Deze zomer halen we hier de serie Waait of stormt het in boerenland terug die ik in 2010 deed voor het Agrarisch Dagblad. Is er sindsdien iets veranderd? - dat vraag ik steeds.

Huijbers gaf destijds aan dat hij de bestuurdersstropdas het liefst in de kast liet. ‘We hebben hier een dresscode, maar daar heb ik niet zo veel mee’. Op de persfoto moest de strop toch om. Werd hij de vernieuwer of zette hij een traditie voort?

Waait of stormt het in boerenland?
Er is geen twijfel mogelijk. Het stormt. Boer en tuinder staan er belabberd voor. In vrijwel alle sectoren wordt nauwelijks iets verdiend. Eieren zijn gelukkig nog net een klein lichtpuntje maar driekwart van de tuinbouwbedrijven verkeert in dramatische liquiditeitsproblemen. Je mag gerust zeggen dat er een orkaan over die sector heen raast.

Wat is er misgegaan? In het algemeen en in tuinbouw in het bijzonder.
Ik sluit aan bij Ruud Huirne met wie je in deze serie ook sprak. Boeren en hun organisaties hebben te laat de juiste strategische keuzen gemaakt. Erger nog, in verreweg de meeste gevallen zijn die nog steeds niet gemaakt. Als je alleen gericht bent op kostprijsverlaging moet je daar je bedrijf op inrichten. Ondernemers die zo ondernemen, denken in tienden van centen. Dat spel is voor heel weinigen weggelegd en toch zitten we met z’n allen in de markt voor generieke producten. Er zit muziek in specifiekere concepten. Er is veel te lang nagelaten om de keten daar nadrukkelijk op in te richten.
In de tuinbouw laat de besteding van de GMO-gelden [subsidies uit hoofde van zgn. ‘Gemeenschappelijke Marktordening, dv] op een trieste manier zien hoe we met marktvernieuwing zijn omgegaan. De gelden waren bedoeld als ondersteuning voor marktontwikkeling. In plaats daarvan zijn er koelinstallaties, verpakkingslijnen en investeringen in nog meer productie van betaald. Daarmee zijn oude structuren overeind gehouden. Kennelijk konden we niks beters bedenken om onze afzet en opbrengstprijzen te verbeteren.

Ik begrijp niettemin dat de analyse nu helder is. M’n vorige gesprekspartners waren het er ook al over eens. Als het allemaal zo duidelijk is, wordt het dan vanaf morgen anders?
Was dat maar waar. We zitten met taaie, verouderde structuren en onderlinge verdeeldheid. Het gevolg is dat het eerst nog slechter moet worden, eer het beter kan gaan. De Greenery heeft veel last gehad van die oude manieren van denken en heeft daarom de slag van oud naar nieuw niet kunnen maken. Vion is ontstaan om een eind te maken aan bedrijven die allemaal met elkaar in gevecht waren en het er voor elkaar niet beter op maakten.
Ik zou willen, dat het morgen al anders werd. Maar dat zal niet zo zijn.

‘Oude structuren’? Wat zijn dat precies en waar gaat het mis?
Door de oprichting van Vion is nu meer eenheid en structuur in de slachterijwereld ontstaan. Er wordt nu minder om de laatste cent gevochten. Dat is pure winst voor de sector, al moet er nog meer gebeuren om weer gezond geld te kunnen verdienen in het slachtersvak. De Greenery werd opgericht met dezelfde bedoelingen maar het pakte heel anders uit. Het moest een eind maken aan de verdeeldheid, maar heeft die misschien wel erger gemaakt. De klok werd afgeschaft, maar veel tuinders waren daar niet klaar voor. Zij bleven veelal ondernemen ’voor de klok’. Uit de gevoelens van een paar boze individuen ontstonden groepjes boze mensen. Vervolgens ontstond een sneeuwbal. De groepjes richtten telersverenigingen op en nu is het spel al bijna niet meer te overzien. De oplossing van het probleem, bracht het werkelijke oude probleem – onderlinge verdeeldheid - weer terug. Handelaren profiteren van die onderlinge gevechten en verschillen van mening. Dat kom ik veel te veel tegen. Als bestuurder moet je welhaast een slangenmens zijn om daar nog uit te komen. En dat is voor niemand goed. Ondernemers moeten geld kunnen verdienen om de maatschappelijk zo gewenste verduurzaming van de land- en tuinbouw voor te kunnen financieren.

En hoe kom je uit die situatie?
Door er vooral heel open over te zijn. Pappen en nathouden heeft geen zin meer. Laat de problemen maar zichtbaar en bespreekbaar worden. Ik heb ook de antwoorden niet, maar weet wel dat als je de boel openbreekt de antwoorden gaan ontstaan. De problemen onder tafel houden en met alle winden meewaaien om de lieve vrede te bewaren werkt niet. Dan klets je je helemaal vast. Het kan ook niet meer, want de problemen zijn te groot. Er moeten doorbraken komen en die liggen niet in de laatste plaats op menselijk vlak. Kom je daar niet doorheen dan kom je niet aan de oplossingen toe. Kom je er wel doorheen, dan creëer je weer positieve energie en ontstaan oplossingen vanuit de ondernemers zelf om samen kansen te zien en waar te maken. Daar zal het vandaan moeten komen. Ik geloof in de kracht en de vitaliteit van ondernemers die in concepten en verduurzaming kunnen denken.
Het is een illusie dat een boerenkoepel alle oplossingen kan verzinnen. Het kan ze stimuleren, op weg helpen en faciliteren, maar daar houdt het dan ook mee op. De rest moet echt van ondernemers zelf komen. Die zullen een manier moeten vinden om samen te werken in bijvoorbeeld nieuwe coöperatieve verbanden. Dan kun je waarde toevoegen aan de keten.

Even terug naar die ‘nieuw concepten’. Geef eens een voorbeeld.
‘Gijs’ van Streekselecties. De deelnemers leveren een gevarieerd aanbod met kwaliteit en continuïteit. Dat is een belangrijke verklaring voor het succes. Er zijn supers die het ook willen, maar dan bij wijze van spreken onder de naam ‘Mies’, want ze willen een eigen marktconcept.

Maar in zo’n piepkleine niche kunnen Nederlandse boeren toch nooit hun productie kwijt?
Dat klopt. Er zal veel meer ontwikkeld moeten worden. Het één-ster varkensvlees waar Albert Heijn nu mee gaat komen is een ander voorbeeld. Het is een forse doorbraak op het gebied van duurzaamheid waar ik nog veel meer van verwacht. Ik reken erop dat we in ons deel van Europa tot een vorm van Fair Trade kunnen komen, waarin we onze verduurzaamde productie kwijt kunnen.
Het varkensvleesbesluit van AH laat zien dat het kan en dat een grote super het wil. Het past helemaal in onze visie op partnership en verantwoordelijkheid nemen. Ik denk dat er meer zullen volgen en ik geloof dat het totale aanbod op zo’n manier betekenis voor de consument kan krijgen. Een goed product met een echt verhaal in plaats van een kletsverhaal.

Denk je echt dat dat lukt zonder regulering? Producten uit de vrije markt zijn immers goedkoper en smaken echt niet slechter, ook al voelen ze misschien een beetje minder goed.
Ik heb nog geen pasklaar antwoord hoe het moet, maar ik denk dat eerlijke handel ook mogelijk is binnen het liberale systeem. Het is een kwestie van willen. Supers moeten het duurzame product op het schap willen nemen. Consumenten moeten het kunnen kiezen. Wij, boeren en onze verwerkings- en handelsorganisaties, moeten het voor een nette prijs kunnen leveren. In de keten is vooral bij de handel nog een boel terug te verdienen voor boeren. Wie zegt dat een consument niet wil betalen voor een fair product dat gewoon hartstikke goed is en weer te herleiden is tot de boer in de buurt die het maakt en volstrekt open is over de manier waarop hij dat doet?

Ik ben me nog aan het inwerken en spreek daarom de laatste tijd regelmatig met politici van alle kleuren. Het is opvallend dat ook aan liberale kant een gevoel heerst dat er een vorm van overheidsregulering nodig is om het goede van de liberale markt – creativiteit - niet de vijand te laten worden van het betere van een verduurzaamde land- en tuinbouw. Het denken is op dat punt nog lang niet rijp, maar wel in beweging. Ik ben bijvoorbeeld blij dat in het mededingingsbeleid – dat moeite lijkt te hebben met coöperaties – ruimte komt om wel degelijk nieuwe coöperatieve samenwerkingsverbanden mogelijk te maken. Het is nog niet zover. Maar het denken beweegt.

Op dit moment liggen de supers onder vuur vanuit boerenkant. Zelfs minster Verburg spreekt niet meer over supermarkten maar over ‘supermachten’. Wat vind je daarvan?
Mij hoor je niet negatief zijn over supers. Niet omdat ik ze te vriend moet houden, maar omdat ik weet wat er aan onze kant echt beter moet. Het is wat minder zwart/wit dan het lijkt.

Wordt de spoeling toch niet een eind dunner? Nederland eet maar een fractie van zijn varkens zelf op. Met kip, paprika’s , boter, kaas en eieren is het al niet anders.
Over niet al te lange tijd woont 90% van de wereldbevolking in dichtbevolkte stedelijke kustgebieden. Het zijn de oude vruchtbare delta’s waarin rivieren uitmonden in zee. Die regio’s zorgen voor hun eigen eten.

Nederland ligt in een zeer vruchtbare delta. Daarom bedienen we een grotere regio dan ons land alleen. We leveren in Noordwest Europa. Voor het ene product is de cirkel wat groter dan voor het andere. Onze regio beslaat een cirkel van 300 tot 500 kilometer om ons heen. Zo’n 80 tot 90% van onze productie wordt geproduceerd en geconsumeerd binnen die cirkel. Realiseer je overigens dat zo’n straal in de VS heel trendy ‘stadslandbouw’ heet. Kansen zijn er dus zat. Het gaat erom dat we duidelijk weten te maken dat onze productie relevant is voor Noord-Europese consumenten. Tegelijkertijd moeten we duidelijk maken dat er vormen van normerende regulering nodig zijn om een redelijk level playing field te garanderen op Europese schaal. De goedkoopste productie is één. De beste is wat anders. Die moet genormeerd worden en daar moet de Nederlandse en Europese overheid hun faciliterende rol in durven nemen.

Dus de regio is leidend voor de omvang van onze productie. Betekent dat dan ook dat die vanuit de regionale functie moet worden gedimensioneerd?
Wat mij betreft wel, maar daarover moeten we nog een beleidskeuze maken. Dat gaat een boel praten kosten. Dat zal, zoals gezegd, in openheid moeten plaatsvinden zodat er geen valse emoties ontstaan die straks weer op precies het verkeerde moment ontploffen.

Ben je optimistisch of heb je vooral zorgen?
Ik ben optimisch omdat ik weet dat onze hoek van Europa zelfvoorziend zal moeten zijn. Zo is het altijd geweest en zal het ook altijd blijven. M’n zorgen zitten in het bij elkaar krijgen van veel te veel uit elkaar lopende partijen die elkaar ondanks de huidige storm het leven nog steeds zuur maken en daarmee de deur openzetten voor aantrekkelijk geprijsde importen die onze eigen markt kunnen schaden. In de tweede en derde wereld komen grote nieuwe agrigebieden in cultuur die veel voor weinig kunnen produceren. Ze verkopen aan de hoogste bieder en behoren tot de landen die deviezenstromen nodig hebben. Welke impact dat op ons zal hebben weet niemand, maar ik zou er rekening mee houden. Ook daarom moeten we onze ‘act’ goed op de kar krijgen.

Volgens ‘boerenwatchers’ bakken boeren en bedrijven als Vion en de Greenery niks van marketing. Wat denk jij als je dat hoort?
Ik denk zeker dat we nog veel kunnen leren op dat terrein, maar ik denk ook dat er nieuwe vormen van marketing ontstaan waarmee we opeens heel snel pootje bij kunnen trekken.

De laatste week is nogal geschreven over Unilever’s merkwaarde, die niet meer is wat hij geweest is. De relatie tussen mensen en merken verandert. Er moet sprake zijn van echte betekenis tussen beide. Ik zie weer nieuwe verbanden ontstaan tussen lokale consumenten en lokale producenten. Als ik kijk hoe duurzame woonwijken mensen met elkaar en hun infrastructuur voor energievoorziening en afvalverwerking verbinden, zo kan ik me voorstellen dat dat ook gebeurt tussen voedselproducenten en consumenten. Het biedt enorme kansen om in alle openheid te communiceren met de mensen die van ons eten. De maatschappij organiseert zichzelf. En dat is een geweldig kans voor ‘echte’ marketing in plaats van de zoveelste merkenmarketing van dertien in een dozijn. Hoe het precies verder zal gaan en of we die kansen waar weten te maken, zal de toekomst leren. Bij ZLTO denken we er in ieder geval heel hard over na.

Fotocredits: ZLTO
Dit artikel afdrukken