Het rapport ‘Schaarste van micronutriënten in bodem, voedsel en minerale voorraden’ werd vanochtend in het Haagse perscentrum Nieuwspoort aangeboden aan Roald Laperre, plaatsvervangend Directeur-Generaal van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hij verving staatssecretaris Bleker, die verhinderd was. In Nieuws bracht Foodlog er eerder vandaag al een bericht over.

Voorafgaand aan de presentatie van het ogenschijnlijk saaie rapport, sprak ik met Wouter van der Weijden. Hij is voorzitter van het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving (LIS) dat het rapport samenstelde.

In de persuitnodiging voor de aanbieding van het rapport stelt het Platform LIS, een adviesorgaan dat het ministerie van EL&I ongevraagd en onafhankelijk van advies voorziet op onderwerpen die het van strategisch belang acht maar die onderbelicht zijn:

Zink, boor, ijzer, koper, mangaan en molybdeen zijn voor landbouwgewassen essentiële micronutriënten (ook wel sporenelementen genoemd). ‘Micro’ omdat ze in veel kleinere hoeveelheden voor (landbouw)gewassen nodig zijn dan de macronutriënten (zoals stikstof), maar ze zijn niet minder essentieel. Daarnaast is er seleen. Dat is niet essentieel voor de plant, maar wel voor mens en dier.
Uit onderzoek dat in opdracht van het Platform is uitgevoerd, blijkt dat schaarste aan micronutriënten (met name zink en seleen) in de bodem wereldwijd een risico voor de landbouw en volksgezondheid vormt. Wereldwijd sterven zelfs ongeveer evenveel mensen aan zinkgebrek als aan malaria.
Het ligt voor de hand om de voorraden in de bodem aan te vullen met mineralen uit de mijnbouw. Maar ook daar is schaarste te verwachten. Volgens Amerikaanse cijfers zou de voorraad zink al over 21 jaar zijn uitgeput. Ook geopolitiek gezien vormen micronutriënten een risico; de EU is kwetsbaar omdat zij hooguit 4% van de wereldvoorraden van de belangrijkste micronutriënten bezit.
Toch staat de schaarste aan micronutriënten laag op de politieke agenda in Nederland en de EU. Het Platform beveelt de overheid aan om dit onderwerp te agenderen in het landbouwbeleid en het grondstoffenbeleid van Nederland en de EU.


De opstellers van het rapport verwachten niet dat zink over 21 jaar op zal zijn, want er zullen nieuwe voorraden worden ontdekt. Maar de mineralengehalten daarvan zullen lager zijn en er zal meer energie en water worden nodig zijn, waardoor de kosten zullen stijgen. Daardoor kunnen micronutriënten voor steeds meer boeren onbetaalbaar worden. Dat zal hun landbouwproductie remmen.

Ook maken de opstellers zich zorgen over de ongelijke verdeling van micronutriënten over de verschillende continenten en de zich nieuw ontwikkelende machtsblokken in de wereld. Naast de grove bouwstenen zoals fosfor en stikstof, vormen ze de essentiële basis voor een gezonde voeding en goed landbouwsysteem. Cijfers in het rapport (zie p.30) laten zien dat de wereldvoorraden van verschillende belangrijke mineralen (zink, koper, seleen, molybdeen, mangaan, boor en ijzer) volgens voorraadstatistieken van de Amerikaanse overheid binnen een tijdsraam van tussen de 21 jaar voor zink, 39 jaar voor seleen en 75 jaar voor ijzer, zullen zijn uitgeput.
Ze zijn niettemin van groot belang om mensen goed te kunnen voeden en om het landbouwsysteem blijvend te kunnen laten functioneren. Dat betekent niet alleen dat er betere recycling zal moeten plaatsvinden, maar ook dat tekorten die zullen ontstaan aangevuld zullen moeten worden vanuit de mijnbouw. Bij dat laatste grijpt Europa mis omdat het slechts een verwaarloosbaar aandeel in de wereldvoorraden bezit. De voorraden liggen veelal buiten onze invloedsfeer. Bovendien liggen ze voor een belangrijk deel in gebieden die ons politiek minder gunstig gestemd zijn of die zelfs instabiel zijn. Zo bevinden zich bijvoorbeeld de belangrijke voorraden seleen (minder belangrijk voor de landbouw, maar belangrijk voor ons lichaam) behalve in de VS in Chili, Rusland en Peru. Als we de jongste cijfers over de voorraden fosfaat in de wereld mogen geloven, beschikt Marokko over 85% van de fosfaatvoorraden van de wereld. Fosfaat is onmisbaar om de productiviteit van de landbouw op een hoog niveau te houden, zodat Marokko opeens een extreem belangrijke speler blijkt in de grootste uitdaging waarvoor de wereld thans staat: het voeden van 2 à 3 miljard extra mensen. Volgens de jongste berekeningen van de FAO vergt dat een toename van de landbouwproductie van 60%.

Het LIS-rapport geeft een aantal huiveringwekkende berekeningen. Als geconstateerd zou worden dat de landbouw voor de helft van zijn huidige landbouwareaal een tekort aan zink heeft en een eenmalige gift van 10 kg zink per hectare nodig is, zou daarvoor 25 miljoen ton zink nodig zijn. Dat is twee maal de huidige jaarlijkse wereldproductie aan zink! Als daarnaast voor onderhoud van de opbrengst van gewassen een jaarlijkse gift van 0,15 kilo zink per hectare nodig is, is nog eens 6% van de huidige productie nodig. Dergelijke volumes concurreren bovendien met de industriële behoefte aan zink en zorgen dus voor prijsexplosies en leiden tot paniek op markten voor delfstoffen.

Ook dergelijke consequenties voor de machtsverhoudingen in de wereld komen in het rapport aan de orde. De auteurs constateren dat er een groeiende en strategische behoefte aan grondstoffen is ontstaan, waar we tot voor kort niet aan dachten. Van der Weijden: “Onze boodschap is subtiel en gelaagd, maar daarom niet minder belangrijk. We constateren dat er een gat in onze kennis zit. We weten onvoldoende hoe groot de voorraden van de verschillende micronutriënten zijn. Dát het van belang is daar snel meer inzicht in te krijgen is echter heel duidelijk.” Het rapport, geschreven door professor Udo de Haes, emeritus hoogleraar Milieuwetenschappen aan de Universiteit van Leiden, in samenwerking met onderzoekers van de VU, TNO en het NMI in Wageningen, geeft de nodige analyses die dat overtuigend bevestigen.

Ik vroeg Van der Weijden waarom zo’n belangrijk rapport aan een Nederlandse staatssecretaris wordt aangeboden. Van der Weijden: “Omdat we als Platform LIS onze opdracht nu eenmaal van het ministerie van EL&I hebben, maar zeker ook omdat Nederland op dit gebied zijn verantwoordelijkheid moet tonen. Nederland heeft als vanouds een rol als dominee en handelaar. We zijn een belangrijke kennisdrager op het gebied van landbouw en hebben kennis waar in de rest van de wereld gebruik van kan worden gemaakt. Die kennis is wat waard, zowel maatschappelijk als economisch. Bedenk bijvoorbeeld dat China teveel fosfaat gebruikt in zijn landbouw. Fosfaat bindt zink, zodat zink niet meer goed wordt opgenomen. Onze kennis speelt een belangrijke rol bij het oppakken van de mondiale uitdaging waar de landbouw van de 21e eeuw voor staat. Daarom is dit een onderwerp dat Nederland op de Europese agenda moet plaatsen, juist omdat nu de discussie over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU plaatsvindt en het onderwerp er nog helemaal geen plaats in heeft. Daarnaast is het een onderwerp dat we op de agenda van de FAO en de Wereldbank moeten plaatsen. We bereiden dan ook een verdere aanbieding van dit rapport aan de Europese Commissie voor.”

Het rapport is met name van belang vanwege zijn geopolitieke consequenties. We spraken over de mondialiserings-politiek die na WO II door de VS is gevoerd en die heeft geleid tot het WTO-regime in de wereld. Dit nog altijd van kracht zijnde beleid houdt in dat productie het beste in landen kan plaats vinden waar die – volgens de theorie van het zgn. comparatieve kostenvoordeel – het goedkoopste is.

Vanuit dat beleid is bijvoorbeeld ooit besloten dat eiwithoudende gewassen het beste buiten Europa konden worden geteeld. Om die reden importeren wij veel soja en gaan nu stemmen op om ook de vleesproductie te verleggen naar de landen waar de grondstoffen voor de productie van vlees groeien. Zelfvoorziening bestaat niet in het denken van de WTO. De wereld is er immers voor iedereen. Daarom moest er vrijhandel kunnen plaatsvinden en werd bescherming van eigen markten afgebroken.

Van der Weijden: “Ik denk dat de schaarsten en uitdagingen waar de 21e eeuw de wereld voor stelt laten zien dat zulk denken achterhaald is. Volkeren krijgen tegengestelde belangen en moeten weer loven en bieden om een gunst van elkaar te verkrijgen. Geld kan niet meer alles kopen. De 21e eeuw gaat om de grondstoffen en het kunnen ruilen daarvan in wederzijdse afhankelijkheid. Daarom moeten we af van de gedachte dat protectionisme een vies woord is. Het is legitiem om zuinig te zijn op je grondstoffen en voedselvoorziening. Ze zijn te zien als basis voor handel. De tijd van handel als een kwestie van louter financiële macht is voorbij. We moeten beginnen ons te realiseren dat we in een tijdperk van wederzijdse afhankelijkheden terecht komen. We zijn nog maar net begonnen ons dat te realiseren en weten nog nauwelijks hoe we daar mee om moeten gaan.”

Moet Europa weer zelfvoorzienend zien te worden? Van der Weijden: “Europa is dank zij het gemeenschappelijk landbouwbeleid grotendeels zelfvoorzienend geworden in voedsel, uitgezonderd sojaschroot voor veevoer. We exporteren zelfs heel wat graan. Maar op lange termijn bezien steunt die zelfvoorziening op drijfzand, want als het gaat om fosfaat en micronutriënten we zijn totaal afhankelijk van derde landen. In de VS en Europa zijn we protectionisme onethisch gaan vinden. Ik denk dat we weer moeten leren dat het beschermen van op zijn minst onze voedselvoorziening in de onzekere wereld die voor ons ligt gewoonweg verstandig is en beslist niet als onethisch mag worden gezien. In zoverre we zelfvoorzienend kunnen zijn, moeten we daar dus zeker aan werken en moeten we op die basis ook onze importen en exporteren reguleren. Dat kan ten dele binnen de geldende WTO-regels. Er is bijvoorbeeld geen enkele regel die ons verbiedt hier eiwithoudende gewassen te telen. We mogen er zelfs enige steun aan geven, bijvoorbeeld door innovatiebeleid, maar geen heffingen op soja-importen tegenoverstellen. Ik houd het niet voor onmogelijk dat we met EU-gewassen gevoerde dierlijke producten voor het publiek aantrekkelijk kunnen maken vanuit duurzaamheidsoogpunt. Maar wellicht zijn fundamentelere politieke herijkingen nodig.”

“Om zover te komen is eerst inzicht in onze afhankelijkheden nodig. De Europese politiek is nog lang niet zover”, merk ik op. “Jazeker”, zegt Van der Weijden, “en daar is ons rapport mede een aanzet toe.”

Fotocredits: Zinken daken in Parijs, uitsnede 'Eiffel from Montmartre', chocolat blanc
Dit artikel afdrukken