‘Glucose-fructosestroop, roggebloem, suiker, water, kandijstroop, rijsmiddelen (natriumbicarbonaat, zuurnatriumpyrofosfaat), specerijen, zonnebloemolie, rijstebloem, aroma.’ Dit zijn de ingrediënten van een ‘verantwoord’ tussendoortje: Snelle Jelle ontbijtkoek. Maar wat is zuurnatriumpyrofosfaat en wat doet het in mijn ontbijtkoek? Ik stuit op artikelen en blogs die je uitleg verschaffen over hoe die ‘versleutelde’ ingrediënten te vertalen naar begrijpelijk Nederlands. Dus, etiketten op levensmiddelen zijn er om de consument helderheid te verschaffen, maar dat valt in de praktijk tegen. Biedt een uitgebreid etiket dat wettelijk goedgekeurd en wetenschappelijk gefundeerd is verheldering?

Wie bepaalt wat?
Wat er precies op een etiket moet staan is vastgelegd in de Warenwet Informatie Levensmiddelen (WIL) en in de Europese wet Voedselinformatie. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert of de wetgeving ook wordt toegepast. Wat vervolgens wel en niet op het etiket staat, hangt af van de manier waarop het product is verpakt. Op een blok kaas dat in de winkel ter plekke wordt verpakt hoeft minder informatie dan als het voorverpakt zou zijn. Het vermelden van ingrediënten waar de consument allergisch voor zou kunnen zijn is voldoende. Dit is omdat bij voorverpakte levensmiddelen de inhoud niet veranderd kan worden, zonder het verpakkingsmateriaal te openen of aan te tasten. Op voorverpakte producten moet het volgende staan: de voedingswaarde, ingrediëntenlijst, de hoeveelheid van de ingrediënten, de houdbaarheidsdatum en bijzondere bewaarvoorschriften of gebruiksvoorwaarden.

Sinds 2014 zijn voedselproducenten vervolgens wettelijk verplicht om hun etiketten goed leesbaar te maken zodat consumenten beter geïnformeerde keuzes kunnen maken als ze in de supermarkt staan. Het grootste bestanddeel staat nu bijvoorbeeld verplicht vooraan, levensmiddelen hebben een kloppende naam en het lettertype op een verpakking van normale grootte is minimaal 1,2 millimeter groot. De wettelijke stokken achter de deur zijn dus aanwezig, maar maakt dat een etiket in de praktijk ook helder en overzichtelijk voor de consument?

Een moeilijke vertaalslag
Aan veel levensmiddelen die we kopen zijn bestanddelen toegevoegd om de houdbaarheid, kleur en smaak te bevorderen. Alleen al voor het bestanddeel suiker bestaan honderden equivalenten die producenten op hun etiket mogen zetten. Voorbeelden zijn dextrose, fructose, maisstroop, maltose, rietsuiker en glucose-fructosestroop. Niet gek dus, dat consumenten hun heil zoeken bij blogs op het internet om het etiket te ‘vertalen’. Deze wirwar aan verschillende beschrijvingen van exact hetzelfde bestanddeel heeft nog een nadeel: het voorkomt dat suiker vooraan op de ingrediëntenlijst komt te staan, terwijl het soms wel het grootste bestanddeel vormt. Deze verspreiding van ingrediënten maakt het voor de consument dus moeilijker om te beoordelen of een product (enigszins) gezond is of niet.

Daarnaast kan niet iedereen het zich permitteren om uitgebreid een etiket door te ploegen. Daarvoor is volgens hoogleraar Voeding en gezondheid Jaap Seidell (VU), achtergrondkennis vereist. Als je daarnaast moet rondkomen van 100 euro boodschappengeld per maand, dan is het belangrijker dat er überhaupt iets in je mandje ligt, dan dat daar producten liggen met etiketten die je hebt kunnen ontcijferen.

Niet alleen het etiket is van belang
Uit onderzoek blijkt dat de consument informatie op het etiket verwerkt in constante wisselwerking met andere externe informatie en kennis die al is opgeslagen in het geheugen. Als ik in de krant lees of op het nieuws hoor dat E-nummers de duivel zijn, dan zal dat onbewust meespelen in de keuze die ik maak wanneer ik voor het schap sta. Het gevolg hiervan is dat voedselproducenten door deze negatieve reputatie van E-nummers niet de volledige naam van een stof op het etiket plaatsen. Op de website van het Voedingscentrum vind je de verschillende gedaanten die de smaakversterker E621 kan aannemen, zoals bijvoorbeeld E621-E625 of mononatriumglutamaat. Dan rijst de vraag of de consument geholpen is als E621 verplicht E621 moet heten.

Eén ding is in ieder geval duidelijk. Het etiket in zijn huidige vorm levert de gemiddelde consument geen duidelijkheid over hoe gezond te kiezen
De consument is geen voedingswetenschapper
Moet het label van de Snelle Jelle koek volledig zijn of duidelijk? Het lijkt niet samen te gaan. In het boek ‘Gezondheidslogo’s op eten’ leggen voedingswetenschappers uit waar de schoen wringt: “Het effectief ontleden en begrijpen van deze voedingsinformatie vereist een bepaalde mate van achtergrondkennis bij de consument. Een bewering kan wetenschappelijk wellicht aantoonbaar juist zijn, maar dit betekent niet dat een consument het begrijpt.” Communicatie rondom voeding is lastig: aan de ene kant moet de informatie wetenschappelijk juist zijn en voldoen aan wettelijke normen, maar aan de andere kant roepen consumenten om eenvoudige, hapklare informatie over wat ze in hun boodschappenkarretje stoppen.

Een uitgebreid etiket is voor de meeste mensen niet te doen. Daarnaast wijst onderzoek van de Universiteit van Melbourne ook uit dat ‘de achterkant’ lezen in je vrije tijd niet bevorderlijk is voor je eetgenot. Informatie van buitenaf, zoals de verpakking, de manier waarop het product zich profileert in de markt en dus het etiket kunnen onze eet- en drinkervaring, veranderen door een proces van ‘sensation transfer’. Dit betekent dat de uitwendige kenmerken van voedselproducten worden overgedragen naar onze zintuigelijke ervaring van een product.

Alternatieven
Als een uitgebreid etiket geen oplossing is voor de consument, bieden logo’s dan wellicht uitkomst? Ondanks de bedoeling om een duidelijk signaal af te geven is bijvoorbeeld het ik kies ‘bewust’-vinkje reeds een gepasseerd station. De redenen? Er bleek onder andere sprake te zijn van conflicterende belangen. Voedselproducenten moesten namelijk een financiële bijdrage leveren voor een vinkje op hun verpakking. Daarnaast werd de consument er ook niet veel wijzer van, uit onderzoek van de Consumentenbond (.pdf) bleek dat 77% van de consumenten geen flauw idee had waar het vinkje voor stond. Zij pleiten daarom voor een stoplichtensysteem. Deze kleurrijke informatieverstrekker zou de consument in één oogopslag helpen om een gezonde keuze te maken. Daarbij kan uiteraard de kanttekening geplaatst worden dat een stoplicht op je vanillevla niet de heilige graal is. De voedingswetenschap benadrukt namelijk dat het hebben van een ongezond voedingspatroon en niet het eten van één bepaald product gevaarlijk is voor je gezondheid. Toch lijkt het stoplichtsysteem het beste wat we de consument op dit moment kunnen bieden. Want, één ding is in ieder geval duidelijk, het etiket in zijn huidige vorm levert de gemiddelde consument geen duidelijkheid over hoe gezond te kiezen.

Hierna bespreek ik het spanningsveld tussen de voedingsindustrie en de wetenschap: is de voedingswetenschap een kwestie van vraag en aanbod?

Deze blog is de tweede van een serie van zes blogs van Studium Generale Utrecht over voedselverwarring.
Dit artikel afdrukken