Het is een van de belangrijkste boeken uit de geschiedenis van de mensheid, omdat hiermee het waarom van de biodiversiteit op aarde werd verklaard. Vóór het boek was de natuurwetenschap een beschrijving van wat er zoal leefde, en waar. Darwin vond de samenhang, de reden waarom er zoveel verschillende soorten planten en dieren bestaan, en niet allemaal op dezelfde plek: vleesvliegen en aardwormen, sluipwespen en schurftmijten, lijkenpikkers en parasieten zijn anders op Molokai dan in ’s-Gravenvoeren. Geen enkel ander wereldbeeld heeft een uitleg voor zoveel verscheidenheid, laat staan zoveel lelijkheid en wreedheid in de natuur.
De verklaring lag in twee vrij simpele regels: (1) variatie : levende wezens zijn voortdurend in verandering, en (2) selectie : de plaatselijke omstandigheden bepalen of een verandering blijft bestaan of niet.
Die verscheidenheid vindt haar weerslag in alles, en zeker in onze keuken. Wat wij allemaal niet kunnen eten! De koala eet maar één ding in zijn leven, eucalyptusblaadjes. De dag dat de eucalyptusbomen op zijn: bye bye , koala. Wij niet, wij kunnen alles verdragen, met uitzondering van zeldzame paddenstoelen, ijsbeer, egelvis en een paar populaire sierplanten. Toegegeven, we moesten er eerst het koken voor uitvinden, want een Inuit kan overleven op rauwe walrus, maar wie de pech heeft om uitsluitend omringd te worden door bonen en spinazie, die kan maar beter leren koken.
De mens paste zich aan. Maar van variërend wezen klom hij al spoedig op tot plaatselijke omstandigheid. Niet hij, maar de wereld om hem heen moest zich aanpassen aan zijn aanwezigheid. De mens koos welke planten en dieren mochten overleven en selecteerde hen om meer op te brengen, beter te smaken, groter te worden, mooier te zijn. ‘Nuttig zijn’ werd een voordeel om te overleven en zich te verspreiden. Wat de mens lekker vond, nam hij overal mee. Met een omgekeerde manier van denken kan ik stellen dat planten en dieren ons gebruiken om de wereld te veroveren, en dat doen ze door... lekker te zijn. Of mooi, zoals het gras in het gazon, de pauw met zijn staart of de zingende kanarie. Zo overleven de planten en dieren in de strijd om het bestaan.
Ook onze kookkunst volgt de wetten van de erfelijkheid en van de evolutie. Wij worden geboren tussen de kooktraditie van een vader en een moeder. Een van de twee tradities is dominant (meestal die van moeder) en gaat onze traditie worden, de andere manier verdwijnt. Heel soms ontstaan er mengvormen. Er zijn in alle families tussen papa’s kant en mama’s kant (soms heel subtiele) verschillen in hoe men aardappelen kookt, vlees kruidt of sla aanmaakt. In het begin van een huwelijk leidt dat al eens tot slaande ruzie! Na een tijd wint een van de twee keukens: het went.
Beste lezer, wees nu niet geschokt dat ik onze eetgewoonten aan natuurwetten onderwerp. Charles Darwin bewandelde de omgekeerde weg. De modellen voor de wetmatigheid die hij ontdekte in de natuur, is hij gaan zoeken in de menselijke samenleving, bij de economie van Thomas Malthus en de taalwetten van de gebroeders Grimm. Natuur en maatschappij evolueren in dezelfde omstandigheden. Darwin wist dat, en hij vond het ook niet leuk. Daarom was hij niet thuis op de dag dat zijn boek verscheen, hij was veel te bang voor de reacties.
Metaal
Spiesjes zijn een voedselvorm van de nomadische herders. Wij leerden brochettes eten van de Ottomaanse Turken, die uit de binnenlanden van Azië kwamen. Wie altijd rondtrekt, sleurt niet veel brandstof mee, en het vlees krijgt de tijd niet om ‘af te hangen’. Daarom hakt men het in kleine stukjes: minder taai en sneller gaar, zeker op een klein vuurtje van kamelenkeutels.
Authentieke spiesjes zijn van metaal gemaakt, want in de steppen groeien geen bomen en zoals iedereen weet, zijn stokjes onhandig, ze verbranden op de barbecue (waarom koopt iedereen er dan?).
Steek altijd – kleine! – stukjes van één soort vlees op een brochette, dan is de gaartijd overal gelijk. Wilt u meer soorten vlees? Maak dan meerdere spiesjes. Kies eens voor stukjes schapenhart, dat is typisch spiesjesvlees. Spiets ook geen rauwe groenten tussen het vlees, dat verbrandt vanbuiten en blijft rauw vanbinnen. Rauwkost hoort in de slakom.
Het vlees wordt het best vooraf gemarineerd in de kruiden van uw keuze. En dan snel grillen, buiten op een brazero . Die hebt u niet? Het is koud buiten? Zoals ik al schreef: een mens past zich aan! Smakelijk.
Nick Trachet — © Brussel Deze Week
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Zonder duidelijk bewijs dat 'wij' de spiesjes van de Ottomaanse Turken hebben, is dat niet meer dan een gezellig verhaal voor bij het kampvuur.
Ik durf de stelling te poneren dat iedere jager met pijl en boog (hier dus vanaf het mesolithicum, je ziet dan een duidelijke toename van de consumptie van kleine vogels, Clason, Lauwerier, en vele andere archeozoölogen. Die rooster je het handigst aan kleine spiesjes. Natuurlijk nog niet van metaal in die tijd ;-). Wie pijlen kan snijden, kan spiesjes snijden.
Zelf experimenteerde ik naar aanleiding van een opmerking in Anthimus (zesde eeuw van onze jaartelling) met spiesjes gesneden van jong essenhout en paling. Dat ging fantastisch. Palingmoten in de lengte aan het spiesje geregen. Na korte tijd roosteren boven open vuurtje een heerlijk knapperig stukje paling, dat je zo van het spiesje kon afhappen. Het lijkt mij een universele oplossing voor een probleem: hoe krijg ik kleine porties vlees/vogel/vis op een klein vuur snel gaar.
En voor in huis, flinke tijd later: in Den Bosch zijn twee exemplaren van middeleeuwse moulinexen gevonden: aardewerk 'oventjes', waar meer spiesjes tegelijkertijd in kunnen worden geplaatst en voor het vuur gezet.
Wat is een brazero?
De spiesjes die ik het langste ken zijn saté en sjaslik-spiesjes voor op de barbecue vaste prik in de jaren zeventig. De Indiërs en Oost-Europeanen hebben het misschien van nomaden/Turken afgekeken. maar het lijkt mij niet essentieel voor een nomadisch bestaan om spiesjes handig of lekker te vinden. Is het misschien energie-efficiënt om vlees klein te bereiden? Een soort voorloper van de HR-pan?
Ik ben erg benieuwd waar Nick de uitvinder van de gehaktbal plaatst. Ergens voorbij Bactrië, vermoed ik? Is er al een Culinair Ontdekt over gehakt geweest?
Overigens weer een geweldig stuk en titel.
Nick, dit ís een inhoudelijke vraag: waar haal jij vandaan dat 'wij' spiesjes hebben leren eten van de Ottomaanse Turken?
Heb je soms ook een inhoudelijke vraag?