Michael Pollan schreef 8 jaar geleden een open brief aan de toenmalige presidentskandidaten die in zijn ogen 'Farmer in Chief' - opperboer - van de VS zouden worden. Zijn artikel trok de aandacht van kandidaat Barack Obama, die de hoofdpunten kernachtig samenvatte in gesprek met het tijdschrift Time:

“Ik las over voedsel en het feit dat ons hele landbouwsysteem op goedkope fossiele brandstoffen gebouwd is. Dat heeft tot gevolg dat onze landbouwsector meer broeikasgassen uitstoot dan onze transportsector. En tegelijkertijd monoculturen creëert die kwetsbaar zijn voor bedreigingen van nationaal belang, kwetsbaar voor torenhoge prijzen of ineenstortende voedselprijzen, die onderhavig zijn aan grote prijsschommelingen voor grondstoffen, en deels verantwoordelijk zijn voor de explosie in onze zorgkosten omdat ze bijdragen aan diabetes type 2, hart- en vaatziekten, beroertes en obesitas."

Toen Pollan dat las, was hij blij. Alles leek er op te wijzen dat hij in Obama een medestander had gevonden die het bestaande voedselsysteem in de VS op de schop zou willen nemen en die luisterde naar de versnipperde voedselbeweging.

'Geparafraseerd'
Maar Obama had zich nog niet uitgesproken, zegt Pollan, of Big Food sloeg terug. Een paar dagen na het artikel in Time kreeg Obama hevige kritiek omdat hij boeren de schuld zou geven van obesitas en vervuiling. Obama krabbelde, zegt Pollan, terug; hij had alleen maar een artikel 'geparafraseerd'. Pollan ziet het voorval als de eerste, tekenende, confrontatie van Obama met Big Food.

'Naief'
Wat is Big Food? Volgens Pollan: "de $1,5 biljoen grote industrie die vrijwel al het voedsel dat Amerikanen eten teelt, fokt, slacht, verwerkt, importeert, verpakt en verkoopt". Hij onderscheidt 4 niveaus binnen Big Food: Big Ag (vooral de grote mais- en sojaboeren maar ook de zaad- en pesticidenproducenten), Big Meat (de veehouders), de verwerkers en de retail (supermarkten en fastfoodketens).
Volgens Pollan is in deze sectoren in de VS de macht in opvallend weinig handen geconcentreerd. De groeperingen hebben dan ook krachtige lobby's georganiseerd, waarin ze ieder apart of collectief optreden. Alles bij elkaar betekent dat dat de 'naïeve' Obama geen schijn van kans maakte.

Ieder voorstel waarmee hij probeerde de macht van Big Food in te perken of de sector open te breken, kon op hevige - al dan niet zichtbare - oppositie rekenen. Pollan beschrijft een aantal initiatieven die onder het geweld van de lobby een stille dood stierven.

Voorvrouw Michelle Obama
Toch is de conclusie na 8 jaar Obama-regering niet helemaal verdrietigmakend. Want Michelle Obama kreeg wel het een en ander voor elkaar. Zij is de echte voorvrouw van de (versnipperde) food-beweging. Pollan schrijft: "Je mag stellen dat Michelle Obama, met niet veel meer tot haar beschikking dan overtuigingskracht en haar persoonlijke voorbeeld, meer voor het voedselsysteem gedaan heeft dan de rest van de regering. (Het hielp dat zij zich richtte op issues die de gewone Amerikanen aanspraken die zich zorgen maken over hun kinderen en dat ze nooit een elitair toontje aansloeg.) Michelle Obama kreeg de Healthy, Hunger-Free Kids Act van 2010 voor elkaar, waarmee ze de voedingsstandaarden voor schoollunches omhoog wist te krikken en de verkoop van junkfood op scholen verbood. Op haar aandringen zijn voedselproducenten hun producten minder ongezond gaan maken. Federale richtlijnen zijn duidelijker en zinniger geworden. En met haar Let's Move-campagne heeft ze het brede publiek bewust gemaakt van het belang van voedsel voor onze gezondheid en ons welbevinden, waarop toekomstige verdergaande maatregelen voort kunnen bouwen."
En laten we niet de prachtige voorbeeldwerking van Michelle Obama's moestuin bij het Witte Huis vergeten.

Pollan besluit zijn longread met een compliment voor de Obama's. Omdat ze de moed niet hebben laten zakken, ondanks alle tegenwerking van Big Food. En omdat ze 'Little Food' wel op de agenda hebben gekregen. Eten - vers, gezond, lokaal - stond met de Obama's toch in de spotlights.
Dit artikel afdrukken