Op 1 Februari j.l. werd in de Staatscourant aangekondigd dat de zogenaamde RUB-regeling per 1 juli 2012 op de schop gaat (1). Met de RUB regeling werden bepaalde stoffen waaronder melk, bijenwas, bier, zeep, knoflook, zeewier, plantaardige oliën, e.d. vrijgesteld van registratie als bestrijdingsmiddelen (eufemistisch ‘gewasbeschermingsmiddelen’ genoemd). Deze stoffen werden bij instelling van de RUB zo onschuldig gevonden, en hun gebruik zo gering, dat de overheid het toentertijd niet nodig vond de zware (en ook dure) toelatingseisen van de gewasbeschermingsmiddelen wet hierop toe te passen. De RUB kwam mooi uit, de biologische landbouw mocht namelijk geen chemische producten gebruiken maar stoffen van natuurlijke oorsprong mochten veelal wel worden toegepast.

Sinds de invoering van de RUB hebben er heel wat ontwikkelingen plaatsgevonden met duidelijke gevolgen voor de ‘huis -, tuin -, en keuken middeltjes’ die onder de regeling vielen. Ten eerste is de biologische landbouw een volwassen marktpartij geworden. In de periode 2000-2008 nam het areaal aan biologische landbouw in de EU12 toe van 0,34 tot 1.46 miljoen ha, een gemiddelde toename van 20% per jaar (2). Verder is uit praktische- en wetenschappelijke proeven gebleken dat sommige van de stoffen die op de RUB lijst staan uiterst effectief blijken in het terugdringen van het gebruik van meststoffen en chemische bestrijdingsmiddelen en bovendien in veel gevallen de planten meer weerstand verschaffen om zich te weren tegen ziekten en plagen (3,4,5). Veel van de stoffen die op de RUB lijst staan worden nu met een moderne term ‘bio-stimulatoren’ genoemd. Het zijn geen meststoffen en het zijn geen bestrijdingsmiddelen. Het zijn natuurlijke stoffen die bij zeer geringe dosering aan plant of bodem al een fysiologische effect op de plant kunnen bewerkstelligen (6). Versimpeld gezegd: wat vitaminen zijn voor de mens zijn bio-stimulatoren voor de plant. De inzet van bio-stimulatoren maakt het mogelijk om voedsel te verbouwen zonder chemische residuen en het is een van de belangrijkste oplossingen om uitstoot van overtollige meststoffen naar het milieu significant te verminderen.

Dat bij een toenemend gebruik van bio-stimulatoren in de land- en tuinbouw enige mate van controle op de veiligheid en effectiviteit wel op zijn plaats is, zal duidelijk zijn, maar de huidige stelling van de overheid dat alle natuurlijke producten welke de levensprocessen van een plant kunnen beïnvloeden en geen meststof zijn, per 1 juli verboden zijn - tenzij zij als gewasbeschermingsmiddel geregistreerd staan - is een hele grote stap te ver. De consequenties zijn veelomvattend en behoorlijk schadelijk voor de maatschappij. Veel – vooral kleine en innovatieve – ondernemers kunnen hun deuren sluiten, omdat zij domweg niet de middelen hebben te voldoen aan de vereisten van de gewas-beschermings-middelen wet en omdat registratie en goedkeuring in minder dan 6 maanden natuurlijk een utopie is. EKO- en reguliere boeren en tuinders zullen niet meer kunnen beschikken over natuurlijke middelen en worden feitelijk gedwongen terug te grijpen naar de chemische middelen. De doelstellingen en wettelijke verplichtingen (op Europees niveau) de uitstoot van schadelijke middelen uit de land- en tuinbouw te verminderen, worden ondermijnd en onmogelijk gemaakt. Hiermee geeft de Nederlandse overheid een wel heel negatief signaal af. Was er geen maatschappelijk streven naar milieubewuster leven, het overschakelen naar ‘groene’ grondstoffen, minder gif op ons eten, e.d.?
De overheid kan natuurlijk argumenteren dat het juist de gebruikers en consumenten wil beschermen tegen middelen die - alhoewel natuurlijk – toch een gevaar voor de volksgezondheid zouden kunnen zijn. Daar zit wat in, maar dan moeten wij wel morgen als de donder alle knoflook, melk, plantaardige oliën, sauna (essentiële) oliën, e.d. uit de markt halen. Levensgevaarlijk die producten ! Gekheid dus, het lijkt erop dat de NL-overheid iets te voorbarig aan het doorslaan is, zij wil namelijk graag aan de EU wetgeving betreffende gewasbeschermingsmiddelen (7) voldoen, maar verzuimt hierbij goede alternatieven te bieden om het gebruik van natuurlijke middelen in onze voedselproductie op een goede wijze te reguleren. Het domweg beschouwen van onschuldige, natuurlijke middelen als gewasbeschermingsmiddelen is geen aanvaardbaar alternatief voor producenten en gebruikers en ook niet voor consumenten die van chemie-vrij voedsel willen genieten.

Het grootste probleem van de huidige Nederlandse en Europese wet op de gewasbescherming is dat er consistent over werkzame stoffen wordt gesproken. Men dient bij het registreren van een product als gewasbeschermingsmiddel dus alle testen, bewijsvoeringen, specificaties, e.d. te relateren aan een of meerdere werkzame stoffen. Dat is relatief eenvoudig te doen bij een chemisch product, de werkzame stof is dan veelal een in een lab gesynthetiseerd molecuul dat goed te specificeren is. Maar wat zijn nu de werkzame stoffen van melk of bier, of welke werkzame stoffen zijn nu exact verantwoordelijk voor de beschermende – en groei-stimulerende effecten van zeewier-oplossingen? Hebben de adviseurs van de overheid wel eens aan de Universiteit van Leiden, afdeling Metabolomics, gevraagd hoeveel werkzame stoffen in een gemiddeld kruidentheetje zit? Kortom, het is voor de relatief kleine ondernemers die natuurlijke producten voor een beperkte groep gebruikers op de markt brengen, fysisch en financieel onmogelijk te voldoen aan de eisen van de Europese en Nederlandse gewasbeschermingswetten.

Is er dan een alternatief voor de overheid? Ja zeker wel. De EU is zich aan het beraden over het aanpassen van de meststoffenwet (8). Er liggen nu adviezen die voorstellen om natuurlijke middelen die duidelijk niet de bedoeling hebben om organismen af te doden of te bestrijden (de zogenaamde bio-stimulatoren) in de nieuwe meststoffenwet op te nemen. Dit zou een oplossing kunnen zijn; minder zware vereisten voor registratie, minder lange procedures en lagere kosten. Deze oplossing vraagt wel van de overheid dat zij met het afschaffen van de RUB wacht totdat dit alternatief officieel voorhanden is, met een zekere overlaptijd om bedrijven in staat te stellen om hun producten te registreren en goedgekeurd te krijgen. Op Europees niveau dient bovendien gelobbyd te worden om de ‘bio-stimulatoren’ inderdaad onder de meststoffenregels te laten vallen.

Een andere oplossing zou kunnen zijn om natuurlijke producten toch via de gewasbeschermingsmiddelenwet te laten registreren, maar onder voorwaarden dat het begrip ‘werkzame stof’ verlaten wordt en er duidelijk geformuleerde vereenvoudigde procedures opgezet worden welke vooral inzoomen op het afwezig zijn van gevaarlijke stoffen in de producten. Zoals gezegd, voor natuurlijke middelen is veelal niet, of zeer moeilijk, vast te stellen welke werkzame stoffen precies verantwoordelijk zijn voor een bepaald effect.

Het is voor Nederland B.V., onze leefomgeving, de producenten van bio-stimulatoren, de boeren en tuinders en wij als consumenten te hopen dat dit voorgenomen besluit ingetrokken wordt. Zoals aangegeven is het besluit niet goed doordacht, de consequenties zijn groot en ongewenst en er zijn op dit moment geen goede en aanvaardbare alternatieven om het gebruik van bio-stimulatoren op een correcte manier te reguleren. Wij roepen daarom de overheid op terug te keren naar de tekentafel en te gaan werken aan een plan om het gebruik van groene grondstoffen en producten te stimuleren in plaats van te ontmoedigen.


Dr. Ir. Nico Stutterheim
Directeur Agrobio Products B.V.
Veilingweg 14
2651 BE BERKEL EN RODENRIJS

Noten:
(1) Staatscourant Nr. 2007. 1 Februari 2012.
(2) European Commission, Agriculture and Development, 2010. An analysis of the EU organic sector. c.europa.eu/agriculture/analysis/markets/organic_2010_en.pdf
(3) Hankins, S.D. and Hockey, H.P. (1990). The effect of a liquid seaweed extract from Ascophyllum nodosum (Fucales, Phaeophyta) on the two-spotted red spider mite Tetranychus urticae. Hydrobiologica 204/205: 555-559.
(4) Crouch, I.J. and Staden, J. (1993). Effect of seaweed concentrate on the establishment and yield of greenhouse tomato plants. Journal of Applied Phycology. Vol. 5, No. 1, p.37-43.
(5) Sas Paszt, L. et al. (2011). The influence of bioproducts on root growth and mycorrhizal occurrence in the rhizosphere of strawberry plants ‘Elsanta’. Journal of Fruit and Ornamental Plant Research. Vol. 19(1) 2011: 13-34.
(6) P. du Jardin. Jan. 2012. The Science of Plant Biostimulants - A bibliographic analysis. Contract 30-CE0455515/00-96, « Ad Hoc Study on Bio-Stimulants Products».
(7) EG Verordening 1107/2009.
(8) http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/chemicals/documents/specific-chemicals/fertilisers/

Fotocredits: Clearly Ambiguous


Dit artikel afdrukken