Die woorden schreef ik in 2010 als inleiding tot een conclusie bij de twaalf interviews die ik dat jaar deed met mensen die iets verstandigs over de toestand van de landbouw moesten kunnen zeggen. De serie gesprekken verscheen in het Agrarisch Dagblad. Foodlog haalde de serie de afgelopen maanden uit de mottenballen om na 3 jaar even achterom te kijken en te zien of er iets veranderd is.

Mijn afsluitende stukje verscheen in de printeditie van de krant onder de titel "Meneer de Boer heeft verstand van de P van Product."

Van een boeren- naar een ondernemerslandbouw
Nu, drie jaar later, concludeer ik dat de product- en productiefocus de reden is waarom de problemen en kansen die de serie toen een aantal malen raak benoemde niet beslissend konden worden omgezet in daden.
In het algemeen focust de Nederlandse boer op kostenreductie per eenheid product omdat hij niet weet hoe zijn bedrijfsvoering zodanig kan ombouwen dat hij de prijs die hij nodig heeft kan vragen. Hij is een uitstekende productiechef, maar geen ondernemer. Daarom zijn onderwijl de meest kapitaalintensieve sectoren van Nederland - kip, ei, varken en tuinbouw - nog verder achteruit gekacheld. Aan de ontwikkeling van de andere P's - prijs, promotie, plaats (distributie) - is nauwelijks iets gedaan. Zelfs rond de zgn. conceptvarkens en -kippen met een ster, vragen boeren hun verwerkers en verkopers dat voor hen te doen. Zo werkt het helaas niet in een liberale markt. Daarin moet de boer over van een boeren- naar een ondernemerslandbouw.

Van boer tot productiechef of medewerker, ook elders in de wereld
Kun je van boeren verlangen dat ze echte ondernemers worden? Misschien zijn er vijftig in Nederland die daar de mogelijkheden als persoonlijkheid voor hebben. De echt goeien onder de rest kunnen bij hen als productiechef in dienst. Daarnaast is er ruimte voor personeel. Er zullen er nog veel overblijven die prima als productieboer of in loon- danwel adviesdienst elders in de wereld aan de slag kunnen.

Boeren hoeven geen eten meer te maken
Sinds de interviews in 2010 is duidelijk geworden dat de EU en de Nederlandse overheid verdergaand willen liberaliseren en de markten opengooien. Voor nog méér productie hebben Nederlandse boeren vooral kansen in buitenlanden. Niet hier. De 17.000 melkveehouders van Nederland zullen daar voorlopig niet aan denken. Zij denken inmiddels dat China hun melkpoeder wel zal blijven afnemen.

Voor alle andere boeren in Nederland zou inmiddels duidelijk moeten zijn hoe de wind waait. Of dat ook tot hen is doorgedrongen is zeer de vraag. Beleidsmakers zouden zich af moeten vragen of het reëel was boeren die werkelijkheid zelf te laten ontdekken.

Als ik het mag zeggen: wat de afgelopen jaren hebben opgeleverd, is het inzicht dat daarmee een fout is gemaakt. Boeren dachten en denken nog steeds dat ze er zijn om eten te maken. Hun voormalig baas - de EU die hen subsidieerde - probeerde nét iets te voorzichtig te zeggen dat dat niet langer hoeft. Het probleem van Europa is immers niet dat het te weinig eten maakt, maar juist teveel. Dat bederft hun prijzen en zorgt ervoor dat er subsidie bij moet om hen in de benen te houden. Daarom bedachten beleidsmakers dat ze hun eigen broek maar moesten gaan leren ophouden. Voortaan moesten boeren als economische sector overleven. De laatste subsidies zijn eigenlijk bedoeld om hen daarbij te helpen.

Maar dat werkt niet.

De boer denkt nog altijd dat de overheid hem nooit zal laten vallen als dat zou mislukken omdat hij ons eten maakt. Goed en goedkoop, zodat de rest van de economie zich welvarend kan ontwikkelen. Om die reden gingen en gaan boeren gewoon door met wat ze altijd al deden: voldoen aan de steeds zwaardere eisen en steeds meer maken om de extra kosten goed te kunnen maken. De Nederlandse eierboeren ontdekten onlangs dat die tijd echt voorbij is. De ironie wil dat de socialistische staatssecretaris Dijksma onlangs het steunloket met een harde klap sloot en hen naar de bank stuurde. Dergelijke desillusies zullen boeren in de nabije toekomst vaker moeten incasseren.

Verloren talent
Het kantelpunt waar mijn drie jaar oude stukje het over had, is niet gevonden. De economische malaise en de zware strijd tussen verwerkers en supers onderling heeft er inmiddels voor gezorgd dat nogal wat boeren die hier of elders best nog een weg naar de toekomst hadden kunnen vinden daar nu vermoedelijk niet meer de tijd voor zullen krijgen. De bank zal een streep onder hun carrière en resterende vermogen zetten. Daar hadden de overheden van Nederland en Europa best wat eerder op mogen wijzen. Het zou een boel leed hebben gescheeld en meer talent voor de toekomst hier en zeer zeker ook elders hebben kunnen behouden.

Vergis ik me?

Mijnheer de Boer heeft verstand van de P van Product

Rabobank maakte onlangs duidelijk dat varken en kip het in ons land moeilijk gaan krijgen. De honderd hoogleraren die Roos Vonk een feitelijk rammelend stuk over de productie van vlees in Nederland liet ondertekenen, deden dat niet omdat ze het eens waren met al haar ‘feiten’, maar om een signaal af te geven. Stembepalend niet-boeren Nederland is definitief om. Dit land wil niet meer dat het voor 5 en meer Nederlanden onder de prijs aan eten maakt en met de shit blijft zitten. Daarom tekenden de hoogleraren. Verzet op détails heeft geen zin.

In plantaardig is de situatie minder scherp maar niet wezenlijk anders. Nederland wil weer natuur, geen monocultuur en landschapsvervuiling.
Het idee heeft zich gevestigd dat het land te klein is, de grond te duur en de buren maar voor hun eigen kostje moeten zorgen. Tegen die achtergrond, begint Rabobank zich te realiseren dat die grote Nederlandse boeren- en tuindersportefeuille razendsnel risicovol is geworden. In de kapitaalintensieve maar asset-arme tuinbouw heeft de bank bovendien kunnen ervaren hoe onverbiddelijk markten werken als niemand ze reguleert. Boeren met land mogen dan een beter onderpand hebben, maar zijn naar winstcapaciteit en risico nauwelijks kredietwaardiger. Die gedachte is aan het doordingen.

‘Scherpe analyse, maar wat kán ik er als individuele boer mee met?’, vroeg varkensboerin Annechien ten Have. ‘Je levert aan iemand die de stap naar de consument doet.’ Gelijk heeft ze. De boer produceert, zo goed en goedkoop mogelijk, en volgens de normen. Als het product klaar is, moet van het erf en hoop je dat de marktprijs niet al te gek laag is. Dát is standaard grootboerenmarketing.

Meneer de Boer is goed in de P van Product en het snijden in productiekosten. Die van Promotie, Prijs en Plaats zijn nooit zijn ding geweest. En nou moet hij opeens met zijn lean & mean productiebedrijfje de allrounder Unilever inhalen, met zijn alleen al honderden professionals in marketing? De individuele boer is wel wijzer en ploegt daarom maar voort.

Hij weet niet waar hij heen moet en krijgt daarom de kans niet om partners te zoeken voor de drie andere P’s. Het platform ontbreekt. Herman Kemper, Willem & Drees tot Gijs, Marqt en VersDirect zijn nog te klein, piep of niche om te overtuigen. Wie zal het redden?
Er zijn robuuste niet-niche voorbeelden nodig. Er is nu een Rondeel, maar waar zijn de Varkansen-stallen? Er wordt gedroomd van Agroparken en het Nieuwe Gemengd Bedrijf. Wie zet ze op, samen met publiek, en hoe gaan ze hun marketing organiseren? Niemand die het weet; het zweeft. Waar is die nieuwe Beemster met een geweldige rauwmelkse kaas voor de export? Er zijn nieuwe technologieën voor de verwerking van vers. Er is een groeiende behoefte onder het publiek aan inzicht in het wie, wat, waar en hoe achter een product. Spring erin.

De supers zijn kwetsbaar in hun sterk op vers als margemaker leunende businessmodel. Dat is een kans voor een nieuw kanaal dat een nieuwe dynamiek in vers kan brengen, zonder de ballast van ‘houdbaar’ dat ook de super nekt. Faciliteer het en elimineer de bottlenecks.

Het is de hoogste tijd voor een door bank, koepels en overheid gefinancierd open innovatiebeleid dat gericht is op het laten ontstaan en faciliteren nieuwe combinaties samen met het ongeïnformeerde maar zeer geïnteresseerde publiek, om zo te zorgen voor nieuw ondernemerschap in food. Als we begrijpen dat zo’n experiment moet, hebben we het kantelpunt te pakken.


Fotocredits: Bernat Casero
Dit artikel afdrukken