Een internationale groep Europese wetenschappers onderzocht de smaakvoorkeur van 1705 kinderen van 6 tot 9 jaar in heel verschillende Europese landen (Italië, Estland, Cyprus, België, Zweden, Duitsland, Hongarije en Spanje). De kinderen kregen appelsap te proeven met meer of minder toegevoegde suiker, en crackers met meer of minder vet, zout en mononatriumglutamaat (MSG) - de vijfde smaak, umami. Ze moesten steeds in een vergelijking van twee aangeven welk product ze het lekkerste vonden.

Met die resultaten in de hand gingen de onderzoekers op zoek naar de mogelijk bepalende factoren voor de gevonden smaakpreferenties. Lag het aan de leeftijd, sexe, opleidingsniveau van de ouders, wat de kinderen als baby te eten hadden gekregen, hoeveel televisie ze keken, of eten als beloning gebruikt werd of aan de smaakdrempel (in welke concentratie een kind nog smaak kon onderscheiden)?

Verrassend genoeg bleken slechts twee factoren te correleren met de voorkeuren van de kinderen voor vet en suiker. Ten eerste de leeftijd. Hoe ouder het kind, des te groter de voorkeur voor zoeter en zouter. De tweede significante factor bleek de cultuur te zijn waaruit een kind afkomstig was. Om precies te zijn: 70 procent van de Duitse kinderen gaf de voorkeur aan de vettere crackers, tegen 35 procent van de Cypriotische kinderen. Diezelfde Duitse kinderen bleken ongezoet appelsap te prefereren, terwijl de Zweedse, Italiaanse en Hongaarse kinderen de voorkeur gaven aan gezoet appelsap. Of je een zoet- of vetbek bent hangt volgens de onderzoekers af van wat je geleerd hebt lekker te vinden.

Onderzoeksleider Anne Lanfer (Institute for Prevention Research and Epidemiology, Bremen) stelt dat deze uitkomsten gevolgen kunnen hebben voor Europese programma's zoals tegen kinderobesitas, die nu nog vaak uniform van aard zijn: "Smaakvoorkeuren variëren van land tot land en hetzelfde programma zal niet in alle landen even effectief zijn."

Fotocredits: 'Running dry', uitsnede, Jaz Page