Bij de derde dialoog in de debatreeks "It's the food, my friend" ging het over biodiversiteit. En dan vooral over onze omgang met ecosystemen en zaden. Terwijl Willem Ferwerda in rap tempo zijn helikopterview op het redden van ecosystemen ontvouwde, worstelde de Zwitserse Béla Bartha zo met het Engels dat er na de introductie van zijn organisatie ProSpecieRara weinig tijd overbleef voor iets anders.
Niels Louwaars van Plantum ging efficiënt met de resterende tijd om, maar zijn boodschap - het gaat prima met de agrarische biodiversiteit - werd met scepsis ontvangen. Dat hij zich ook voorstander betoonde van kwekersrecht in plaats van patentrecht, een hoopgevende boodschap voor kleine zaadveredelaars, viel daardoor een beetje weg.

Het einddebat wilde niet echt scherp van toon worden, gisteren in de Rode Hoed, hoewel het contrast tussen het Zwitserse ProSpecieRara en het Nederlandse Plantum behoorlijk groot was. ProSpecieRara spant zich in Zwitserland in om honderden oude landbouwrassen in stand te houden met behulp van burgers en hobbyisten; Plantum vertegenwoordigt de Nederlandse zaadindustrie, die 40% van de wereldwijde handel in zaden in handen heeft, met leden als Monsanto en Syngenta.

Agrarische biodiversiteit: tegengestelde visies
Louwaars was diplomatiek en Bartha sprak met Zwitserse degelijkheid, maar inhoudelijk stonden ze bijna lijnrecht tegenover elkaar. Volgens Bartha gaat het rap bergafwaarts met de agrarische biodiversiteit en is er ruimte in de wetgeving nodig voor zaadvaste rassen; die worden nu de nek omgedraaid door de Europese eisen aan uniformiteit en stabiliteit. In plaats daarvan zou het moeten gaan om de identiteit en regionale herkomst van soorten.
Louwaars stelde daartegenover dat die uniformiteit er juist is voor de boeren en dat het prima gaat met de agrarische biodiversiteit: als je kijkt naar genetische variatie, neemt die de laatste jaren juist toe. Waarop Bartha repliceerde dat deze diversiteit slechts in een stuk of twaalf voedselgewassen toeneemt, terwijl honderden andere voedselgewassen verloren gaan. Bartha pleitte ook tegen de consolidatie in de zaadindustrie, terwijl Louwaars die consolidatie vertegenwoordigt.

Jan Velema, kweker bij De Zaderij, voorheen Vitalis, beschreef de tegenstelling na afloop als volgt: "Vroeger waren er duizend schilders die elk jaar één schilderij maakten. Nu is er één schilder die elk jaar duizend schilderijen maakt. Volgens Louwaars is dat een gelijkwaardige vorm van diversiteit. Volgens Bartha niet. En volgens mij ook niet."

Patenten zijn een bedreiging
Op één punt bleken Bartha en Louwaars het min of meer eens: dat patenten een bedreiging zijn voor de veredeling van zaden en voor de biodiversiteit. Vooral patenten op losse genensequenties zijn een probleem. Louwaars is daarom voor kwekersrechten, die wel het intellectuele eigendom beschermen maar het gebruik van zaden voor verdere veredeling toestaan. Hij vertelde met een zekere opluchting dat in januari de octrooiwetten zijn aangepast zodat kwekers meer mogelijkheden krijgen om te veredelen met genensequenties waar patent op ligt; alleen is het commercialiseren van zulke zaden nog steeds niet toegestaan. Maar ook daar lijkt de minister nu voor open te staan.

Een (té) nieuwe boodschap?
Willem Ferwerda, directeur van de Ecosystem Return Foundation en docent aan de Erasmus Universiteit, stond enigszins buiten deze discussie, omdat hij een boodschap verkondigt die zo nieuw is, dat hij eigenlijk nog niet met tegenstanders te kampen heeft - wel met onwillige pensioenfondsen. Ferwerda ontwikkelt namelijk business modellen die zijn gebaseerd op het grootschalig herstel van ecosystemen. Er zijn wereldwijd enorme kaalgeslagen gebieden met verarmde grond, en dat betekent reusachtige verliezen in economisch, sociaal, ecologisch en psychologisch opzicht. Op dit moment verliezen we jaarlijks ecosysteemdiensten ter waarde van 72 biljoen dollar wereldwijd, evenveel als het totale bruto product van de mensheid.

Er bestaan echter wereldwijd ook projecten waar ecosystemen vrij spectaculair hersteld worden; dat betekent rendement niet alleen in termen van geld, maar ook in banen, sociale cohesie, bodemvruchtbaarheid, zoet water, soortenrijkdom, terugkeer van inspiratie, enzovoorts. Daar kun je een business model op grondvesten. Om ons eigen voortbestaan in de toekomst te verzekeren, moeten die projecten opgeschaald worden.

En daarvoor is een koerswijziging bij institutionele beleggers nodig. Zij moeten bereid zijn om duurzaam te investeren, met een horizon van 20 jaar in plaats van 3 jaar. Inmiddels zijn de eerste projecten opgestart, zoals bij de Baviaanskloof in Zuid-Afrika, waar een zwaar geërodeerd terrein binnen luttele jaren is omgetoverd tot een groen, waterrijk gebied - Ferwerda laat de foto's zien. Ook in Australië loopt een project waarbij een rotatiesysteem met koeien (de Savory methode) op grote stukken land wordt ingezet om invasieve plantensoorten te elimineren. Omdat pensioenfondsen conservatief zijn mikt Ferwerda eerst op rijke families als game changers; zij zijn immers gewend in termen van generaties te denken. Maar uiteindelijk zullen de pensioenfondsen, die een publieke functie hebben, overstag moeten. Burgers kunnen hier een belangrijke rol bij spelen door hun pensioenfonds aan te schrijven.

Reacties uit de zaal
In de zaal waren deze keer opvallend veel boeren en tuinders aanwezig. Janny Peltjes, conventioneel akkerbouwer en directeur van kennisinstituut HLB, vroeg Ferwerda naar de koppeling met kennis. In veel landen is dat een probleem. Ferwerda antwoordde dat de kennis van lokale boeren juist heel belangrijk is in zijn aanpak. Zij weten vaak ontzettend veel, maar handelen soms tegen beter weten in, omdat ze moeten eten; dan wordt die nuttige boom toch omgehakt. Janny Peltjes wees er tevens op dat biodiversiteit voor een boer niet alleen kansen, maar ook risico betekent. Er zijn immers ook schadelijke organismen.

Lena Euwens, boerendochter en ondernemer, wijst erop dat de rol van de boer onderbelicht is gebleven: "Om de omslag te bewerkstelligen die Ferwerda wil, moet je aan verschillende knoppen draaien. Niet alleen die van de investeerders, maar ook die van de retail en van de boeren. De boeren zitten al jaren in het verdomhoekje. Het is heel belangrijk dat de rol van de boer als beheerder van ecosystemen centraal komt te staan en waardering krijgt."

Martien Lankester, voormalig arts, directeur van Stichting Avalon en biologische boer sinds 37 jaar, sluit zich daarbij aan: "De boer is de dokter van de toekomst. Hij krijgt de taak om de aarde gezond te maken. En de consument moet de producten kopen van die duurzame boer. Hij moet zich laten informeren en bewust kiezen voor producten met een goed verhaal."

N.B: De volgende aflevering van "It's the food, my friend!" op 8 april zal niet plaatsvinden in de Rode Hoed, maar in Den Bosch, aan de HAS Hogeschool. Het thema: een duurzame vlees- en eiwitproductie.

Fotocredits: Alexis de Roode
Dit artikel afdrukken