De Nederlandse veehouderij is volgens de Commissie "een wereldspeler van betekenis". De sector levert, zegt de Commissie, "mede door een sterke exportpositie, een belangrijke bijdrage aan onze economie en werkgelegenheid en is internationaal toonaangevend waar het gaat om innovatiekracht en het ontwikkelen van nieuwe kennis." Tegelijkertijd zou de economische positie van een "grote groep veehouders" flink onder druk staan vanwege onder meer "lage (wereld)marktprijzen voor hun producten." Bovendien veroorzaakt de sector forse milieudruk en risico’s voor de gezondheid van mensen en het welzijn van dieren.

De noodzakelijke versnelling van de verduurzaming van de veehouderij is alleen mogelijk indien er krachtige regie, maatwerk en passende financiering komt. Dat stelt de Commissie onder voorzitterschap van SER-kroonlid Ed Nijpels in een advies.

Incompleet en onvoldoende onderbouwd
Het advies blijkt geschreven vanuit de wens om milieu- en sociale problemen op te lossen waar de primaire sector in Nederland mee kampt. Het gaat uit van de gedachte dat de rest van de wereld op Nederlandse innovaties wacht. Commercieel heeft het echter weinig basis. Naar schatting kan op dit moment hooguit 20% van de Nederlandse intensieve dierhouders concurrerend produceren voor de wereldmarkt. In Nederlandse niches kan - zo hebben ketenpartners het afgelopen jaar een aantal malen in de pers laten weten - wellicht 5-10% een toekomst vinden. Omringende Europese landen kampen - bij iets lagere kostprijzen - eveneens met veehouderijcrises die ze op willen lossen door lokaal aanbod voor te laten gaan. Dit betekent voor exporterende Nederlandse dierhouders dat circa driekwart geen toekomst meer heeft. Dergelijke analyses zijn, zelfs basaal, in het rapport niet terug te vinden en maken de conclusie verre van compleet en onvoldoende onderbouwd.

Niettemin aarzelt de Commissie niet twee centrale aanbevelingen te doen:
1. Het kabinet benoemt, in afstemming met betrokken partijen, een regisseur duurzame veehouderij die alle partijen binnen de veehouderijsectoren en –ketens aanspreekt op de voortgang van verduurzaming, aanbevelingen doet voor bijstelling van beleid, waar nodig tussentijdse interventies pleegt en sectorbrede initiatieven coördineert. Deze regisseur rapporteert jaarlijks over de voortgang aan de betrokken partijen en het kabinet, die de rapportage aan de Kamer stuurt. Hij is onpartijdig en onafhankelijk, wordt ondersteund door een kleine staf en consulteert een kerngroep met vertegenwoordigers van de sectorale regiegroepen, representanten van de voorhoede van het transitiedenken, de retail en maatschappelijke organisaties. Bovendien beschikt hij over een substantieel budget om waar nodig initiatieven in gang te zetten en voor gedegen monitoring door een onafhankelijke
instantie.
2. Elk van de veehouderijsectoren (pluimvee, melkvee, vleeskalveren en varkens) geeft invulling aan een krachtige regiefunctie, door versterking van een bestaand regieorgaan of door instelling van een nieuwe regiegroep, die voor die sector de transitiedoelen en transitiepaden definieert, bestaande initiatieven versterkt, nieuwe initiatieven in gang zet en verantwoordelijken benoemt. In deze regiegroep dient minimaal een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven, de nationale en provinciale overheid en de banken deel te nemen en iemand uit de voorhoede van het transitiedenken.
Voor de versnelling van de verduurzaming van de Nederlandse veehouderij is krachtige coördinatie een voorwaarde. De sectorale regiegroepen en de centrale regisseur werken hierin nauw samen.

De commissie doet voor de uitvoering van de versnelling een aantal aanbevelingen. De commissie realiseert zich dat sommige van deze aanbevelingen tot maatschappelijke discussie zullen leiden en op weerstand kunnen stuiten, maar zij acht de maatregelen noodzakelijk voor het realiseren van een vitale, duurzame en maatschappelijk geaccepteerde veehouderij.


Het gehele rapport is te downloaden.

Te verwachten valt dat het vooral voor veel verwarring en irritatie onder boeren, slachters, handel, verwerkers en detailhandel zal zorgen, terwijl wereldontwikkelingen domweg economisch zullen bepalen hoe de Nederlandse veehouderij zich herstructureert
Duur Nederlands product
Voor commercieel en in termen van cijfers denkende lezers wekt het advies bevreemding. Nederland exporteert verreweg het grootste deel van zijn dierlijke productie. De Commissie wil de sociale en milieuproblemen - die door een decennialange nadruk op kostprijsverlaging zijn ontstaan en die geleid hebben tot grote productievolumes - bestrijden met 'transitiedenkers' die de hele keten op sleeptouw moeten nemen. De commissie stelt financieringen voor om de 'gehele keten' 'versneld' te 'verduurzamen'. Wat die woorden betekenen en welke rendementseisen de ontvangende bewindsman, staatssecretaris Van Dam (EZ), zich moet voorstellen bij die eisen blijft volledig onduidelijk. Niettemin is het zeer waarschijnlijk dat de sector fors moet krimpen omdat het buitenland niet zit te wachten op te duur Nederlands dierlijk product. Daar kunnen ook 'transitiedenkers' bij buitenlandse afnemers geen verandering in brengen. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat voornamelijk financiering nodig is om overtollige productiecapaciteit af te schrijven en boeren te helpen stoppen.

Geen serieus uitgangspunt voor beleid
Het rapport van de Commissie rept daar met geen woord over en geeft daarmee blijk van commerciële wereldvreemdheid. Opvallend is dat de Commissie voorstelt het teveel aan mest in Nederland te verwerken in verder kostprijsverhogende mestverwerkers. Logischer zou afbouw van het overschot aan dieren zijn, zodat de verwerkingskosten voor mest niet ook nog eens bij de kostprijs hoeven te worden opgeteld en Nederlands product toch nog exportwaardig blijft.
Internationaal is het inmiddels zeker dat de VS en Brazilië zullen inzetten op de export van - aanmerkelijk goedkoper en ecologischer te produceren - varkens naar Azië. Dat zal de toegang van de duur producerende Nederlandse varkenssector tot wereldmarkt sterk belemmeren. Aanzienlijk minder, maar veel grotere boeren met minder dieren in totaal zullen mestcapaciteit vrijspelen voor de melkveehouderij.
Het feit dat de Commissie met geen woord rept over dergelijke ontwikkelingen is bijna onbegrijpelijk voor een rapport dat als serieus uitgangspunt voor beleid en daaraan gekoppeld ondernemend handelen bedoeld is. Te verwachten valt dat het vooral voor veel verwarring en irritatie onder boeren, slachters, handel, verwerkers en detailhandel zal zorgen, terwijl ontwikkelingen op de wereldmarkt domweg economisch zullen bepalen hoe de Nederlandse veehouderij zich herstructureert.

Update 16:23 uur. Direct na publicatie van dit stuk reageerden twee kenners van de praktische vraagstukken in de Nederlandse dierhouderij






Opvallend is het advies van de Commissie om Ruud Huirne, Rabobanks hoogstverantwoordelijke directeur voor kredietverlening aan de landbouw, als ministerieel vertegenwoordiger te benoemen in de zogeheten artikel 43 Commissie die Nijpels voorstelt. Gegeven de te verwachten afbouw van de Nederlandse veehouderij en het zeer omvangrijke marktaandeel van Rabobank in de kredietverlening aan de primaire sector, kan Huirne gemakkelijk in ethische problemen komen bij de herstructurering van de sector. Het zou dan ook goed zijn om het gevoel dat varkenshouder Elly Michiels onmiddellijk signaleerde serieus te nemen. Het is ongewenst dat de schijn van belangenverstrengeling ontstaat in de fase van marktaanpassing die de bestaande Nederlandse dierhouderij-industrie de komende jaren pijnlijk gaat doormaken.
Dit artikel afdrukken