Het CDA kwam afgelopen augustus met een nieuwe visie op boeren in Nederland. De essentie laat zich eenvoudig samenvatten. Als we willen dat ze blijven bestaan, moeten ze een eerlijke prijs krijgen. Anders verdwijnen ze. Geen boerenzoon of -dochter is immers bereid hard te werken, niets te verdienen, veel risico te lopen en maatschappelijk ook nog eens met de nek aan gekeken te worden.

Het plan werd ingediend door Tweede Kamerlid Jaco Geurts en voorziet in drie punten:
- publiek, verwerkers en detailhandel maken afspraken over dierwelzijn en milieuprestaties
- genoemden moeten een eerlijke prijs betalen voor het product dat daaruit rolt
- een nieuwe voedselwaakhond moet erop toezien dat die prijs wordt betaald

Onuitvoerbaar
Het plan klonk de Christen-Unie, D66, PvdA en zelfs SP zo sympathiek in de oren dat ze het meteen zeiden te steunen. Hoe mooi en bijzonder die coaltie ook is, het voorstel houdt geen stand. Het is onuitvoerbaar omdat het begrip 'eerlijke prijs' in de economie niet bestaat. Wie er toezicht op wil houden, verdwaalt meteen in overloze discussies over 'eerlijkheid’.
Ook linkse economen die net als Geurts van wat meer marktsturing houden, kennen alleen het begrip 'juiste prijs' of 'een prijs waarop evenwicht en marktstabiliteit tot stand komen.' Dat gebeurt als koper en verkoper een transactie wederzijds bij hun doelstellingen en wensen vinden passen.
Als een verkoper niet genoeg krijgt om zijn bedrijf te runnen en van te leven, dan moet hij iets verzinnen waardoor hij meer vangt. Dat vinden we in alle takken van de economie fair enough. Ingrijpen doet een overheid alleen als slechts enkele partijen de markt naar hun hand kunnen zetten en de ontwikkeling van vooruitgang blokkeren. Dat is volgens Geurts het geval omdat letterlijk een handvol inkooporganisaties het leeuwendeel van onze Hollandse magen vult. Wie zich echter realiseert dat Nederland 80% van zijn productie exporteert, weet dat boeren aanmerkelijk méér handelspartijen tegenover zich hebben dan de supers die in Nederland bij boergenoteerde mastondonten als The Greenery en Vion moeten inkopen. Bijna al hun waar gaat immers naar supers en andere verkooppunten in heel Europa én een beetje daarbuiten.

Van de regen in de drup
Toch schijnen boeren recht te hebben op marktinterventie en méér dan de prijs die hun product waard is. Omdat we anders geen boer overhouden, zegt Geurts. Daar zit wat in, want er staan er heel wat op springen omdat ze hun kosten al jaren niet meer kunnen dekken. Maar wat gebeurt er als je zulke ondernemers gaat helpen hun duidelijk niet rendabele business voort te zetten? Een paar jaar verder en je zit weer in dezelfde problemen, alleen dan weer een graadje erger. Zo raak je van de regen in de drup en hou je ook geen boer over.

Op zoek naar het lek
De coalitie rond het CDA-plan lijkt niet op zoek te willen naar het lek. De Ruslandcrisis liet het CBS berekenen dat de tuinbouwexport 300 miljoen toegevoegde waarde weet te realiseren op 200 miljoen kosten. Dat is niet allemaal vrije winst, maar het is duidelijk dat er heel wat mensen van kunnen leven én er winst over moet blijven. Als niets van die sloot geld bij tuinders - de meest armlastige sector in boerenland - neerslaat, hebben ze hun handeltje kennelijk niet erg ondernemend georganiseerd. Zo op het blote oog zijn er na wat ketenintegraties bovendien zulke mooie bedrijven te maken, dat ik niet verbaasd zou zijn als Unilever en Nestlé jaloers zouden blijken op de te behalen netto-winsten.
Wie zo'n lekke boot laat varen en ‘eerlijk’ wil subsidiëren, ziet iets over het hoofd. Ga op zoek naar het lek onder de waterlijn, Jaco. Eerlijke prijstherapie is een fout signaal.

Deze tekst verscheen recent in Vork, het blad dat prikt in de voedselketen.

Fotocredits: OIC - fairness, JSchueller2
Dit artikel afdrukken