpagina ontspon zich inmiddels een discussie over dit onderwerp tussen Karin Vaneker, Wouter de Heij, Jaap Seidell en mijzelf. Alleen te lezen dus voor mijn vrienden. Essentie:
- het is vakgebied vol jargon en daarom moeilijk te beoordelen voor buitenstaanders die dat jargon niet beheersen
- Nederland heeft weinig onderzoek naar zijn eetcultuur dus het is al een wonder dat er zo'n prijs is toegekend
- laten we er niet giftig of badinerend zoals het nederlandse journaille dat doorgaans doet mee omgaan en het op zijn merites van de 10 Dr titels die eruit voortkomen beoordelen
Ik persoonlijk gaf aan dat:
- NWO niet overtuigend is in zijn motivatie van de toekenning van de prijs (geredeneerd vanuit enige kennis van het vakgebied der sociale wetenschappen en het specifieke jargon van het in bovenstaand stukje beschreven 'body of knowlegde & practice')
- het te dol is dat we het daar in pers niet over zouden kunnen hebben omdat dan iedere controle van de maatschappij op zijn leden met specfieke functies teloor gaat. Dat laatste beschouw ik zelfs als een van de grootste kwaden in onze steeds opener, maar tegelijk steeds ondemocratischer wordende samenleving.
Voor het geval mijn reactie onduidelijk was vanwege de vele aanhalingen becommentarieer ik als voorbeeld het artikel “Moderation or satisfaction? Food ethics and food facts” zoals genoemd door “Scientific Fraude” (link UvA, pp. 3). Mijn zoektocht naar de boodschap van dit stuk betreft vooral de vraag of we met de benadering van Prof. Mol verder komen in de strijd tegen overgewicht en vooral de ziektes die hiermee zijn geassocieerd: dus de meeste typisch Westerse ziektes. In haar stuk wordt vooral ingegaan op het blijkbaar als moralistisch ervaren advies om de voedselinname te matigen. De vraag die in dit stuk wordt gesteld is: kan matiging worden gerechtvaardigd vanuit een ethisch standpunt en is de boodschap niet te indringend? Zouden “de eters” niet moeten worden bevrijd van hun gezondheidsadviseurs (zijn dat ook eters?)? Wie die vraag stelt en waarom, vooral tegen de achtergrond van het doel dat deze gezondheidsadviseurs nastreven, is onduidelijk, maar okay er zijn geen domme vragen. Tot mijn verbazing volgt direct achter deze vraag de opmerking dat er geen antwoord zal worden geboden want…het is niet de juiste vraag. Je zou daar kunnen stoppen met lezen en vele reviewers van wetenschappelijke manuscripten zouden dat ook waarschijnlijk hebben gedaan. Maar vervolgens komt er toch een antwoord, althans enkele suggesties. Want natuurlijk hebben mogelijk ook voedingswetenschappers een verkokerde beleving van de realiteit en (nogmaals) iedere bijdrage kan nuttig zijn. Een probleem is blijkbaar dat het menselijk lichaam wordt afgebeeld als een vraatzuchtig beest. Welnu, dat is het ook vaak, zo niet altijd: ik neem aan dat Prof. Mol op de hoogte is van de “thrifty genotype” en de “thrifty phenotype” hypotheses: overlevingsstrategieën die ten grondslag liggen aan wie we zijn of dat nu als leuk wordt ervaren of niet. Het gaat hier te ver maar de genetici geven ons steeds meer ondersteuning voor de eerste hypothese, terwijl de tweede, sterk gelinkt aan de “Barker hypothese”, steeds duidelijker wordt uit de epigenetica en in ieder geval zeer vaste voet heeft in het dierexperiment. Eigenlijk worden hele horden goed bedoelende wetenschappers hiermee dus collectief afgeserveerd. Denkt Prof. Mol dat de evolutie heeft geselecteerd op elegantie? Ik krijg een haast onbedwingbare neiging om te stoppen met verder te lezen, maar zet door. Nee het gaat om bevrediging van de smaak als het hoogste goed en dat heeft blijkbaar niets te maken met calorieën. Dus weg met de “optimal foraging hypothese” die stelt dat we vooral bij vasten streven naar de meest calorierijke voeding, en welke hypothese stevig verankerd ligt in het onderzoek van het menselijk brein met functional MRI (Goldstone, Eur J Neurosci 2009)? En zie daar: we hebben er tegenwoordig alle kans toe in onze obesogene maatschappij! Echter, de oplossing van Prof. Mol is simpel: je lichaam moet niet in de houtgreep worden genomen, maar het moet worden getrained. Dus op de keper beschouwd wordt de moralistische boodschap van voedingsadviseurs vervangen door een andere. De, wat ik voor het gemak even noem, “bevredigingshypothese” wordt vervolgens ondersteund door 3 argumenten waar ik vanwege ruimte en tijd niet te diep op in zal gaan, maar waar onder andere wordt getornd aan de eerste wet van de thermodynamica. Uiteraard zitten er ook aspecten aan die goed aansluiten bij wat voedingswetenschappers zeggen, zoals het belang van de “verzadiging”, portie grootte, etc. Maar hypotheses worden pas echt waardevol voor de maatschappij als ze ook worden getest en dus het stadium van “achter het bureau” ook daadwerkelijk verlaten. Dus, indien deze “bevredigingshypothese” via interventie onderzoek in echte mensen wordt getest, dan is het geld misschien nog niet zo slecht besteed. Het is daarmee een van de vele hypothesen die de moeite waard zijn om nader te onderzoeken. Als proefpersonen stel ik voor personen met overgewicht die hun dagen achter de televisie doorbrengen met in de ene hand een glas bier en in de andere een zak patat met mayonaise.
SF, die tekst had ik ook gelezen. Het deed me denken aan het heel praktische werk dat Angele Bakker van Nooit meer op Dieet in Nederland doet. Ze heeft er geen ingewikkelde filosofentaal voor nodig, al wordt zich nog niet helemaal begrepen. Wat dikkere vrouwen begrijpen haar echter prima.
Ben je niet bang dat je in het woud van transdisciplinaire werkwijzen alles 'bijzonder' en 'toponderzoek' moet noemen wat de facto gewoon een nieuw toepassingsgebied is?