In zijn persbericht zegt de Raad vanmorgen:

Kipfilet, specialisatie en marktwerking
Kipfilet lijkt een simpel product, maar is in feite uiterst complex. De productieketen is verregaand opgesplitst in minstens 40 gespecialiseerde en innovatieve schakels. Die variëren van pluimveehouders, topfokbedrijven, vangploegen en transporteurs tot slachterijen; van sojatelers in Brazilië tot mengvoerbedrijven in Nederland; en van stallenbouwers, dierenartsen, farmaceutische bedrijven en mestverbranding tot fabrikanten van slachtmachines. Binnen elk van die schakels wordt scherp geconcurreerd, waardoor de marges ondanks alle innovaties flinterdun zijn. Dit benadert een markt zoals Adam Smith, de grondlegger van de economische wetenschap, die heeft bedoeld. Belangrijkste resultaat is een laag voerverbruik en daardoor een kleine carbon footprint en een lage kostprijs, die vrijwel geheel ten goede is gekomen aan de consument. Kipfilet is veel goedkoper en voor vrijwel iedereen betaalbaar geworden. De jaarlijkse consumptie per persoon in Nederland is sinds 1960 meer dan vertienvoudigd: van 2,1 kg naar 22,4 kg per persoon in 2011.

Keerzijde
Na de kostprijsverlaging is een nieuwe innovatiesprong nodig, gericht op minder antibioticagebruik, beter dierenwelzijn en minder gebruik van soja uit Zuid-Amerika. Die veranderingen zijn moeilijk in te passen zolang de concurrentie draait om efficiëntie en laagste kostprijs. Eén van de nadelen van concurrentie is dat wantrouwen tussen bedrijven in de keten is geïnstitutionaliseerd en partijen daarom informatie voor elkaar achterhouden. Dat werkt belemmerend voor integrale duurzaamheid. Regie ontbreekt.

Vervreemding
Ook sociaal is er iets misgegaan. Producent en consument van kippenvlees zijn van elkaar vervreemd. Kipfilet is zorgvuldig ontdaan van alles wat herinnert aan een dier. De consument vindt dat prettig, er is sprake van “eten maar niet willen weten”. Maar dezelfde consument levert wel kritiek op de plofkip. Van de weeromstuit hebben veel pluimveehouders een defensieve houding aangenomen en hun rug naar de samenleving gekeerd.

Patstelling doorbreken
Het is mogelijk deze patstelling te doorbreken, maar dat vergt samenwerking, regie en communicatie. Integrale duurzaamheid wordt pas mogelijk als bedrijven door de hele keten kennis gaan delen. Er is dan nog wel concurrentie tussen ketens, maar binnen elke keten staat samenwerking centraal. Om ook het vertrouwen van de samenleving te winnen, moeten pluimveehouders en andere spelers intensief gaan communiceren met burgers en consumenten.
Kees-Jaap Hin, eerste auteur van het rapport: “Voor de volgende innovatiesprong is een nieuw business model noodzakelijk. Investeringen van ketenschakels moeten in verhouding worden gebracht met het rendement en het risico van de schakels. Als bijvoorbeeld pluimveehouders de duurste investeringen moeten doen, moeten ook andere schakels mee investeren. De pluimveesector kan daarbij een voorbeeld nemen aan chipmachinefabrikant ASML, die bij dure innovaties nauw samenwerkt met toeleveranciers en recent zelfs grote afnemers in het bedrijf laat investeren.”


Foodlog stelde Wouter van der Weijden van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding twee vragen.

Waarom investeren ketenpartners nu niet in elkaar?
Van der Weijden: "In de Nederlandse pluimveeketen concurreert iedereen met iedereen en wil niemand zich binden aan een leverancier en een afnemer. Dat model heeft een tijdlang goed gewerkt, maar werkt niet meer nu een nieuwe innovatieslag nodig is. Er heerst wantrouwen en spelers houden belangrijke informatie achter om hun eigen positie te versterken en die van de handelspartner te verzwakken. Dus ook informatie die onmisbaar is als je integrale duurzaamheid in de hele keten wilt organiseren."

Waarom gaat dit rapport helpen om ze daartoe wel te motiveren?
Van der Weijden: "Wij houden betrokkenen een spiegel voor en laten zien dat het achterhouden van informatie schadelijk is voor duurzaamheid en daarmee voor de marktpositie. En dat ze niet alleen moeten concurreren maar ook moeten samenwerken en informatie delen. En dat regie nodig is. Zonder vertrouwen en regie geen duurzaamheid."

De Raad lijkt dus een vorm van overheidsinterventie te bepleiten die 'nieuwe businessmodellen' - het toverwoord van de afgelopen jaren in boerenland - moet opleggen. Waarom die zou slagen is op dit moment onderwerp van gesprek tijdens de presentatie van de jongste publicatie van de Raad in de Utrechtse Jaarbeurs.

Fotocredits: Production Red, Artizone
Dit artikel afdrukken