De NY Times beschrijft een aantal obstakels die CEO Paul Polman ondervindt bij het verduurzamen van de tanker Unilever. Daaruit blijkt dat de omzet van Unilever sneller groeit dan de dan verkleining van de ecologische voetafdruk van het bedrijf. Polman onderschrijft die conclusies: "Unilever’s goal of halving its environmental impact by 2020 is impossible".

Die halvering was Polmans ene belofte. De andere was "het verdubbelen van Unilever's verkoopsresultaten tegen 2020." Over de voortgang op dat gebied blijken de aandeelhouders niet ontevreden. Hun aandeel zag de omzet stijgen met 22 procent sinds Polman het roer overnam. De aandeelhouders morren daar niet over, al houdt de winst geen gelijke tred met de stijgende omzet.

Ik vind dat Polman er eens rustig over na moet denken wat zijn Amerikaanse aanpak kan betekenen voor lage lonen landen. Het resultaat daarvan zou hij op Foodlog kunnen publiceren
'Quite a lot or nothing at all'
Interessant is wat er gezegd wordt over een duurzaam aankoopprogramma voor soja in de VS:
"Unilever doesn’t ask the farmers to change much at all. All that the program requires is that farmers pledge to become more ecologically sound and use the Field to Market software to share voluminous data about how they run their farms." Zo ontstaat een situatie waarin leverancier en afnemer elkaar moreel maximaal inspireren om het mogelijke te doen zonder het af te hoeven dwingen.

Men herinnere zich de recente polemiek - waarbij Paul Polman zich persoonlijk in het debat mengde op Foodlog - over Liptonthee uit India. Het keurmerk Rainforest Alliance heeft, ondanks alarmerende persaandacht doorheen de jaren, de plantage-eigenaars (die de Liptonthee aanleveren) niet kunnen vermurwen tot ernstige sociale reflexen.

"Like 'natural,' the word 'sustainable' is sufficiently vague to mean quite a lot or nothing at all," schrijft David Gelles in zijn artikel op NY Times.

Polman ziet duurzaamheid als continuous improvement. Volgens het artikel doen burgers als consumenten niet mee om zelf voldoende inspanningen te leveren om op die manier voldoende snel voor de noodzakelijke verandering te zorgen.

Theepluksters
Wie dat wel willen, zijn die Indiase theepluksters als producenten. Ze waren onlangs in het nieuws. Zij ondervonden dat de gecertificeerde duurzaamheidsaspiraties van supertankers hen op termijn definitief met een kluitje in het riet dreigden te sturen. Hun actie genereerde weinig aandacht in de media of activiteit op Polman's Twitter-account. Tegen de wil van vakbonden en andere belangenbehartigers in, wisten de vrouwen ondertussen een gezamenlijke vuist te maken. Niet als consument dus, maar als werkers. In de voetsporen van William Lever himself, die Port Sunlight bouwde: "a company town where soap factory workers lived in pleasant houses near the improving influences of libraries and museums", schrijft de NY Times. Als consumenten niet opschieten, maar werknemers wel, waarom zou je daar als Unilever dan niet op inspelen?

Ik vind dat Polman eens rustig zou moeten nadenken wat zijn Amerikaanse aanpak kan betekenen voor die in lage lonen landen. Het resultaat daarvan zou hij op Foodlog kunnen publiceren.

Fotcredits: Een soja-akker die produceert voor Unilever, Ryan Donnell voor The New York Times
Dit artikel afdrukken