Het CBL verklaarde vanmiddag niet alleen dat zijn leden collectief overgaan op verbeterde normen voor kip en varkensvlees, maar ook dat ze daarbij verdergaan dan de bestaande normen. De normen die ze zichzelf op zullen leggen, betreffen niet alleen dierwelzijn, maar ook milieu-eisen én aspecten die mensen in bescherming nemen tegen mogelijke ziektebronnen die samenhangen met de productie van vleesproducten. Denk daarbij aan bacterie-infecties (campylobacter, salmonella, ESBL) en resistentie uit hoofde van veelvuldig antibioticagebruik. Nog verrassender is de intentie om boeren te compenseren voor hun inspanningen op deze gebieden én het vergoeden van fluctuaties in de voerprijs. “Het zou zomaar kunnen dat we daarmee een eind voor komen te liggen op de bestaande normen”, vertelt Marc Jansen.

In mei reageerde Jansen nog laconiek op varkensboeren die zijn leden vroegen hen beter te betalen voor hun varkens. Ze vroegen om nieuwe verdienmodellen. ‘Is het weer zover?’ zei hij. ‘Boeren moeten hun eigen problemen eens leren oplossen door producten te maken die mensen graag willen kopen. Hun slachterijen moeten die goed in de markt zetten en als die het niet kunnen, dan moeten ze dat zelf doen’, zei hij me vanmorgen opnieuw toen ik hem aan die uitspraak herinnerde.

Waarom dit opmerkelijke initiatief vanuit het collectief van supers en andere levensmiddelenverkopers?
“Er is heel veel negatieve discussie over vlees. Voor ons is het een belangrijk product. Het maakt 10% van onze verkopen uit. Consumenten zullen het nog tot in lengte van jaren blijven kopen. Maar het is niet goed als er teveel discussie over is en consumenten voortdurend aan het twijfelen worden gebracht over de kwaliteit en de eerlijkheid van het vlees dat we verkopen. Aan die discussie willen we een einde maken.”

Waarom dan opeens ook die keuze voor een eerlijker verdienmodel waarmee dat ‘is het weer zover?’ opeens vergeten lijkt?
“Dit zijn dingen die je met elkaar doet. Als we de boeren geen uitweg bieden, dan gaat het ze niet lukken. We zouden ook naar het buitenland kunnen gaan, maar het moet met de hoge normen die we willen mogelijk zijn om ons vlees uit Nederland te betrekken. Dat is makkelijker en goedkoper. Het is reëel dat de extra kosten die boeren daarvoor maken ook worden doorberekend in de prijs. Er is recent veel discussie geweest over het doorberekenen van schommelingen in de voerprijzen. De slachterijen die ons beleveren hebben dat nooit gedaan en dus zaten boeren met de gebakken peren. Toch kan het best, want we gaan ook om met door de seizoenen heen flink fluctuerende prijzen voor groenten en fruit. Het kan dus, maar dan moeten de boeren en de slachterijen het wel doen. Nu nemen wij het initiatief om ze dat ook te laten doen in de keten tussen boer en slachter. We doen dit ook heel nadrukkelijk vanuit een ‘wij-gevoel’. We moeten samen ergens voor kunnen gaan en daar allemaal de bijdrage in willen leveren die onze rol ons toestaat. We moeten buiten de verkeerde scenario’s van het prisoner’s dilemma proberen te komen, want die spelen de hele keten wel degelijk parten.”

Realiseren jullie je dat je met deze uitgangspunten een basis legt voor de herstructurering van de Nederlandse intensieve kippen- en varkenshouderij?
"Hoe bedoel je?"

Nederland is een exportland voor zowel kip als varken. In zijn export kan het zich geen hoge kostprijzen veroorloven en dus gingen boeren niet graag mee in vrijwillig verhoogde normen. De dieren moeten immers allemaal uit dezelfde stal kunnen komen. Door nu de normen – waar het bijvoorbeeld varkens aangaat – voor circa een kwart van de totale Nederlandse productie te verhogen, ontstaat er opeens een waterscheiding tussen twee types boeren. Het ene gaat voor de buitenlandse markt produceren en het andere voor de Nederlandse. Het eerste type heeft nu al moeite mee te komen. Het tweede krijgt het misschien wel te makkelijk.
"Zo hebben we het niet bekeken, maar daar zou je best gelijk in kunnen hebben. Ons gaat het erom dat we onze klanten een betrouwbaar en goed voelend stuk vlees willen kunnen garanderen. Overigens denken wij niet dat die tweede groep het makkelijk gaat krijgen. We kiezen niet per se voor Nederlands vlees. Als Nederlandse boeren niet tijdig of goed genoeg aan onze eisen kunnen voldoen zien wij geen reden om niet naar het buitenland te kijken. Bedenk bijvoorbeeld dat de Duitse slachters Tönnies en Westfleisch bijvoorbeeld sneller in staat waren dan de Nederlandse om ongecastreerd vlees te leveren. De normen impliceren niet noodzakelijk een keuze voor Nederlands vlees. Het gaat ons om de hoge normen. Ik hoorde van Bart-Jan Krouwel van het Productschap voor Kip en Eieren dat een grote Nederlandse kipverwerker al werkt aan één ster kip die in Roemenië wordt gehouden. Als de Nederlandse kipsector daar productie- en prijstechnisch niet in meekan, dan kunnen wij onmogelijk dat probleem overnemen. Dan is er in boerenondernemerschap iets misgegaan. Wel geven we Nederlandse boeren nu graag een kans, maar de Nederlandse boeren moeten zichzelf geen rad voor ogen draaien en denken dat ze een automatisch recht op productie hebben. Dat moet je als ondernemer wel verdienen."

Kort geleden sprak ik met Wilbert Hilkens, sectormanager Dierlijk van ABN AMRO. Hij vindt dat Nederland in eigen huis intensief moet kunnen blijven produceren. Misschien niet zoveel als nu, maar wel voldoende omdat we op dat gebied kennis hebben waarmee we dieren en mensen in de rest van de wereld vooruit kunnen helpen. Los van de commercie ziet hij een bijna morele rol van Nederland in de innovatie van de dierhouderij omdat we daarin voorop zouden lopen. Het voorbeeld van Krouwel laat zien hoe makkelijk die positie en daarmee de motor van die kennis verloren kunnen gaan. Denk je dat jullie leden vanuit het ‘wij-gevoel’ dat je net noemde daar ook een verantwoordelijkheid voor kunnen voelen?
"Tjsonge, zo groot en abstract zien we het niet. Maar misschien heb je ook daar wel degelijk een belangrijk punt te pakken. Ik zou vooral willen benadrukken dat boeren moeten willen bewegen. Ze kunnen niet als een konijn in de koplampen blijven zitten en zeggen dat ze het zo goed doen. Ook in de visie die Hilkens schetst, zullen ze mee moeten willen bewegen. Ze kunnen niet doen alsof ze het nu allemaal zo goed doen. Hoe het gehele cluster met zijn voorsprong moet omgaan is geen vraag die je bij ons op het bord kunt droppen. Bij wie wel? Dat weet ik ook niet zomaar. Wel weet ik dat we twee tankers van koers moeten laten veranderen, kip en varken. Daarin nemen wij ons deel van de verantwoordelijkheid nu heel nadrukkelijk."

Hoe reageert de Dierenbescherming op dit grote nieuws?
"Ik sprak ze gisteren. Ze weten nog niet helemaal wat het betekent voor het sterrensysteem. De ene ster wordt hiermee overbodig. Ik denk dat de Dierenbescherming een belangrijke rol kan spelen in de verdere ontwikkeling van de markt."

Hoe?
"Het is niet aan ons om de strategie van de Dierenbescherming uit te stippelen, maar ik zie een mogelijke rol in het definiëren en borgen van nieuwe concepten die consumenten aanspreken en die een vorm van marktontwikkeling en merkondersteuning nodig hebben."

Jullie spreken vanmiddag een intentie uit. Het moet allemaal nog concreet worden. Verwacht je dat dat makkelijk gaat?
"Er zal nog heel wat gedoe komen. Over de normen en hoe ver die komen te liggen van de bestaande praktijk. Maar toch zetten we dit door. We leggen de lat hoog, want we moeten weg uit al dat negativisme over vlees in Nederland."

Annechien ten Have, voorzitter van de Vakgroep Varkenshouderij van LTO Nederland, speelde een belangrijke rol in het creëren van de verstandhouding tussen boeren, slachters en het CBL van waaruit de intentie van ‘Vlees Beter Initiatief: Ander Vlees in 2020’ kon ontstaan.

Ik vroeg haar hoe ze het initiatief ziet. Ten Have: “Het is een doorbraak dat de retail zelf aan het stuur komt als het gaat om hun inkoopspecificaties. En dat ze daarmee meteen invulling geven aan het feit dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben in het kader van een duurzame productie met oog voor mens dier en milieu. Ze deden schoorvoetend mee aan Het Verbond van Den Bosch, maar nu zetten ze toch echt zelf stappen.
Voor de boeren is het van groot belang dat voor de allereerste keer een ander verdienmodel onderdeel dient te zijn van de ambitie en doelstelling van duurzaam vlees.
Ik zie dat als een antwoord op de hartekreet die ik een paar weken geleden richting de partners van het Verbond van Den Bosch deed. De eerste stap naar de oplossing van het probleem is erkennen dat je een samen probleem hebt. Pas als dat is gebeurd, kun je werken aan de echte oplossing. Dat wordt nog best een heel lastig traject, maar waar een wil is, is een weg.”

Fotocredits: Marc Jansen, CBL
Dit artikel afdrukken