Het achterhalen van de bron van ziekteverwekkers zoals bijvoorbeeld Salmonella en Listeria is tijdrovend. Het is vaak moeilijk om vast te stellen of slachtoffers van voedselinfecties en - vergiftigingen via dezelfde haard zijn besmet. In slechts 40% van de geregistreerde uitbraken lukt dat.

Met DNA sequencing is de besmettingshaard preciezer en sneller te achterhalen. De nieuwe techniek bepaalt de unieke identiteit van een ziekteverwekker. Aan de hand daarvan is het mogelijk om besmette producten snel te achterhalen en uit de verkoop te halen. Dat schrijft Reuters.

Interviews niet goed genoeg
Tot op heden zijn in de VS interviews met slachtoffers het belangrijkste middel om de oorzaak van een infectie of vergiftiging te kunnen bepalen. Die gesprekken zijn pas zinvol als voldoende mensen - meer dan een dozijn - van hetzelfde micro-organisme ziek zijn geworden.

Nederland hanteert een soortgelijke methode. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de GGD onderzoeken van twee kanten de oorzaak van een uitbraak, zo blijkt uit documenten van het RIVM. De NVWA concentreert zich op het voedsel en de plaats van bereiding. De GGD ondervraagt patiënten. Sinds kort voegt het RIVM de gegevens van beide organisaties samen om het beeld zo compleet mogelijk te maken.

DNA sequencing als oplossing
In Amerika gaat de FDA nu over tot de bouw van laboratoria waar met DNA sequencing de identiteit kan worden vastgesteld van ziekteverwekkers uit monsters van patiënten. Tegelijkertijd verzamelt de instelling monsters van routineonderzoeken in fabrieken. Door het vergelijken van data kunnen overeenkomsten in het DNA-profiel van ziekteverwekkers zelfs met een beperkt aantal ziektegevallen snel worden opgespoord. Daardoor is een snelle identificatie en recall van besmette producten mogelijk. Uitbraken blijven daardoor binnen de perken. Theoretisch is het zelfs denkbaar dat de identificatie van de haard van 1 ziektegeval, verdere voedselvergiftigingen kan voorkomen.

Hulp van fabrikanten
Om de kans op identificatie te vergroten, vraagt de FDA hulp aan levensmiddelenbedrijven. Voedselverwerkers die tijdens hun eigen inspecties ziekteverwekkers vinden in hun fabrieken, maken daar geen melding van als ze die niet ook in hun producten terugvinden. De FDA wil graag juist die monsters hebben om het DNA-profiel daarvan te kunnen bepalen.

Volgens de FDA is zo'n aanpak goed voor fabrikanten. Ze ontdekken of bacteriën zich in hun fabriek ophouden of afkomstig zijn van leveranciers. Bedrijven twijfelen aan dat voordeel. Als zij de bron zijn, wijst de vinger van de FDA immers naar hen op basis van bewijsmateriaal dat ze zelf hebben afgestaan. Toch biedt de nieuwe DNA-profilering onmiskenbare voordelen om de voedselveiligheid te vergroten.

De FDA laat weten dat niettemin meerdere fabrikanten zich inmiddels in beginsel bereid hebben verklaard monsters in te sturen. Om de acceptatie te vergroten, wordt het mogelijk dit anoniem te doen.

Fotocredits: ‘DNA barcoding of Christmas food’, uitsnede, NTNU Vitenskapsmuseet
Dit artikel afdrukken