Inspirerend leiderschap is erg schaars tegenwoordig….

Toegevoegde waarde(n)
Wanneer je een landbouwvoorman of -vrouw tegenwoordig vraagt waar de sector voor staat, krijg je een wollig verhaal over “People, Planet en Profit” of “Cradle to Cradle”. Al laat je hem of haar een half uur aan het woord, de essentie komt niet eens meer in het verhaal voor. In essentie is de toegevoegde waarde van de intensieve veehouderij dat van veevoer, met behulp van dieren, kwalitatief goed en lekker voedsel wordt geproduceerd zoals melk, eieren en vlees. Want veevoer is niet lekker voor mensen, in tegenstelling tot wat Milieudefensie ons al jaren probeert wijs te maken. Met name in Nederland bestaat een groot deel van het veevoer uit reststromen uit de levensmiddelenindustrie aangevuld met een deel sojaschroot. Hier speelt de intensieve veehouderij een belangrijke rol in de recycling van deze reststromen: het varken en de kip zijn kringloopdieren bij uitstek. De maatschappij vraagt daarbij terecht om extra toegevoegde waarden, zoals een beter leefmilieu, een beter dierenwelzijn en garanties voor de volksgezondheid en voedselzekerheid.
Op dit moment beschikken we over de mogelijkheden om de milieubelasting van de intensieve productie tot een minimum te beperken én is het mogelijk om de kwaliteit van leven voor de dieren en omwonenden verder te verbeteren. Daarnaast kunnen we door terugwinning van energie en mineralen de kringloop verder sluitend maken. Daarvoor moeten we blijven investeren in kennis, onderlinge samenwerking en nieuwe combinaties van bedrijven. Het is belangrijk om nú in te stappen en te blijven innoveren, zodat uiteindelijk de gewenste duurzame voedselproductie bereikt wordt. We zijn er nog niet, maar nu afhaken betekend een groot verlies aan kennis en kansen. Niet alleen voor de Nederlandse boeren, maar ook voor de toeleverende industrie en de kennisvragers in de rest van de wereld.

Niet extensiveren!
Wat we niet moeten doen, is het extensiveren van de landbouw. De wereldwijde vraag naar kwalitatief goed voedsel neemt de komende jaren enorm toe. De Wereld Voedsel Organisatie FAO ziet geen alternatief voor intensieve productie.
We hebben met elkaar veel te verliezen. De Nederlandse landbouw heeft jaren als voorbeeld voor de rest van de wereld gediend en ook nu nog komen veel buitenlandse bedrijven en overheden hier de kennis halen. We hebben die kennisvoorsprong nog in altijd in handen, helaas komt van de toepassing binnen ons eigen land te weinig terecht door bureaucratie en weerstand tegen de toepassing van nieuwe technologieën in de voedselproductie.

Transitie door innovatie
Innovatie gaat altijd ten koste van het gangbare, leerde ik onlangs van Paul Kersten (Alterra WUR). De weerstand tegen de vernieuwing komt dus niet van de burgers alleen, ook de vertegenwoordigers van de bestaande sector hebben moeite om voor vernieuwing te kiezen. Het grootste deel van de achterban is daar immers niet mee bezig. Het stimuleren van innovaties kunnen we dus niet aan de sectorvertegenwoordigers overlaten. De ondernemers zelf met steun van de overheid zullen hier het voortouw moeten nemen. Het is daarom belangrijk dat de overheid snel duidelijke keuzes maakt over de richting waarheen wij gaan met onze voedselproductie.

Tegenstand en weerbaarheid
Al jaren wordt er door een aantal actiegroepen stevig op de intensieve veehouderij ingehakt. Termen als kiloknallers, plofkippen, megastallen en varkensflats zijn gemeengoed geworden en zitten door de regelmatige radiospotjes stevig tussen de oren van de alle Nederlanders geramd: “De intensieve veehouderij hakt het oerwoud om, vervuilt het milieu, maakt de mensen ziek en kwelt de dieren”. Het is daardoor behoorlijk mis met de weerbaarheid van de mensen die werkzaam zijn in de sector. De jarenlange discussie over de intensieve landbouw, heeft de sector murw gebeukt. Er is zelfs bijna geen boer meer te vinden die kan (of durft) uit te leggen wat de toegevoegde waarde van de intensieve veehouderij in Nederland is! Feiten lijken in de discussie helemaal niet meer van belang. Het dieptepunt beleefde ik in de slotminuten van het televisieprogramma “Levy en de slag om ons voedsel” waarin Rudy Rabbinge, hoogleraar Duurzame Ontwikkeling en Voedselveiligheid verzucht “Ik ben gehandicapt, omdat ik kennis van zaken heb”.
Kennis schijnt dus tegenwoordig niet meer te helpen. En nu hebben zelfs de landbouwvoormannen het geloof in de eigen sector verloren en leggen deemoedig het hoofd in de schoot….

Feiten
Feiten spelen ook in de politiek geen enkele rol. Op 1 december 2011 werd in de Tweede Kamer gediscussieerd over de toekomst van de intensieve veehouderij naar aanleiding van uitspraken van minister Bleker over de maximale omvang van bedrijven. De politici deden een wedstrijd wie het meest boze gezicht kon trekken. De term megastal werd vervangen door gigastal en er werd een pleidooi gehouden voor extra wetgeving om de omvang van bedrijven te kunnen beperken.
Met geen woord werd gesproken over de effecten van grotere bedrijven op het dierenwelzijn, Volksgezondheid, het milieu of de efficiëntie van de productie. Algemeen wordt kennelijk aangenomen dat dit allemaal slechter wordt in grotere bedrijven, wat aantoonbaar niet waar is. Het is een groot probleem dat geen van de politici de vinger schijnt te willen branden aan de feiten en het liefst wat om de hete brei heen praat.

Hoger ambitieniveau
De intensieve veehouderij heeft een belangrijke opdracht te vervullen. We moeten inspelen op de maatschappelijke eisen in de breedste zin. Dus betere garanties voor de volksgezondheid én minder milieubelasting én een beter leven voor de dieren én een betere efficiëntie om concurrerend te blijven. Een moeilijke opdracht maar het kan! Daarvoor is een hoger ambitieniveau van de boeren nodig dan alle “one issue” actiegroepen bij elkaar op kunnen brengen. Die enorme stroom van gratuite kritiek die dagelijks op de sector neerdaalt, vraagt om een duurzame reactie. Het begint bij leiderschap, ondernemingszin en inspiratie.

Fotocredits: LTO Nederland
Dit artikel afdrukken