Staatsscretaris Sharon Dijksma verklaarde in een interview dat de keten tussen voedselproducent en -verkoper korter moet. Ze ziet een rol voor de supers die moeten testen wat zij inkopen. Ze wil niet meer voedselcontroleurs van de NVWA, omdat ze daar a) geen effectievere controle van verwacht dan die van de 'naming & shaming' die supers of voedselverwerkers voor hun kiezen krijgen als ze blijken te frauderen en er b) geen geld voor heeft. Het verkorten van ketens moet helpen om de onderlinge controle en moraliteit te verbeteren. Moraliteit moet fraude voorkomen.

de gedachten van 5 WUR-specialisten
Aan de WUR vertelden gisteren 3 hoogleraren, de baas van het RIKILT en een LEI-onderzoeker hoe volgens hen naar het voedselschandaal moet worden gekeken. Hoogleraar Voedingsmiddelentechnologie Tiny van Boekel maakte duidelijk dat de vervreemding van ons voedsel ervoor zorgt dat schandalen gehyped kunnen worden. Daarom is het essentieel dat de maatschappij weer begrijpt hoe voedsel anno 2013 echt gemaakt wordt - 'niet romantisch, zoals de reclame ons wil doen geloven' - zodat het publiek schandalen als deze kan plaatsen.

LEI-onderzoeker Willy Baltussen vertelde dat de heftige concurrentie niet bepaald leidt tot omkijken naar elkaar in de keten. Toch betekent dat niet de fraudes gezien moeten worden als een gevolg van te geringe marges, zoals Van Boekel eerder in de pers suggereerde, maar het gevolg zijn van de afweging die handige ondernemers maken tussen de pakkans en straf enerzijds en anderzijds het economisch gewin dat ze kunnen behalen. Ook waar veel verdiend wordt, kan fraude ontstaan als de gelegenheid zich voordoet.

Marketing professor Hans van Trijp maakte duidelijk dat consumenten eens moeten leren dat de risicoloze samenleving een utopie is. Waar het om gaat is dat producenten en retailers meteen de verantwoordelijkheid nemen voor fouten en gevaren. Dat wekt vertrouwen. Meer controles of volledige transparantie helpen niet omdat de consumenten niet geïnteresseerd is in wat goed gaat of hoe het precies zit. Daarom hebben etenswarenmakers - verkopers in essentie drie uitdagingen: maak duidelijk dat er altijd wat kan gebeuren, dat je je uiterste best doet om dat te voorkomen en dat je fouten meteen herstelt.

Hoogleraar Toxicologie Tinka Murk pleitte voor meer kennis onder het publiek voor de begrippen kans, blootstelling en risico. Vervolgens toonde ze aan dat bijvoorbeeld de aflatoxine geen enkel toxicologisch risico heeft kunnen betekenen. Het is prima uit te leggen maar het publiek wordt door geruchten en een soms te hijgerige, schandaalzoekende pers op het verkeerde been gezet. Ze hamerde op het belang van gedegen journalistiek die laat zien hoe het echt zit. 'ECHT', schreef ze met hoofdletters op haar slides. Gelukkig is die ruimte er ook in de pers, zei ze.

Robert van Gorcom, directeur van het voedselonderzoeksbureau RIKILT, maakte duidelijk hoe de taken liggen. De overheid moet erop toezien dat bedrijven de wet naleven en handhaven. Het is niet de taak van de overheid fraude te voorkomen, wel om die te straffen waar handige ondernemers over de schreef gaan. Hij maakte tevens duidelijk dat vanuit die opvatting de overheid niet meer beschikt over algemene meetgegevens van waaruit de gemiddelde veiligheid van producten kan worden vastgesteld. Er wordt immers alleen gemeten op het niveau van te verwachten hoge risico's door de verantwoordelijke partijen zelf. Naar aanleiding van het aflatoxine-schandaal in maïs gaf veevoer-certificeerder GMP+ afgelopen week aan dat veevoer 'wel erg duur' zou worden als de controles zouden moeten worden geïntensiveerd en tevens op als low risk aangemerkte partijen zouden moeten worden uitgevoerd.

Naar aanleiding van het interview dat Sharon Dijksma gaf met de Volkskrant vroeg ik of een kortere keten zou helpen om de voedselveiligheid te vergroten en fraude tegen te gaan. Van Boekel en Van Gorcom antwoordden dat dat niet het geval zou zijn. Een kortere keten die gebaseerd is op de door Dijksma kennelijk verwachte grotere moraliteit en de daar vermoedelijk mee gepaard gaande lagere controlegraad creëert immers juist de gelegenheid voor boevengedrag, stelden beiden. Ook vertrouwen kan niet zonder regels.

De 5 WUR-specialisten gaven unaniem aan dat de recente voedselfraudes economisch van aard zijn. De voedselveiligheidsaspecten zouden zijn 'gehyped'. Van Trijp legde de nadruk op de noodzaak op het vinden van wegen om de belangrijkste oorzaak voor dat 'hypen' weg te nemen. Die ziet hij in het wantrouwen van burgers in instituties die zeggen dat ze rustig kunnen gaan slapen nadat er iets aan de hand blijkt te zijn.
Volgens Van Trijp is de hype onder het publiek en in de media de kern van de moderne voedselschandalen. NGO's zetten dit wantrouwen verder aan en organiseren het in een niet gering aantal gevallen, zo zei hij verder. Daaraan voegde hij toe 'ook ik ben er niet vies van omdat het debat op z'n scherpst te voeren'. Zou hij zich gerealiseerd hebben dat ook hij gezien zou kunnen worden als een woordvoerder van een instituut? Natuurlijk wel. De vraag laat zien dat vertrouwen zich niet laat organiseren, maar moet ontstaan.

de reactie van de FNLI
Ik vroeg de FNLI, de koepel van de Nederlandse voedselverwerkende bedrijven, hoe zij reageren op het interview met de staatssecretaris in de Volkskrant van gisterochtend. Namens de koepel reageerde adjunct-directeur Murk Boerstra:
Natuurlijk is ook de FNLI van mening dat iedere vorm van voedselfraude onacceptabel is. In dat standpunt zullen alle partijen elkaar gauw vinden. Het is zeer onwenselijk dat enkele frauderende bedrijven of eenlingen op deze manier de industrie – of de hele keten - schade berokkenen en het consumentenvertrouwen in de voedselproductieketen doen afnemen. Strengere sancties om partijen – meer dan nu het geval is - te ontmoedigen het frauduleuze pad op te gaan kunnen zeker helpen.

Maar is dat voldoende om geschaad vertrouwen te herstellen? Zet een extra peloton controleurs in, wordt dan geroepen. Lijkt aantrekkelijk - het kan iets helpen - maar zal dat het grote verschil maken? En een relevante vraag in dit verband is: waar gaan al die extra controleurs op controleren? Als je niet zoekt naar paardenvleessnippers in rundvlees, zal je het ook niet gauw vinden. En er is geen eind aan zaken waarop je kunt controleren.

Het is door veel partijen naar voren gebracht, vanmiddag nog door professor Rudy Rabbinge op Radio 1: de bestaande kwaliteits- en controlesystemen zijn misschien niet perfect (aanscherping/uitbreiding altijd bespreekbaar wat ons betreft), maar ze functioneren naar behoren. Uit de recente incidenten blijkt juist dat de huidige traceersystemen om de voedselveiligheid te bewaken afdoende werken. Dit heeft partijen in de keten in staat gesteld om snel en adequaat te handelen: onjuist geëtiketteerde producten werden getraceerd en van de markt gehaald.

Staatssecretaris Dijksma heeft geopperd in het kader van de Taskforce Voedselvertrouwen dat ketens korter zouden moeten worden. Een gedachte die iedereen wel kan invoelen, maar toch rijst de vraag: wat wordt er precies mee bedoeld? Kortere ketens in termen van minder schakels of in termen van minder kilometers? En waarom zou dat per definitie tot minder incidenten in de keten leiden? De FNLI is vanzelfsprekend voorstander van efficiënte ketens, maar vindt dat ketenverkorting geen doel op zich kan zijn. En het is moeilijk voor te stellen hoe ketenverkorting van bovenaf is te reguleren of af te dwingen, laat staan op Europese schaal. We hebben te maken met een vrije markt, bovenal een interne Europese markt waar jarenlang gewerkt is aan het opheffen van alle mogelijke interne handelsbelemmeringen.

De voedselproductieketens bestaan inderdaad uit verschillende opeenvolgende schakels, maar het is niet bij voorbaat gezegd dat die geen toegevoegde waarde bieden. Voorbeelden van ketenschakels die een duidelijk bestaansrecht hebben, zijn bedrijven die: producten wassen of snijden voor verdere verwerking in bijvoorbeeld soep; kruiden samenvoegen voor sausvoorbereiding voor op de pizza; of reststromen verwerken etc. En voor de duidelijkheid: handel kan evengoed waarde toevoegen, door het overbruggen van plaats of tijd.

De discussie moet dus gaan over het uitbannen van “nutteloze” schakels. Ons huidige economisch systeem functioneert over het algemeen zodanig dat overbodige schakels vanzelf sneuvelen: ze voegen immers geen waarde toe en hebben dus geen bestaansrecht.

Volgens de FNLI moet meer nadruk komen te liggen op het aangaan en uitbouwen van duurzame samenwerkingsverbanden met leveranciers mede gebaseerd op vertrouwen. Dat hoeft niet altijd te leiden tot een beperking van het aantal schakels in de voedselproductieketen. Tegelijkertijd is het van belang dat de schakels in de keten die juist een positieve bijdrage leveren (bijvoorbeeld aan verduurzaming) niet onnodig worden tegen gewerkt.

Ook wij begrijpen goed dat het opereren mede op basis van vertrouwen niet zomaar topdown kan worden afgedwongen, net zo min als het verkorten van ketens. Uiteindelijk gaat het erom dat partijen in de keten uit overtuiging hun verantwoordelijkheden nemen; alleen met aanvullende sancties en meer regelgeving gaan we het niet redden.


de reactie van het CBL
Bij monde van directeur Marc Jansen reageerde het CBL, de koepel van supermarkten, als volgt op het interview met Sharon Dijksma:
Ik las het aan de ontbijttafel en fronste mijn wenkbrauwen. In de bijeenkomst vorige week heb ik haar aangegeven dat het tegengaan van voedselfraude een gezamenlijke verantwoordelijkheid is voor overheid en bedrijfsleven waarbij ieder zijn eigen rol heeft. De overheid moet handhaven en fraudeurs zwaar beboeten en verantwoordelijken de Licence to Operate levenslang afnemen. Bedrijven in de keten moeten bij gebleken afwijkingen door eigen controle of op aangeven van de bevoegde instanties, direct maatregelen nemen variërend van waarschuwen tot recall en afscheid nemen van de leverancier. Het is toch logisch dat ook supermarkten zich besodemieterd voelen worden als toeleveranciers bewust frauderen. Ik zou niet weten waarom wij dat niet mogen zeggen en in deze gevallen de hulp van de Autoriteiten inroepen. Daar betalen we toch belasting voor?
Met enige nuancering stel ik ook vast dat wij vorige week een zwaar beroep hebben gedaan op de overheid omdat wij constateren dat de NVWA de afgelopen jaren met allerlei toezichthoudende taken is opgezadeld en waarbij tegelijkertijd bezuiniging op bezuiniging aan deze dienst wordt opgelegd. Dat verwijten wij de dames en heren politici in de Tweede Kamer. Minder geld, akkoord. Maar dan ook niet meer taken erbij maar juist focussen op voedselveiligheid en juiste etikettering (i.c. De Warenwet: Let wel, dit is het domein van VWS en niet van EZ).
Het zal nu dus wel weer 1-1 staan qua verwijten over en weer. Dus aan de slag gezamenlijk om het voedselvertrouwen bij de consument te herstellen.

Overigens maakte ik me meer zorgen over de relatie die Dijksma legt tussen goedkoop voedsel en fraude. Voor fraude is geen enkel excuus te bedenken, ook aan lage prijs niet of scherp inkopen. Dan lever je maar niet. Wat mij betreft mag niemand ook maar enige suggestie wekken dat bedrijven wel moeten frauderen of fraude ook maar enigszins relativeren.
Hogere prijzen (voor de boer, want dat zit er natuurlijk achter) krijg je alleen maar als je ze ook verdient door bijvoorbeeld producten te leveren met een hogere toegevoegde waarde. Als je lage prijzen voor producten op deze manier verkettert, mag je ook geen goedkoop varkensvlees meer in het VK aanbieden of kippenvleugeltjes in west-afrika. Producenten aldaar klagen steen en been dat zij hierdoor hun eigen productie niet kunnen rondrekenen. Kortom, als we deze discussie verder gaan uitmelken eindigen we met door de overheid vastgestelde bodemprijzen en de herintroductie van verticale prijsbinding met alle gevolgen van dien. Ik moet er niet aan denken!


Over de werkelijkheid zoals de hierboven genoemde 'mensen uit het vak' die dagelijks beleven en weergeven, moet de Nederlandse politiek zich vandaag een oordeel vormen. De Tweede Kamer vraagt alvast om meer controles en hogere boetes. Of meer controles de voedselveiligheid zullen vergroten, valt op basis van het bovenstaande te betwijfelen. Dat ze meer imagoschades en vertrouwensbreuken kunnen opleveren is zeker. Inmiddels zijn zelfs gevallen van fraude ontdekt waarin géén vlees werd aangetroffen in producten die volgens het etiket vlees bevatten.

Fotocredits: Prof. Tiny van Boekel tijdens zijn presentatie gisteren, Foodlog Media


Dit artikel afdrukken