Op 3 juni a.s. organiseert Foodlog in de Aula van de WUR in Wageningen (aanvang 20:00 uur precies) het Grote Duurzaam Vlees Debat. Centraal staat de vraag waarom de verduurzaming van Nederlands vlees niet opschiet.
Als je erbij wilt zijn: het debat is gratis toegankelijk. Voor Foodlog Friends zijn de drankjes na afloop eveneens gratis. Aanmelden doe je hier.

Vier conclusies
Als opmaat sorteren we op Foodlog online de vraagpunten uit. Ronde 1 is geweest. Kenners van de vleeswereld, beleidsmakers, boeren, zaakbehartigers en wetenschappelijke onderlegde waarnemers bespraken afgelopen week de vraag: wie blokkeert duurzaam Nederlands vlees? In de gelinkte starttekst valt te lezen welke verwarde situatie inmiddels is ontstaan.

Uit een lange draad van ruim 200 reacties valt af te leiden dat 'we' - als samenleving bestaande uit bedrijven, burgers en politieke instanties - niet kunnen kiezen en daarom niet verder komen. Meer specifiek vallen vier kernconclusies te trekken:

1. duurzaamheid is een afweging van ecologische factoren, maatschappelijke gevoelens en eisen (a. gewenst consumptieniveau, b. diervriendelijkheid, c. gezonde woonomgeving rond stallen en d. het oplossen van besmettingsrisico's) en algemene ethiek om daarover in respect voor elkaars uiteenlopende keuzen tot gedragen politieke besluiten te komen

2. de bestaande discussies gaan voornamelijk over diervriendelijkheid en over de woonbelangen van burgers in de omgeving van boerenstallen, maar niet of nauwelijks over de implicaties van de Brundtland-definitie van duurzaamheid voor de consumptie van vlees vanuit een afweging van die factoren (vrij vertaald: zorg dat je die zo maakt dat ook komende generaties hun eigen keuzen kunnen maken)

3. die afweging vermijden we, zodat er vanuit niet expliciet gemaakte belangen alle kanten op wordt gepraat en sprake is van incoherent incidentenbeleid

4. als duurzaam vlees duurder is, zullen consumenten daarvoor moeten willen betalen. Dat vergt commercieel ondernemerschap van alle schakels in de keten - de boer incluis, maar die gevangen zit in een 'u vraagt, wij draaien' houding en wordt daarin gestimuleerd door de bestaande discussie over 'nieuwe verdienmodellen' voor niet-onderscheidende producten

Conclusie: Nederland heeft geen visie op de verduurzaming van zijn vleesproductie en -consumptie, noch op de commerciële realiteit. Als het in die situatie beleid wil maken, schiet niemand daar iets mee op. Het is hooguit een vorm van bezigheidstherapie, zeggen kenners van de vleesmarkt in de eerste ronde zelfs. Ons land is verdwaald geraakt in duurzame mist door geen keuzen te maken. Als voorbeeld van een organisatie die wel kiest, daarop handelt en een verschil maakt, wordt Unilever genoemd. Dat bedrijf krijgt dat als organisatie voor elkaar omdat het systematisch vanuit milieunormen denkt en handelt. De niche-initiatieven waarop Nederland zich focust, worden getypeerd als proposities die enkelingen in staat stellen een goede boterham te verdienen, maar geen significante verduurzaming van vlees kunnen opleveren.

Nederland heeft geen visie op de verduurzaming van zijn vleesproductie. Als het in die situatie beleid wil maken, schiet niemand daar iets mee op. Het is hooguit een vorm van bezigheidstherapie. Ons land is verdwaald geraakt in duurzame mist.
Ecologisch en ethisch wegen even zwaar
In de oplossingensfeer zijn alvast lijstjes aangedragen. Nederland zou per persoon de consumptie van vlees fors moeten willen terugdringen. Daarom zou er een heffing moeten komen op veevoer, omdat het concurreert met eten voor mensen. Dat zou zelfs voor reststromen moeten gelden omdat die altijd een stroom extra voeding aantrekken die ook voor menselijke consumptie kan worden ingezet. Die heffing moet de consumptie van vlees terugdringen, maar laat de consument vrij.
De aandacht voor dierenwelzijn vindt men cruciale ecologische belangen nadrukkelijk overschaduwen; indien we beide aspecten even belangrijk vinden, moeten alletwee minstens even hoog op de agenda en op basis van een weging van belangen in praktijk worden gebracht.

Daarnaast zou de afweging van factoren naast vlees, alle vormen van dierlijk eiwit moeten betreffen, dus ook eieren en zuivel. Nadrukkelijk is gesteld dat gevoelsmatige keuzen en ethische keuzen even zwaar mogen wegen als harde ecologische factoren. Wanneer een samenleving bewust vlees wil kunnen eten, maar alleen van dieren met vrije uitloop, dan is dat besluit een politiek uitgangspunt. Hoewel die manier van produceren extra grondstoffen en grondbeslag vereist, zullen die extra's aan de ethische productiewens gealloceerd moeten worden en dus niet voor andere producten beschikbaar zijn.

Van consument naar mede-werker
De commentatoren in de eerste draad lijken in meerderheid niet voor overheidsingrijpen te kiezen, maar te wijzen op bedrijven die duidelijke keuzen moeten maken en daar draagvlak en sympathie voor moeten verwerven. Eén grote staatskeuze slaat dood, omdat die geen motiverend onderscheid kan bieden waar mensen aan mee willen werken. Als bedrijven dat wel kunnen, zorgt dat voor een versnellende creativiteit en vooruitgang. Hoe dat gaat, blijkt lastig voorstelbaar.

De boodschap van de gewenste duurzame markt is een lastige voor mensen die sinds de jaren '60 van de vorige eeuw gewend zijn aan 'ieder jaar meer'. De nieuwe boodschap is nogal anders. Anders dan de profeten van de elektrische cradle-to-cradle economie waarin iedereen in een Tesla lijkt te kunnen gaan rijden uitdragen, is de werkelijke boodschap volgens de realistische commentatoren in de eerste ronde van deze Kwestie: het moet allemaal minder. Naast 'vleesminderen' moeten we ook 'wintersportminderen', schreef Sander Koning Labadie.

In een poging die wereld te duiden, verwees ikzelf naar de zogenaamde capabilities approach. Vergeet het ingewikkelde nieuwe begrip en denk aan het volgende: wat gebeurt er als je van een consument een mens maakt die bij kan dragen aan het maken van onze toekomst volgens de definitie van Brundtland? Van consument - pure verbruiker - wordt hij een bijdrager en creator. Dat heeft waarde en motiveert veel meer dan het bezit van de jongste iPhone of een Tesla, die na een week alweer vervelen omdat consumptie plat is en heel velen zo'n ding hebben.
In die post-consumentistische markt zit geld dat goed doet en met plezier doet minderen. We staan echter pas aan het begin van het uitvinden manieren om post-consumentistisch aan marketing te doen. Koning Labadie wees op een in marketing al gebruikte toepassing van de capabilities approach: Shared Value Creation. Daarin probeert een bedrijf geen product te verkopen, maar biedt het zijn klanten de mogelijkheid om de toekomst samen te bepalen. Van afnemers worden 'klanten' als het ware mede-werkers (co-creatoren) die gebruik mogen maken van de veranderkracht van een geoliede machine. Zo'n benadering maakt van mensen bevredigde creatoren die samen vuile handen mogen maken voor een leukere wereld dan we nu kunnen verwachten. Shared Value Creation zou een opvolger kunnen zijn van marketing die van consumenten per definitie onbevredigd koopvee heeft gemaakt omdat alles draait om wat je nog niet hebt kunnen kopen. 'Mede-werkers' gaan hun lol en koopmotieven vinden in het steeds verder verbeteren van wat nog beter kan. Die vorm van economie heeft een stimulans nodig.

Verdienmodellen
Vanuit de ervaringen met het mislukte Verbond van Den Bosch werd gesteld dat boeren pro-actiever moeten zijn als zij om nieuwe verdienmodellen vragen. In eenvoudig Nederlands: als zij geen producten weten te maken waar consumenten meer voor willen betalen, dan kunnen eindverkopers zoals supermarkten er ook niets extra's voor vragen en boeren daar dus ook niet voor belonen. Indien dat onhaalbaar blijkt, zou naar analogie van de Duitse aanpak een zgn. Groene Stroom-aanpak soelaas kunnen bieden. Bij die benadering worden de ecologische en ethische basisnormen politiek of maatschappelijk overeengekomen. Via een fonds wordt de productie van 'OK-vlees' in de markt gefaseerd omhoog gebracht tot het gewenste dierquotum bereikt is. De funding kan worden opgebracht uit algemene middelen of een geleidelijke algemene prijsverhoging.

Zonder Europa gaat het niet
Politiek noodzakelijke wet- en regelgeving, zo luidt de consensus, heeft alleen zin op Europees niveau. Daarmee is bij implicatie gezegd, dat ook Europa tot een visie en van daaruit geformuleerd beleid moet komen. Nederland is immers een exportland voor wat betreft al zijn agriproductie, terwijl bovendien het benodigde beleid zo fundamenteel is dat het niet tot de competentie van Den Haag of - zoals ook dreigt - de Nederlandse provincies behoort.

De punten 1, 2 en 3 zeggen hardop dat Nederland geen keuzen heeft gemaakt en daarom ook geen beleid kan maken. Toch gonst het aan alle kanten van de politiek gedreven beleidsvoornemens.

Gevraagd: jouw keuzen
Voor de tweede ronde van de Nederlandse Duurzaam Vleeskwestie stel ik drie open vragen:
1. wat zijn jouw keuzen voor de vleesproductie en -consumptie in Nederland tegen de achtergrond van het bovenstaande?
2. geef aan waarom je die maakt en welke plek je daarin geeft aan de bestaande belangen van Nederland in de vleeshandel, -verwerking en als ontwikkelaar van dierhouderijtechnieken.
3. wie moet de keuzen waar meningsverschillen over bestaan wegen en daar een besluit over nemen?


Fotocredits: Tenderloin porc, ugod
Dit artikel afdrukken