Wat grappig gedaan, dacht ik twee jaar geleden toen ik de poster ergens zag hangen. Ik bestelde hem en hing hem op. Vorige week stond een cliënte een tijdlang te kijken naar mijn posterbanaan. Ik dacht dat de wat flauwe humor haar ook niet ontging, maar vond het lange turen een beetje overdreven. Zo grappig was het nou ook weer niet. Ik opende het gesprek en ik zag haar even naar me kijken terwijl ze nog in diepe trance bij de bananen was. “Ik was vorige maand in Gambia. Daar zagen de bananen er echt bijna zo uit,” zei ze. Mijn mond viel een beetje open.

Ik vermoed dat ik haar wat schaapachtig aankeek. Maakte ze nou een grapje? Mijn kennis over bananen reikte wel zover dat de bananen van nu niet meer de bananen van toen zijn. Ze zijn aangepast, ‘verbeterd’ zo je wilt, minder vatbaar voor ziekten en zo. Hartstikke handig, vind ik als gewichtsconsulent. Je kunt ze het hele jaar door eten. Met hun gemiddelde calorische waarde van 90 en een behoorlijke dosis kalium zijn ze prima voor een gezond snoepmomentje.

Dat West-Afrikaanse bananennieuwtje bracht me toch even mooi van mijn stuk. Ik ben een aanhanger van puur eten. Geen gekke fratsen, gewoon voedzaam en natuurgetrouw voer. Fruit past daar naar mijn mening prima in. Maar toen bleken die mooie, gele, slanke bananen dus de siliconenborsten van de fruitstal te zijn.

Toen ik het verhaal achter de huidige banaan las, ging er ergens vaag een lampje branden. Eigenlijk wist ik het wel, maar het zat diep weggestopt. De voorgangers van alle huidige bananen zijn de wilde ‘Musa acuminata’ en de eveneens wilde bananensoort ‘Musa balbisiana’. Hybridisatie heeft er onder andere voor gezorgd dat we nu tamme banaantjes hebben, waaronder die mooie, gele, slanke. En ze zijn nog bijna allemaal familie van elkaar ook. De bananen die in Nederland verkocht worden zijn van het ras ‘Giant Cavendish’. De banaan van nu is voedzaam maar steriel. Hij kan zichzelf dus niet voortplanten. We eten kloontjes. Niet zo puur en onbewerkt als we denken.

Het wordt er allemaal niet makkelijker op. De autochtone Nederlander kent eigenlijk niets anders dan die Cavendish-kloon en wil waarschijnlijk ook niet anders meer. Als je goed zoekt, schijnen er ook andere soorten te koop te zijn, maar ook die zijn door de jaren heen kriskras gekruist. Anders dan bij siliconenborsten weet ik nu nog steeds niet of ik de huidige banaan – en dus niet alleen de grote Cavendish – nep of echt moet vinden. Ergens knaagt dat een beetje.

De poster heeft zijn langste tijd nu wel gehad.

banaan
Dit artikel afdrukken