In de jaren 60 van de vorige eeuw groeide ik op in een klein dorpje onder de rook van Rotterdam. De kinderen in onze straat speelden na schooltijd straatvoetbal en die ene keer dat er een auto voorbij kwam, pakten ze snel hun truien - die als doelpaal dienden - van de straat en lieten de auto passeren. Dorstig van het voetbal dronken ze water uit de kraan. Alleen in het weekend kregen ze een glaasje ‘priklimonade’.

TV zonder reclame
Moeder kookte. Zij kocht in met een kleine beurs. Meestal wat de groenteman en de plaatselijke slager op dat moment kon leveren. Er werd thuis in de keuken gegeten. Met het hele gezin. Gewoon aardappeltjes met groenten of peulvruchten, een stukje vlees erbij en dat was het, want van ketchup of andere sauzen hadden ze nog nooit gehoord. Daarna mochten de oudere kinderen nog even buiten spelen, ze deden spelletjes zoals stoepranden. Je gooide een bal met beide handen vanachter je hoofd naar de stoeprand aan de overkant en als je die raakte kreeg je een punt, stuiterde de bal terug in je handen dan kreeg je twee punten en mocht je weer gooien. Daarna snel douchen, want kinderen gingen op tijd naar bed, sommige ouders hadden een zwart-wit televisie en dan werd er een half uurtje gekeken, uiteraard zonder reclames.

662 ml frisdrank
Als ik de foto’s van kinderen van toen bekijk, zie ik hoe slank die waren. Maar nu, 50 jaar later, zien kinderen van die leeftijd er uit als kleine volwassenen, ze hebben vetrolletjes en meisjes van nog geen 10 jaar hebben al borsten. Straatvoetbal is nu levensgevaarlijk en stoepranden is onmogelijk, want overal staan auto’s geparkeerd. Kinderen van nu zitten 144 minuten per dag achter een beeldscherm en zien minstens 10 reclames per dag aan zich voorbij komen over voedsel dat ze niet nodig hebben. De dorst wordt gestild met 662 ml frisdrank per dag. Dat komt overeen met 6 maal zoveel suiker per dag als kinderen 50 jaar gelden kregen.

Meer & minder
In een halve eeuw is er veel veranderd, want voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid groeien kinderen op die zowel rijker als zieker zullen zijn dan hun ouders. Meer welvaart betekent meer keuze mogelijkheden, grotere porties, meer eetmomenten, nog lekkerder eten, meer vrijheden en minder normen. Maar meer welvaart betekent ook meer welvaartsziekten. Niemand kon voorspellen dat de combinatie van minder bewegen en een beetje meer zout, suiker en vet zo’n desastreus effect zou hebben op de volksgezondheid

Normatief eten
We hebben geen eetnorm meer. Toen de ontkerking op gang kwam, heeft moeder tot de jaren 70 van de vorige eeuw de normen en waarden geleverd over eten. Dat kon en mocht zij, want dat was haar culturele rol in het gezin. Zij kocht zuinig in. Ook dat werkte overconsumptie tegen.  Nu is er geen normatief eetgedrag, alles moet kunnen. Mensen eten op straat, zittend achter het stuur, eten tussendoortjes en snacken ongezonde combinaties van vetten, vrije suikers en zout zittend voor een beeldscherm of -buis. Men eet zelfs als men net heeft gegeten en geen honger (kan) hebben. Het hedonistische eten heeft het gewonnen van homeostatische dat ons in balans houdt met dat waar ons lijf voor gebouwd is.

Niet alle dagen feest
Niemand weet meer hoeveel je moet eten, niemand wat gezond is. Onze normatieve eetcultuur is verdwenen omdat moeder het heeft verloren van de reclames en de alomtegenwoordige en betaalbare snacks. Daarom zou ze opnieuw uitgevonden moeten worden. Maar wie wil nou moeder, vader, familie en een hele cultuur terug die zegt 'nee, nu niet, het is niet alle dagen feest'?
En toch zou het moeten. Hoe krijgen we het weer voor elkaar? Dat is echt een belangrijke vraag.

blauwe stoeprand, uitsnede, Judy van der Velden
Dit artikel afdrukken